Als transgenders hun verhaal vertellen, vallen er woorden als buitenbeentje, vervreemding, doen alsof. En: „Er is altijd een conflict tussen wat je voelt en wat je van buiten ziet.” Rond het onderwerp leven in de maatschappij –en zeker de laatste jaren– sterke meningen en overtuigingen, en in het midden ervan zit een worstelende medemens.
In de auto op weg naar het interview neem ik de vragen nog een laatste keer in mijn hoofd door. Over een halfuur heb ik een afspraak met twee transgenders, Janna Wels (47) en Kristijan Groeneveld (47). Ik ben met hen in contact gekomen via een gespreksgroep voor christelijke transgenders. Wels is geboren als man, Groeneveld als vrouw. Inmiddels zijn ze beiden in transitie, zoals dat in vaktermen heet. De een slikt sinds kort vrouwelijke hormonen en de ander gebruikt mannelijke hormonen.
Om eerlijk te zijn, weet ik niet wat ik moet verwachten. Ik heb nog nooit eerder met transgenders gesproken. Als ik de straat in rijd en zoek naar het juiste huisnummer, vraag ik me opeens af: moet ik straks nu hij of zij zeggen als ik over hen schrijf? Voor ik de kans krijg over het antwoord na te denken, word ik begroet door Wels. „Hier moet je zijn!”
Mijn automatische piloot is even in de war. Wels is lang en heeft een hoekig gezicht, maar ze heeft lang haar, draagt een rok en heeft een hoge stem. Is dit nu een man of een vrouw? Na een minuut is deze verwarring verdwenen en zie ik haar als een vrouw. De hij/zij-vraag is uit mijn hoofd verdwenen.
Later in het gesprek komen we terug op het vraagstuk hij/zij. Wels en Groeneveld hebben hun geboortegeslacht juridisch laten veranderen, en zijn nu dus voor de wet vrouw en man. Daarom noem ik hen in dit verhaal ook zo. Voor Wels is dit vanzelfsprekend. „Ik voel me een vrouw en ga nu als vrouw door het leven.”
Verschrikking
De twee transgenders voelden zich van jongs af aan al buitenbeentjes; anders dan anderen. Voor Groeneveld was iedere pauze op de basisschool een verschrikking. „Ik was een meisje, maar zo voelde dat niet. Ik wist niet wat voor gedrag er van me verwacht werd. Bij de andere meisjes had ik geen aansluiting omdat ze me te jongensachtig vonden. Maar met de jongens mocht ik nooit meespelen omdat ik een meisje was. De grootste verzuchting van mijn moeder was: Kun je je nou niet wat meer als een meisje gedragen? Ik heb het geprobeerd, maar het was altijd een doen alsof.”
Zijn puberteit noemt hij zelf een verschrikking. „Ik kreeg borsten en ik dacht alleen maar: wat moet ik met die dingen. Iemand anders heeft mijn lijf overgenomen, het is niet meer van mij. Het past niet.”
Wels herkent het gebrek aan aansluiting uit haar eigen jeugd. Ook zij voelde zich vervreemd van haar seksegenoten: de jongens. „Het is zo lastig uit te leggen, maar ik heb nooit enig idee gehad hoe ik me moest gedragen als jongen. Ik snapte het niet. Maar ik probeerde er het beste van te maken door te kijken naar wat andere jongens deden en hun gedrag na te doen. Als puber walgde ik van de veranderingen aan mijn lichaam, maar ik dacht dat iedereen zich zo voelde en dat het erbij hoorde. Ik was ook nog eens heel verlegen, dus ik durfde er met niemand over te praten.”
Hormoonhuishouding
Waar komt dat gevoel vandaan, dat iemand biologisch een man is maar dat zelf niet zo ervaart? Ons geslacht ligt voor de geboorte toch al helemaal vast? Dat klopt. Iemands biologische geslacht wordt al bepaald bij de bevruchting van de eicel. Maar behalve de daarbij horende geslachtsorganen en -kenmerken is er ook de psychische beleving; de identiteit of het gevoel wie je ten diepste bent. Bij transgenders is het biologische geslacht wel duidelijk, maar wijkt het gevoel daarvan af. Dan is er sprake van genderdysforie, zoals de officiële medische aanduiding luidt.
