Uren wandelt ze door de natuur. In een lunchroom strijkt ze vervolgens neer achter haar laptop. Om te schrijven. Negen jaar werkte Liesbeth Goedbloed aan haar debuutroman ”Broeder Ezel”. Een verhaal over schuld en boetedoening.
Fauré staat op: het ”Pie Jesu” uit zijn requiem. De kleine woonkamer in het Zuid-Hollandse Oud-Beijerland is snel gevuld. „Op deze muziek heb ik mijn roman geschreven”, vertelt Goedbloed (37) aan haar houten tafel. In het raamkozijn staart kat Vivaldi naar het nabijgelegen tankstation.
Uw roman gaat over Anna, die worstelt met een schuld uit het verleden en daarvoor boete wil doen. Hoe bent u tot dit thema gekomen?
„Schuld is een groot thema binnen het geloof waarmee ik ben opgegroeid. Ik ben geboren in Maassluis, opgegroeid in Vlaardingen en Bodegraven, we gingen naar de Gereformeerde Gemeenten. In de kerk ging het vaak over schuld: je bent zondig, maar het is ook zonde om te denken dat je daar iets aan kunt doen. Typisch reformatorisch. In dat schaakmat heb ik jarenlang vastgezeten.
Daarom vind ik het interessant om te onderzoeken hoe mensen met schuld omgaan. Tegelijk is dit een roman over een raar gezin, waarin Anna als de oudste dochter ongewoon veel verantwoordelijkheid krijgt opgelegd. Mijn boek gaat ook over machtsstructuren die mensen vormen.”
Wat hebben machtsstructuren volgens u met het geloof te maken?
„Het geloof is een manier waarop mensen hun leven ordenen. God is het zwaartepunt waar al onze gedachten omheen cirkelen. Het structureert ons leven, maakt er poëzie van. Dat zie je heel mooi aan het kerkelijk jaar: dat is een rondgang – geen lege tijd die verstrijkt.
Ook het gezin is een systeem. Iedereen heeft er zijn eigen rol. Hoe minder goed een gezin functioneert, hoe verder de rollen per persoon uiteenliggen. Een combinatie van geloof en gezinsstructuur kan heel krachtig zijn en dus gevaarlijk worden.”
Hoe komt dat gevaar terug in uw roman?
„Mijn hoofdpersoon Anna is een gevoelig meisje. Ze wordt geraakt door de sfeer in het gezin, waarin zij een groot deel van de verantwoordelijkheid krijgt. En ze wordt ook geraakt door de kerk waarin het ook over schuld en verantwoordelijkheid gaat. Omdat ze niet tegen haar rol opgewassen is, wordt Anna een soort onheilsbode: ze legt de ongezonde machtsstructuren in het gezin bloot.”
U heeft uw roman de titel ”Broeder Ezel” gegeven. Waarom?
„Dat is een citaat van Franciscus van Assisi. Hij duidde zijn lichaam aan met „broeder ezel.” Volgens Assisi zat het lichaam in de weg bij de verlossing. Maar ik denk dat iemands geest hem ook in de weg kan zitten. De ezel is een aards dier dat iemand bij de grond kan houden.”
De ezel neemt in het verhaal steeds mythischer vormen aan. Wat wil dit zeggen?
„Ik heb altijd iets met ezels gehad. Op een gegeven moment neemt de ezel de leiding van Anna over. Ze moet zich overgeven en toevertrouwen aan de leiding van het dier. Ik denk dat vertrouwen ook in het geloof belangrijk is.
Omdat ik negen jaar aan de roman schreef, werden de personages vanzelf personen voor me. Ik gaf me aan het schrijfproces over en daarmee groeide de ezel.
Ik ben een mythisch denker. Liever maak ik een raadsel groter dan dat ik het ontrafel. Als ik schrijf, typ ik blind. Wat ik uiteindelijk op papier heb staan, komt eerder uit mijn buik, dan uit mijn hersens. Ook een vorm van overgave. Soms weet ik zelf niet eens meer wat ik heb geschreven.”
