Wetgeving alleen blijkt niet voldoende om vrouwenbesnijdenis in Afrika uit te bannen. De weerstand tegen afschaffing blijkt hardnekkig. En de bevolkingsaanwas dreigt nu ook roet in het eten te gooien.
Fatou Nyang (42) moet een jaar of 5 geweest zijn. Haar moeder heeft ze niet gekend, die stierf toen Fatou een baby van nog geen jaar was. Het was haar grootmoeder die Fatou op een dag naar de bush bracht. Haar vader mocht het niet weten, dat was wel een beetje raar. Maar Fatou stond er niet te lang bij stil. Ze was blij, want ze kreeg mooie kleren aan en haar haar werd gekapt.
Eenmaal aangekomen in de bush bij haar woonplaats Tujereng in Zuid-Gambia bleek dat ze niet het enige feestelijk aangeklede kind was. Meer dan twintig meisjes waren daar met hun moeders, tantes en grootmoeders. De jongsten waren net als Fatou rond de 5, anderen waren 10 of 15 jaar. Er werd muziek gemaakt, gedanst, er was lekker eten en „iedereen geeft je geld”, zo herinnert Fatou Nyang zich met een glimlach – wat wil je nog meer?
Toch heeft ze geen aangename herinnering aan de feestelijke bijeenkomst. Want Nyang en de andere meisjes waren naar de bush gebracht voor een besnijdenisceremonie. En toen een van de oudere vrouwen het mes ter hand nam en overging tot de besnijding van Nyang, was het afgelopen met de blijdschap. „Ik voelde veel pijn”, zegt ze. „Ik moest huilen.”
Volgens de Verenigde Naties zijn meer dan 200 miljoen vrouwen en meisjes het slachtoffer van besnijdenis of vrouwelijke genitale verminking. Daarbij worden de schaamlippen, de clitoris, of allebei geheel of gedeeltelijk weggesneden. De mate van verminking varieert per land en etnische groep. In de extreemste gevallen wordt de vulva na de besnijdenis dichtgenaaid, op een kleine opening na voor urine en menstruatie. Om geslachtsverkeer mogelijk te maken, moet het slachtoffer opnieuw opengesneden worden. Gewoonlijk gebeurt dat op de dag van het huwelijk. Het is een extreem pijnlijke en bloedige ervaring.
Vrouwenbesnijdenis is internationaal erkend als een schending van de mensenrechten. Diverse verdragen verbieden de praktijk. De slachtoffers ervan ondervinden vaak levenslang ernstige gevolgen: fysiek, psychologisch en in hun seksuele leven. In de meeste betrokken landen is het internationale verbod op vrouwelijke genitale verminking inmiddels ook opgenomen in de nationale wetgeving.
Wijdverbreid
Desondanks is vrouwenbesnijdenis wijdverbreid in dertig landen, de meeste in Afrika. In Somalië, Guinee, Djibouti en Sierra Leone zijn ten minste negen van de tien vrouwen besneden. Wat meisjes onder de 15 betreft, is Gambia koploper. Procentueel zijn nergens ter wereld zo veel kinderen het slachtoffer van vrouwelijke genitale verminking als in dit West-Afrikaanse land van 2 miljoen inwoners. Volgens Unicef is ruim de helft (56 procent) van de jonge meisjes besneden.
Nyima Jaiteh (37) is een van hen. Net als haar vriendin Fatou werd ook zij voor het besnijdenisritueel meegenomen naar de bush. Ze kan het zich niet herinneren, want Jaiteh was toen een baby van amper een halfjaar. Twee weken bleven ze daar voor de feestelijke ceremonie, een grote groep meisjes en vrouwen, onder wie haar moeder en grootmoeder.
„Mijn moeder vertelde me alles over de besnijdenis. Ze dacht dat het goed was”, zegt Jaiteh. Iedereen in haar familie dacht er net zo over. Onder de Mandinka’s, de stam waartoe haar familie behoort, worden bijna alle meisjes besneden.
Fatou Nyang en Nyima Jaiteh hebben geluk gehad. „Bij mij hebben ze maar een klein beetje weggesneden”, zegt Jaiteh. „Ik heb er geen lichamelijke of geestelijke problemen aan overgehouden.” Ook bij Nyang was de ingreep beperkt en heeft ze er naar eigen zeggen geen blijvende gevolgen van ondervonden. Behalve dan de traumatische herinnering aan de pijn van het scheermes. Ouders gebruiken die pijnlijke ervaring om onwillige dochters in het gareel te krijgen, vertelt Jaiteh. „Gedraag je of we brengen je terug naar de bush!” krijgen Gambiaanse meisjes dan te horen.