Over de oorzaak hiervan is nog weinig bekend, zegt Martin den Heijer. Hij is hoogleraar endocrinologie bij het Amsterdam UMC, locatie VUmc. Den Heijer behandelt patiënten die een afwijking hebben in de hormoonhuishouding, bijvoorbeeld van de schildklier, bijnier of van de geslachtshormonen. Daarnaast is hij betrokken bij het Kennis- en zorgcentrum genderdysforie, een van de weinige klinieken voor genderzorg in Nederland.
Volgens Den Heijer staat het onderzoek naar de oorzaak van genderdysforie nog in de kinderschoenen. Mogelijk ligt de oorzaak in een verstoorde hormoonhuishouding tijdens de ontwikkeling van een foetus. „Het mannelijke en het vrouwelijke geslachtsorgaan ontstaan uit dezelfde grondstructuur. Onder invloed van hormonen –bij de man testosteron en bij de vrouw oestrogeen– ontwikkelen de geslachtsorganen zich een bepaalde kant op. Datzelfde gebeurt in je hersenen”, legt Den Heijer uit. „Bij de meeste mensen ontwikkelen de hersenen en de geslachtsorganen zich in één lijn: als je geslachtsorganen zich vrouwelijk ontwikkelen, doet het brein dat ook. We denken dat bij genderdysforie deze samenhang verloren is gegaan, waardoor iemand wrijving voelt tussen zijn identiteit en de uiterlijke geslachtskenmerken.”
Automatische piloot
De endocrinoloog is sinds 2012 betrokken bij het Kennis- en zorgcentrum genderdysforie. Daarvoor had hij nooit eerder te maken gehad met genderzorg. Toch had Den Heijer, lid van de Christelijke Gereformeerde Kerken, niet het gevoel dat hij deze zorg moest afwijzen. „Juist vanuit mijn pastorale ervaring als ouderling heb ik meer en meer geleerd om allereerst naar mensen te luisteren, zonder een oordeel uit te spreken. Ik was onder de indruk van de verhalen die ik hoorde van mensen die al jarenlang worstelen met het gevoel niet in hun lichaam thuis te horen.”
Ook Den Heijer had in het begin soms last van verwarring als er een transgender tegenover hem zat. „Als mens zien we in een seconde of we te maken hebben met een man of een vrouw. Ik merk –dat zal iedereen hebben– dat ik automatisch anders reageer op een man dan op een vrouw. Je maakt onbewust andere grapjes en zegt andere dingen. Maar als je een man-vrouwtransgender voor je hebt die heel mannelijke kenmerken heeft maar een jurk draagt, dan merk je dat je automatische piloot in de war is. Dat voelt soms onbehaaglijk. Nu heb ik daar geen last meer van, maar dat gevoel is heel begrijpelijk als je nooit eerder met een transgender te maken hebt gehad.”
Kliniek
De behandeling bij het centrum voor genderdysforie bestaat uit drie fases. Eerst volgt de cliënt een serie gesprekken met een psycholoog. Desgewenst volgt een hormonale behandeling en tot slot eventueel een operatie. Ongeveer 50 procent van de mensen kiest ervoor om het volledige traject te volgen.
Het aantal aanmeldingen bij de kliniek verviervoudigde in de afgelopen tien jaar. In 2008 werden er 200 personen behandeld door het genderteam, in 2017 waren dat er meer dan 800. De laatste vijf jaar verdubbelde het aantal mensen in behandeling. Er staan nu 1300 mensen op de wachtlijst en iedere maand komen er daar zo’n 100 bij.
De explosieve groei roept vragen op. Hoe kan het dat het aantal aanmeldingen zo is toegenomen? Heeft dat te maken met de toenemende media-aandacht? Is er een maatschappelijke verschuiving gaande, waardoor het meer geaccepteerd is om met deze gevoelens naar buiten te komen?
Den Heijer denkt dat het te maken heeft met een combinatie van beide factoren. „Vroeger liepen mensen alleen rond met hun gevoel en wisten ze niet dat er ook anderen waren die met dezelfde gevoelens worstelden. Tegenwoordig lees je veel over transgenders in het nieuws, waardoor het makkelijker is om er kennis over te krijgen.”
