Christenen hebben baat bij biecht
Juist vandaag zijn er veilige ruimtes nodig waar zondaren eerlijk kunnen zijn, zonder er ongenadig van langs te krijgen. De pijn die het lijden van gezichtsverlies meebrengt, weegt niet op tegen de geestelijke bevrijding die erop volgt.
Onze huidige tijd kenmerkt zich door nadrukkelijke aandacht voor het uiterlijk. Op sociale media presenteer je je van je mooiste en sterkste kant. In het publieke leven telt wat je doet, meer dan wie je bent. Het gevaar is daarom levensgroot dat deze aandacht voor het uiterlijk een schaamlap is voor een leeg en hol innerlijk. Waarom zou je waarachtig zijn? Het wordt ons gemakkelijk gemaakt om onze verborgen misère, onze worstelingen, nood en schuld te overcompenseren door een vlucht in het verwerven van status en aanzien. Ondertussen wordt de pijn van een gekweld geweten en een belast leven verdoofd. Met alle kwalijke gevolgen vandien.
Terecht breekt Wim de Kloe daarom een lans voor de biecht in de rubriek Welbeschouwd (RD 12-1). Hij stelt op basis van een van de geschriften van Maarten Luther, ”De Babylonische gevangenschap van de kerk” (1520), vóór om de biecht meteen in te voeren in onze traditie. In het spoor van zijn bijdrage trek ik graag enkele lijnen door.
Spannende vraag
Het is een spannende vraag in hoeverre de biecht functioneert in de christelijke gemeente. De reformatoren Calvijn en Luther hebben destijds terecht protest aangetekend tegen het sacramentele en verplichtende karakter ervan. Toch zagen zij het heilzame karakter van biechten ín en spraken zij er waarderende woorden over. Want misbruik heft het goede gebruik niet op.
Calvijn en Luther legden ieder voor zich wel andere accenten. Waar volgens Calvijn de pastor de eerst aangewezene is om de biecht te horen, is Luthers nadruk op het priesterschap van alle gelovigen reden om te stellen dat iedere christen een biecht kan aanhoren.
In het spoor van de Reformatie hoeven wij de biecht dus niet opnieuw in te voeren. Wel moet het stof van „een verwaarloosd onderdeel der herderlijke zielszorg” geblazen worden, om de titel van een precies 100 jaar geleden uitgegeven boekje over de biecht van dr. J. H. Gunning J. Hz. (1858-1940) te gebruiken.
Profetenmantel
Pastores mogen hierin een voorbeeldige rol vervullen door te investeren in profetische prediking en priesterlijk pastoraat. Profetische prediking blijft niet steken in algemene omschrijvingen van zonde als ”onvermogen” of ”falen”, maar durft concrete zonden aan de kaak te stellen.
Concentratie op schuld en zonde is geen doel in zichzelf. Profetische prediking is door de kracht van de Heilige Geest een probaat middel om de deuren en grendels van ons hart te verbreken. Deze confronterende prediking is niet bedoeld om ons met de rug tegen de muur te zetten, maar om tot overgave te bewegen. Er wordt op aangedrongen eindelijk eens eerlijk te worden, voor God en tegenover de naaste.
Onder een profetenmantel klopt idealiter een priesterlijk hart. De bewogenheid van Christus klinkt door in het aanwijzen van zonden. Priesterlijk pastoraat heeft oog voor zonden én wonden en leidt gewonde zielen tot de bevrijding die in Christus werkelijkheid is. „Een mens heeft immers een priester nodig” (J. Koopmans). Priesterlijk pastoraat ontvangt zondaren in de naam van Christus en biedt een uitgestoken hand om alles wat geheim en verborgen is tevoorschijn te brengen en voor Gods aangezicht te brengen.
Veilige ruimte
Juist vandaag zijn er plaatsen, veilige ruimtes, nodig, waar zondaren eerlijk kunnen zijn, zonder er ongenadig van langs te krijgen. Er lopen zoveel mensen rond met lasten, waar niet of nooit over gesproken wordt. Waar profetische prediking hand in hand gaat met priesterlijk pastoraat kan een veilige sfeer ontstaan, waar verbroken en verslagen harten ruimte vinden om hun nood uit te spreken. Voor God en voor de ander. Vergeving is iets wat plaatsvindt tussen God en de enkeling. Toch kan de bemiddeling van een andere christen zeer welkom zijn. Zowel in het luisteren naar de nood van de ander als in het vertolken van de ruimte in Gods vergeving.
Toen Dietrich Bonhoeffer binnen de gemeenschap van Finkenwalde de biecht weer invoerde, deed hij dat niet om een nieuwe wet aan de studenten van het seminarie op te leggen. Hij zag de biecht daarentegen als een aanbod van goddelijke hulp voor de zondaar en maakte er zelf ook gebruik van door bij één van zijn studenten te biechten.
In een tijd als de onze, waarin mensen lijden aan het verlies van aandacht voor de binnenkant van het leven, kan het een verademing zijn te weten dat we in de gemeente geen stand hoeven op te houden. Waar profetische prediking gehoord en priesterlijk pastoraat bedreven wordt, ontstaat er ruimte voor biechten.
Als mensen niet biechten, kan dat aan henzelf liggen. Het lijkt mij echter terecht de vraag te stellen: Zijn er genoeg geopende oren en geopende harten om de biecht van een ander aan te horen? Is de gemeente een vrijplaats waar bij deze en gene bekentenissen kunnen worden afgelegd, zonder veroordeeld te worden?
Welbevinden
Ten slotte: Een herleving van aandacht voor de biecht zou zowel psychologisch als theologisch terecht zijn. De psychologische rechtvaardiging van de biecht bestaat hierin dat zij een bijzondere opluchting geeft. De taboesfeer wordt doorbroken en het geweten verlicht. Eerlijk worden heeft zijn weerslag op psychisch en lichamelijk welbevinden. Zo laat Psalm 32 zien hoe Davids eerlijkheid psychosomatische klachten laat verdwijnen. De innerlijke spanning neemt af, omdat de last gedeeld werd met een ander.
Niet minder belangrijk is de theologische rechtvaardiging van de biecht. Schuld belijden en zonden biechten houden meer in dan een horizontale ontlading. In de biecht mag een doorbraak naar het kruis plaatsvinden. Wie zijn misdaden belijdt, levert zichzelf uit aan de ander en verlaat daarmee „de laatste burcht der zelfrechtvaardiging” (Bonhoeffer). Niets is moeilijker dan de zonden te belijden tegenover een ander. David heeft zijn zonden beleden voor God, maar hij belijdt ze ook voor Nathan. Daarmee lijdt hij direct gezichtsverlies. De façade wordt weggenomen.
De pijn ervan weegt echter niet op tegen de geestelijke bevrijding die erop volgt. In de ander treedt Christus mij tegemoet en wil God blijdschap en vreugde doen horen (Ps. 51:10). Gemoedsbezwaarden vinden op deze wijze rust bij het kruis. „Want Christus is het, Dien wij in de ontmoeting met God ontmoeten. Hij, Die den last zwaarder dan de wereld reeds gedragen hééft. In Hem weten wij, dat God in den hemel Zich verheugt over onze belijdenis” (J. Koopmans).
De auteur is hersteld hervormd predikant van de Victorkerk in Apeldoorn.