Hoe nuttig is het om toenadering te zoeken tot brute machthebbers? En als vrienden met hen op de foto te gaan? Dat is heel nuttig – vooral voor die machthebbers zelf. Hoog tijd dat de knuffel tussen de Amerikaanse president Trump en de Noord-Koreaanse Kim Jong-un wordt gevolgd door hard, taai overleg.
In moreel opzicht werden er dit weekend grenzen gepasseerd. Eerst was het koningin Máxima die in de wandelgangen van de G20-top in de Japanse stad Osaka een gesprek aanging met de Saudische kroonprins Mohammed bin Salman. Die wordt ervan verdacht het brein te zijn achter de brute moord op journalist Jamal Khashoggi. Salman zit daarmee in het verdachtenbankje van de internationale gemeenschap, en iedereen die hem –bewust of onbewust– helpt om daar uit te komen, wordt met open armen ontvangen. Over zijn gesprek met de Nederlandse vorstin wijdden de Saudische media dan ook breed uit.
Dat deden maandag ook de Noord-Koreaanse media over de gebeurtenissen van zondag op het Koreaanse schiereiland. In de gedemilitariseerde zone tussen Noord- en Zuid-Korea (DMZ) was zondag immers ook sprake van grensoverschrijdend gedrag, en wel van de Amerikaanse president Trump. Letterlijk ging de president een grens over toen hij de zwaarbewaakte grens overstak en op Noord-Koreaans grondgebied op de foto ging met Kim Jong-un, zijn Noord-Koreaanse ambtgenoot.
Het was ook een morele grens die werd gepasseerd: wie zo joviaal omgaat met iemand als Kim –die bloed aan zijn handen heeft en vervaarlijk met kernwapens dreigt– die moet een goed verhaal hebben om dat gedrag te rechtvaardigen. Voor Trump geldt dat temeer omdat hij zijn relatie met Kim als een „persoonlijke vriendschap” typeert. Tegelijkertijd ging hij er zondag prat op als „eerste zittende president van Amerika” voet op Noord-Koreaanse bodem te hebben gezet. Dat laatste klopt helemaal: geen andere Amerikaanse president vóór hem schudde de hand van Noord-Koreaanse dictators. De reden? Vanwege hun misdadig gedrag zaten die één voor één in de verdachtenbank van de internationale gemeenschap, en dan houd je als president van een democratische rechtsstaat de hand op de rug.
Heeft Trump een goed verhaal om zijn spontane knuffel met Kim te rechtvaardigen? Dat is maar zeer de vraag.
Natuurlijk is het van belang dat er een goede sfeer is tussen regeringsleiders en staatshoofden –en op dat punt hadden zowel Trump („little rocketman”) als Kim („die zot in het Witte Huis”) wel wat goed te maken. Maar als zo’n breed uitgemeten „goede relatie” niet wordt gevolgd door tastbare bewijzen van toenadering, dan wordt zo’n relatie al gauw eerder schadelijk dan vruchtbaar. Dan ben je als Amerikaanse president bezig de leider van een misdadig regime op het schild te heffen. En word je in de Noord-Koreaanse media neergezet als bewonderaar van Kim Jong-un.
Al tientallen jaren is bekend dat toenadering tot Noord-Korea, inclusief het afdwingen van concessies, een zaak van lange adem is. Alleen ingewikkelde, door specialisten gevoerde, taaie onderhandelingen kunnen Noord-Korea tot concessies dwingen. Wie suggereert dat het anders kan, houdt zichzelf voor de gek.