Blikseminslag
Kristijan Groeneveld kwam voor het eerst in aanraking met het begrip transgender toen hij een paar jaar geleden het televisieprogramma Hij is een Zij zag. „Dat ervoer ik als een blikseminslag in mijn leven. Ik herkende alle gevoelens waar de geïnterviewden mee worstelden. Eindelijk wist ik wat er met me aan de hand was.” Hij meldde zich aan bij een landelijke gespreksgroep voor transgenders en kreeg eind 2016 een doorverwijzing naar een kliniek in Groningen. Inmiddels gebruikt hij hormonen. Groeneveld vertelde al vrij snel aan zijn omgeving dat hij transgender was. Niemand reageerde echt verrast. „Het opvallende is dat ik van bijna iedereen hoorde dat het man-zijn beter bij me past. Ik kan begrijpen dat anderen het vreemd vinden dat ik in transitie ben gegaan, maar voor mij brengt de beslissing veel rust.”
Hij was nog het meest zenuwachtig voor de reactie van de kerk. Groeneveld is lid van een evangelische gemeente. „Ik vroeg me af: hoe gaan ze op mijn onthulling reageren? Mag ik nog wel komen? Maar ik kreeg heel fijne reacties. Men accepteerde mij. En ik heb goede gesprekken gevoerd met pastoraal medewerkers.”
Strijd
Bij Janna Wels duurde het acceptatieproces een stuk langer. Ze weet al bijna tien jaar dat ze transgender is, maar het heeft jaren geduurd voor ze dat aan mensen om haar heen durfde te vertellen. „Ik was getrouwd en had vier kinderen. Ik dacht: ik ga er niet aan toegeven. Ik weet dat het mijn zwakke punt is, maar ik ga 100 procent mijn best doen om een man te zijn.” Dat lukte niet. De gevoelens waren te sterk. „Ik heb er lang genoeg tegen gevochten. Maar het zat zo diep in me. Op een gegeven moment dacht ik: dit is een verloren strijd.”
Wels vertelt aan haar vrouw dat ze transgender is. De boodschap heeft verstrekkende gevolgen: het huwelijk overleeft het niet. „Voor mijn vrouw vielen er een hoop puzzelstukjes op hun plaats. Maar ze was met een man getrouwd, niet met een vrouw. Uiteindelijk is het op een scheiding uitgelopen.”
Dat is nu vier jaar geleden. Met het oog op haar omgeving koos Wels ervoor om langzaamaan te doen. Ze is sinds de zomer van 2018 als vrouw gaan leven en heeft inmiddels ook haar naam veranderd. „Al noemen de kinderen me nog steeds papa.”
Wels heeft veel nagedacht over haar keuze in combinatie met het geloof. „Ik had veel vragen. Kan ik wel iets met mijn gevoelens doen? Heeft God me zo gemaakt? Mag ik iets aan mezelf veranderen? Maar in mijn leven kwamen er vanuit het niets mensen op mijn pad die me gesteund hebben. Daar zag ik Gods leiding in. Het is niet mijn garantie dat God het goed vindt wat ik doe, maar ik heb zo veel hulp ervaren, ook binnen de kerk, dat ik ervan overtuigd ben dat God daarachter zit.”
Op dit moment weet ze nog niet zeker of ze uiteindelijk voor een geslachtsveranderende operatie zal kiezen, al denkt ze van wel. Zo’n operatie is ingrijpend. En definitief. „Christelijke mensen trekken hier vaak de grens. Ik begrijp dat uitgangspunt. Maar aan de andere kant denk ik: ik leef als vrouw en juridisch ben ik een vrouw, maar ik kom nog steeds iedere keer als ik naar het toilet moet iets tegen wat me terug sleurt naar het man-zijn. Dat vind ik moeilijk.”
Geloof
Niet elke transgender maakt de keuze om in transitie te gaan. Een paar weken na mijn gesprek met Janna Wels en Kristijan Groeneveld heb ik afgesproken met de 27-jarige Merel Breevaart.* Uit principe heeft ze besloten niets met haar gevoelens te doen.
Breevaart groeide op in een niet-gelovig gezin. Haar jeugd was moeizaam. Ze voelde zich niet thuis in haar lichaam, worstelde met een eetstoornis en had last van depressiviteit. Rond haar achttiende hoorde ze over genderdysforie. Ook bij haar vallen er dan puzzelstukjes op hun plek. Ze meldde zich aan bij het gendercentrum van het Amsterdam UMC, voerde een tijdlang gesprekken met de psychologen van de kliniek en begon daarna met het slikken van hormonen. In die periode kwam ze in aanraking met het geloof. „Een vriendin vroeg of ik een keer meeging naar de kerk. Dat heb ik gedaan omdat ik er emotioneel een beetje doorheen zat in die periode. Ik voelde me meteen thuis in de kerk. Er was daar een rust die ik nergens anders vond.”