Levenslange celstraf
Driekwart van de vrouwen van 15 tot 49 jaar in Gambia is slachtoffer van vrouwelijke genitale verminking. Daarmee staat het land op de tiende plaats van landen waar vrouwenbesnijdenis het meest voorkomt. Eind 2015 nam het Gambiaanse parlement voor het eerst een wet aan die deze praktijk verbiedt. Er staan flinke straffen op: drie jaar cel en een boete van 50.000 dalasi (900 euro), een vermogen voor Gambiaanse begrippen. Als het slachtoffer aan de besnijdenis overlijdt, wat niet zelden voorkomt, kan de dader zelfs levenslange celstraf krijgen.
Artsen noemen de wet een belangrijke stap vooruit. Zes andere landen in Afrika zijn echter nog niet zo ver. In Tsjaad, Liberia, Mali, Sierra Leone, Somalië en Sudan bestaat geen enkele wettelijke beperking en is vrouwenbesnijdenis dus volstrekt legaal. Maar hoe noodzakelijk ook, door wetgeving alleen is vrouwelijke genitale verminking niet uit te bannen.
Een verbod heeft echter ook ongewenste gevolgen, leert de ervaring in Gambia. Besnijdenissen vinden nu in het geheim plaats, zeggen Nyang en Jaiteh. De grote ceremonies in de bush zijn verleden tijd. En in plaats van de grootmoeders die tot voor kort hun kleindochters besneden, zijn het nu steeds vaker onervaren beunhazen die bereid zijn om de illegale klus te doen tegen betaling van 200 of 300 dalasi (4 tot 6 euro).
Nyima Jaiteh werkt als groepstrainer bij Wassu, een organisatie met vestigingen in Serrekunda en Barcelona die vrouwenverminking wil bestrijden door middel van kennis en voorlichting. Jaiteh wijst vrouwen op de gevaren en problemen die besnijdenis met zich meebrengt. „Besneden vrouwen en hun baby’s lopen een verhoogd risico tijdens de bevalling”, zegt ze. „Soms zijn er complicaties of sterft de baby zelfs als gevolg van de besnijdenis.” Het probleem is dat deze werkelijkheid vaak ontkend wordt in gemeenschappen waar besnijdenis gemeengoed is. De gezondheidsproblemen worden dan aan andere oorzaken toegeschreven.
Rol van religie
Over de rol van religie bestaan nogal wat misverstanden. „Sommigen zeggen dat het in de Koran staat dat vrouwen besneden moet worden”, zegt Jaiteh, wier vader een imam is. „Maar dat is een fabeltje.” In dit verband is het opmerkelijk dat in 2010 een dertigtal imams in het West-Afrikaanse Mauritanië een fatwa uitvaardigde die vrouwelijke genitale verminking verbood. Daar staat tegenover dat er in het noorden van Afrika een radicale stroming van de islam in opmars is die de ”puurheid” van de besneden vrouw predikt.
Toch komt vrouwenbesnijdenis ook voor in sommige christelijke en animistische gemeenschappen, zij het in mindere mate. Ook daar heerst het idee dat niet-besneden vrouwen niet ”rein” zijn. Maar misschien nog meer dan religie is de etnische groep een bepalende factor. Zo zijn er stammen die nooit besnijden, zoals de Wolofs en de Serers. En omgekeerd zijn er stammen die bijna altijd besnijden, zoals de Mandinka’s, de Jola’s en de Fula’s.
Bij gemengde huwelijken kan dat een conflict geven, zoals in het geval van Nyangs ouders. Haar vader was een Serer, en hij wilde absoluut niet dat Fatou besneden zou worden. Daarom werd ze door de familie van haar moeder, behorend tot de Jolastam, buiten medeweten van haar vader naar de bush gebracht voor de besnijdenis. „Mijn vader was erg boos”, zegt Fatou Nyang. „Toen hij erachter kwam dat ze mij meegenomen hadden naar de bush, was het al te laat. En hij wist ook niet precies waar wij waren, want ze doen het op een geheime plek.”
Bevolkingsaanwas
Langzamerhand lijkt er sprake van een mentaliteitsverandering. Volgens Unicef is vrouwenbesnijdenis sinds 2010 met 4 procentpunt teruggedrongen. Maar dat kan in de ogen van de VN-organisatie geen reden zijn om stil te zitten. De bevolkingsaanwas in de betrokken landen is zo groot dat het absolute aantal verminkte meisjes en vrouwen alleen maar is toegenomen.