Dekker: Nu nog te vroeg voor meerouderschap
Volgens minister Dekker (Rechtsbescherming) wil het kabinet „nu nog niet” regelen dat een kind meer dan twee wettelijke ouders kan hebben, omdat dit onder experts én in de regeringscoalitie omstreden is.
Verder speelt mee dat Nederland met een regeling voor het zogeheten meerouderschap internationaal gezien voor de troepen uit zou lopen, zei de bewindsman vrijdagmiddag na afloop van de ministerraad. In die vergadering stemde het kabinet in met Dekkers plan om aan maximaal vier ouders toe te staan dat zij „deelgezag” krijgen. Daardoor kunnen stiefouders, pleegouders en ouders in een zogeheten regenbooggezin bijvoorbeeld met het betreffende kind naar de huisarts, of cijfers op school opvragen. Ze mogen echter geen knopen doorhakken als in het ziekenhuis de nood aan de man is of andere belangrijke beslissingen nemen.
Gevoelig
In een reactie op belangengroepen die teleurgesteld zijn over het uitblijven van een regeling voor meerouderschap stelt Dekker dat hij die teleurstelling begrijpt, maar ook dat „dit heel gevoelig ligt en heel ingewikkeld is.” De minister wijst op de kinderbescherming en de rechterlijke macht, die beducht zijn voor een toename van ouderlijke ruzies als er meer ouders in het spel zijn. Met alle gevolgen van dien voor het kind.
Dat latere kabinetten met veranderingen in het familierecht verder zullen gaan, sluit Dekker niet uit. Het familierecht volgt immers wat er in de samenleving verandert, zegt Dekker. Al gebeurt dat wel „behoedzaam, stap voor stap, voorzichtig.”
CU-Kamerlid Nico Drost vindt het, schrijft hij op de website van zijn partij, „een goede zaak dat het kabinet geen regeling voor meerouderschap uitwerkt. Dat is een meer realistische benadering dan de positieve reactie van het vorige kabinet op het rapport van de commissie-Wolfsen.”
Draagmoederschap
De CU-fractie is kritisch op dat deel van de kabinetsplannen dat betrekking heeft op draagmoederschap. „Door te kiezen voor een wettelijke regeling voor draagmoederschap verschuift de norm van het biologische ouderschap naar wat „intentioneel ouderschap” wordt genoemd. De wens van de ouders wordt doorslaggevender en het belang van het kind lijkt daaraan ondergeschikt en dat is problematisch”, schrijft Drost.