Breevaart bleef naar de kerk gaan en begon met een studie godsdienst pastoraal werk aan de Christelijke Hogeschool Ede. In die tijd ging ze als man door het leven. Maar ze twijfelde over haar keuze. „Ik heb in die periode veel gepraat met de schoolpastor, Nico van der Voet. Die gesprekken hebben me aan het denken gezet. Tegenwoordig willen we als mensen zelf alles bepalen over allerlei dingen. Ik wilde zelf mijn geslacht bepalen. Maar die keuze is niet aan mij, maar aan God. Ook al voel ik me vanbinnen man, dat geeft me nog niet het recht om aan mijn lichaam te sleutelen.”
Ze besloot om te stoppen met het slikken van hormonen en het behandeltraject bij de kliniek af te breken. „Tijdens het traject was ik gelukkiger dan daarvoor. Maar uiteindelijk lost een transitie het probleem niet op. Er is nog steeds een conflict tussen wat je voelt en wat je van buiten ziet. Ook al verander je er nog zo veel aan, je wordt nooit volledig man.”
Nu leeft Breevaart al een paar jaar weer als vrouw. In 2018 is ze getrouwd. „Dat had ik niet verwacht. Ik dacht dat ik de rest van mijn leven alleen zou blijven.” Met haar man voert ze veel gesprekken over haar gevoelens. Want die zijn niet weg. „Zo werkt dat niet. Af en toe heb ik het heel zwaar. Niet vanwege mijn keuze om als vrouw te leven, want daar sta ik 100 procent achter. Maar het gevoel dat ik in het verkeerde lichaam zit, blijft. Gelukkig heb ik er niet meer dagelijks last van. Het wordt makkelijker om ermee om te gaan.”
Ze heeft geen contact meer met lotgenoten, omdat er vaak negatief tegen het besluit om niet in transitie te gaan wordt aangekeken. „Mijn gevoelens zijn niet weg, dus ze snappen niet waarom ik er niets mee doe. Andersom snap ik hun keuze heel goed. Ze denken: er is geen andere uitweg. Maar nu geloof ik dat er wel een andere uitweg is.”
Breevaart heeft veel steun aan haar geloof. „Zonder God had ik het nooit gekund. Als ik leef zoals God dat van mij vraagt, kan ik erop vertrouwen dat Hij mij daarbij helpt. Dat stelt me gerust, want uit mezelf kan ik het niet.”
Haar familie begrijpt haar keuze niet zo goed. „Al merken ze wel dat ik nu rustiger en gelukkiger ben dan eerst. Nu zien ze dat het een goede beslissing is geweest.”
Breevaart adviseert mensen die ook worstelen met transgenderisme en daar principiële vragen bij hebben: bid veel. „Ik vraag mijn gelovige vrienden of ze ook voor mij willen bidden. En ik praat er veel over met mensen in mijn omgeving. Er rust nog een groot taboe op het transgender zijn. Dat vind ik jammer. Je mag er best over praten dat je die gevoelens hebt, dat hoeft niet meteen raar te zijn. Juist door openheid en een vertrouwelijke sfeer te creëren, voorkom je dat mensen alleen met hun gevoelens moeten worstelen.”
Harde toon
Dat er nog veel onwetendheid is over transgenderisme, daar zijn alle geïnterviewden het over eens. Martin den Heijer verbaast zich soms over de harde toon in de media en het feit dat sommige mensen gelijk met een oordeel klaarstaan. „Hun toon verraadt dat ze nooit met iemand hebben gesproken die met deze gevoelens worstelt. Mijn beroep als dokter leert me om mensen barmhartig in de ogen te kijken. Ik spreek mensen met moeilijke verhalen. Ze moeten keuzes maken waar veel pijn bij komt kijken. Dat doen ze nooit zomaar. Er wordt nogal eens voorbijgegaan aan de nood van transgenders. Natuurlijk mag iedereen zijn mening erover hebben, maar bedenk steeds dat er een medemens tegenover je zit. Je hoeft niet altijd gelijk met een oordeel klaar te staan.”
Janna Wels begrijpt de weerstand tegen het onderwerp wel. „Niet iedereen hoeft het eens te zijn met mijn keuze om in transitie te gaan. Ik claim ruimte voor mezelf, maar dat betekent dat ik ook anderen de ruimte moet geven die moeite hebben met deze stap. Dat laatste geluid mis ik nogal eens in het debat.” Als voorbeeld noemt ze de ophef die is ontstaan rond de Nashvilleverklaring. „Ik ben het niet met de stellingen eens, maar tegelijkertijd ben ik geschrokken van de hetze die tegen de verklaring ontstond. De protesterende menigte deed precies hetzelfde als wat ze de opstellers van de verklaring verweten.”
Wels pleit voor open communicatie over het onderwerp. Iedereen die een gesprek wil beginnen, is welkom. Ook als hij of zij het niet met haar eens is. „Ik heb meer moeite met mensen die niets tegen me zeggen en me ontwijken, dan met mensen die tegen me zeggen dat ze het geen goede keuze vinden. Laatst had ik een gesprek met een kennis die tegen me zei: Bijbels gezien maak je de verkeerde keuze. Ik denk dat je de verkeerde weg op gaat en ik wil je een andere weg tonen. Ook al kwamen we er niet uit, het is een van de mooiste gesprekken die ik ooit met iemand heb gehad.”
*Merel Breevaart is een gefingeerde naam. Haar echte naam is bij de redactie bekend.
Transgenderisme in het licht van de Bijbel
Ook in de kerk kunnen transgenders zitten. Hoe in het pastoraat om te gaan met mensen die deze gevoelens hebben? Twee predikanten vertellen. „Er zit een geweldige innerlijke worsteling achter.”
Beide predikanten kwamen in de jaren 80 voor het eerst met transgenders in aanraking. Er was toen weinig over genderdysforie bekend. Inmiddels is dat anders. Toch is er nog vaak sprake van onwetendheid en onbegrip in kerkelijke gemeenten. „Je merkt dat mensen ongemakkelijk worden van het onderwerp en in hun schulp kruipen”, zegt ds. H. H. Klomp. De emeritus predikant van de Christelijke Gereformeerde Kerken is jarenlang betrokken geweest bij de Christelijke Werkgroep Transseksualiteit. Hij begeleidt nog regelmatig een aantal transgenders via de telefoon.
Ds. Klomp merkt dat mensen soms snel met een oordeel klaarstaan en transgenders hard confronteren op een verkeerde manier. „Daarmee zeg ik niet: je moet het meteen goed vinden. Maar er moet in ieder geval ruimte in de kerk zijn voor de verhalen van transgenders. Je kunt iemand niet veroordelen op grond van de problematiek die hij aangeeft. Het is een identiteitsprobleem, dat grijpt diep in. Het heeft met je hele zijn te maken. Ik praat al zo lang met transgenders, en ik kan nog steeds niet begrijpen dat je zo’n hekel aan je eigen lichaam kunt hebben.”
Ook ds. A. Schreuder, predikant van de gereformeerde gemeente te Beekbergen, pleit in de eerste plaats voor een luisterend oor. De predikant bracht onlangs samen met ds. B. Labee en ds. C. Van Ruitenburg het boekje ”Bijbels licht op seksuele diversiteit, toegespitst op homoseksualiteit, transgenderisme en genderneutraliteit” uit.
In de uitgave komt naar voren hoe de kerk vanuit Schrift en belijdenis met deze onderwerpen om zou moeten gaan. „Als een transgender met zijn verhaal naar buiten komt, doet dat veel met de omgeving. In eerste instantie kan zo’n boodschap vervreemdend werken. Maar dat betekent niet dat je de nood van transgenders moet negeren. Daar zit een geweldige innerlijke worsteling achter. De gevoelens zijn niet van de ene op de andere dag ontstaan; daar loopt iemand al lang mee. Het is al een grote stap om die gevoelens naar buiten te brengen, dan heb je allereerst iemand nodig die naar je verhaal wil luisteren.”
Scheppingsorde
Het is belangrijk om de gevoelens van een transgender niet te ontkennen. Maar hoe moet je vervolgens met zijn of haar verhaal omgaan? Wat is de Bijbelse lijn bij deze problematiek? Kan en mag iemand die genderdysforie heeft in transitie gaan en een geslachtsveranderende operatie ondergaan?
In de Schrift staan geen teksten die specifiek handelen over transgenderisme. „De Bijbel is geen receptenboek waarin voor iedere vraag in deze tijd direct een antwoord staat”, zegt ds. Schreuder. „Toch heeft de Bijbel als gezaghebbend Woord van God altijd het eerste en laatste woord over hoe we ons leven naar Gods geboden in moeten richten. Daarvoor is het nodig naar de algemene Bijbelse lijn te kijken.”
De predikant wijst op de scheppingsorde. „De mens bepaalt niet zelf zijn geslacht. Het ligt verankerd in de schepping dat God ons mannelijk of vrouwelijk heeft geschapen. Als iemand nee zegt tegen zijn geboortegeslacht, dan geeft dat een enorme worsteling. Dan kom je bij de gebrokenheid van de schepping uit. Maar daarmee is de scheppingsorde niet uitgewist. Mag de geslachtsbeleving zo groot zijn dat je het hele lichaam op die beleving aanpast? Volgens mij ga je dan een grens over waar de Bijbel ons oproept voor te blijven staan.”
Ook ds. Klomp is van mening dat geslachtsverandering niet de Bijbelse weg is. Doorslaggevend is voor hem wat in Genesis 1 staat over de mens als beeld Gods. „Het accent ligt, ook na de zondeval, op het innerlijk van de mens in relatie tot God. Transformatie is te veel eer voor het uiterlijk. Het gaat erom innerlijk in het reine te komen met de Heere. Dan verandert het lichaam niet, maar kan er geestelijk wel balsem in de wond vloeien.”
In zijn functie als voorzitter van de Christelijke Werkgroep Transseksualiteit heeft de christelijke gereformeerde predikant tientallen transgenders begeleid. Hij sprak mensen die teleurgesteld waren over het hele proces. „Uit onderzoek van het Centraal Planbureau, wel een wat ouder onderzoek overigens, blijkt dat de helft van de transgenders achteraf spijt heeft van een geslachtsveranderende operatie. Dat gegeven herken ik uit de gesprekken in de praktijk. Mensen verwachten dat alles opgelost is als ze zich laten transformeren van man tot vrouw of van vrouw tot man. Maar vaak brengt het niet wat ze ervan verwachtten. In feite zijn ze in een ander isolement terechtgekomen.”
Identiteit
De worsteling van transgenders mag niet ontkend worden, zegt ds. Schreuder. „Als iemand naar Gods geboden wil leven en daarom ervoor kiest om geen operatie te ondergaan, dan heeft hij wel pijn en strijd. Tegelijk zal hij ervaren dat God in die worsteling vrede en kracht kan geven om het kruis te dragen.”
De predikant merkt dat die Bijbelse lijn in de praktijk snel wordt uitgelegd als hard, of niet menselijk. „In onze samenleving staat geslachtsbeleving gelijk aan identiteit. Als je iemands geslachtsbeleving ontkent, ontken je automatisch iemand als persoon. Daar ben ik het absoluut niet mee eens. Je kunt iemand in zijn waarde laten als persoon, maar niet achter het uitleven van iemands gerichtheid staan.”
Is dat niet gemakkelijk praten voor iemand die zelf niet met deze gevoelens worstelt? „Klopt, dat is zo. Die vraag hoor je vaak. Maar ik vind het geen goed argument. Het is voor niemand die een kruis meedraagt in het leven gemakkelijk om te buigen onder wat God van ons vraagt.”
De predikant heeft moeite met de stelling dat je ergens geen mening over mag hebben als je de gevoelens zelf niet hebt. „Dan vergeten we dat we allemaal als mensen moeten buigen voor Gods Woord. Als iemand mij dwingt om de keuze voor een geslachtsveranderende operatie te accepteren, dan zeg ik: je legt mij een norm op die ik voor God niet kan verantwoorden.”
De discussie leidt niet altijd tot een eenduidig antwoord. „Je kunt niet net zolang blijven doorpraten tot je het op dat gevoelige terrein met elkaar eens wordt. In de menselijke verhoudingen is het heel moeilijk om daar een weg in te vinden. Aan de ene kant moeten we elkaars gevoelens respecteren, maar aan de andere kant moeten we ook de normen, zoals God die van ons vraagt, handhaven.”
Wat is een transgender?
Iemand is transgender als hij of zij een ander geslacht ervaart dan zijn biologische geslacht. Iemand met mannelijke geslachtskenmerken voelt zich vrouw, of andersom. Lichamelijk is aan zo’n man niets vrouwelijks, ook niet in zijn hormonen, cellen of chromosomen. Toch beleeft hij zichzelf als vrouw. Volgens schattingen van het Rutgers Kenniscentrum voor seksualiteit is 1,3 procent van de mannen en 0,9 procent van de vrouwen transgender.