„Het ligt natuurlijk aan mij, het ligt altijd aan mij, want aan jou kan het niet liggen”, zegt Anna in de roman tegen God. Kunt u zich voorstellen dat reformatorische lezers haar monologen tegen God als oneerbiedig ervaren?
„Binnen de reformatorische wereld wordt geleerd om eerbied te hebben voor God. Je moet het „met God eens worden”, zeiden ze vroeger. Anna is juist heel opstandig. En die opstandigheid zal ongetwijfeld botsen met de overtuiging van reformatorische lezers.
Maar ik geloof dat God een echte relatie met mensen wil. Daar horen onze emoties bij. In de psalmen bijvoorbeeld zie ik ongecensureerde emoties. Die ruimte neem ik in mijn roman ook. Ik geloof dat een mens heel boos mag zijn op God. Waarom zou alleen Job dat mogen?”
Toch zullen veel reformatorische lezers dit als spotten ervaren.
„Ik heb inderdaad van iemand uit mijn omgeving gehoord dat ze mijn roman lastig te volgen vond. Ze zei: „Ik kan dit alleen maar als spotten opvatten, al weet ik zeker dat je het zo niet bedoelt.”
Ik heb met grote stappen afstand genomen van het reformatorische denken uit mijn jeugd. Dat zie je vast terug in dit boek.”
In hoeverre staat Anna’s leven symbool voor dat van u?
„Anna lijkt op mij. Ze heeft bijvoorbeeld net als ik een grote fantasie. Tegelijk is ze heel anders. Zij kan dingen waar ik zelf slecht in ben. Heel hard aan de noodrem trekken, bijvoorbeeld. Zo redt ze zichzelf tijdig uit de maalstroom van haar eigen negatieve gedachten.
Ik had gewild dat ik dat kon: dat soort negatieve gedachten ombuigen. Nee, ik denk dat de roman een stuk minder leuk was geweest als ik helemaal mijn eigen gedachtewereld aan zou hebben gehouden.”
Voor wie heeft u deze roman geschreven?
„Ik ben ooit samen met een vriend naar een kerkdienst van de Gereformeerde Gemeenten in Nederland geweest. Wat me daar raakte, waren de witte snoetjes van de kinderen en de huilende mannen in de ouderlingenbank. Al die mensen die zo naar de genade verlangen en er toch niet bij kunnen of durven – dat vind ik moeilijk om aan te zien. Voor zulke kinderen heb ik mijn roman geschreven.
Tegelijk schreef ik ”Broeder Ezel” voor mezelf. Zo’n soort boek had ik zelf willen lezen toen ik 25 was.”
„Dit is geen afrekenboek, maar een boek dat vooral wil laten zien hoe een geloof eruitziet”, schreef een recensent. Heeft hij gelijk?
„Mijn roman beschrijft allereerst het geloofsleven van Anna. Na het schrijven heb ik enorme twijfels gehad. Wat heb ik gedaan? Wie gaat dit begrijpen? Maar ik vind dat reformatorische mensen ook realistisch naar hun eigen wereld moeten kijken. Zelfrelativering is op zijn plek. Mijn roman is een aanklacht tegen de strenggelovige wereld, maar een afrekening – nee. Ik geloof ook niet dat dat zou werken.”
U schrijft gedichten, columns voor het Nederlands Dagblad en hebt meegewerkt aan Psalmen voor Nu. Waarin verschilt het schrijven van een roman hiervan?
„In mijn columns probeer ik een positief tegenwicht te bieden aan de ellende die vaak in de rest van de krant staat. In die columns kies ik voor een positief perspectief. Als dichter bij Psalmen voor Nu was ik vooral dienstbaar bezig. Dat was bovendien echt teamwerk.
In mijn roman zit ik achter de muur van de fictie. Daardoor kan ik veiliger kwetsbare dingen aan de orde stellen. Ik schrijf over mijn personages.
Tegelijk zit er een grens aan hoe veilig je bent als schrijver. Het schrijven van deze roman maakt me zichtbaar. Mensen kenden me al wel, maar nu neem ik stelling.”
Smaakt het schrijven van een roman naar meer?
„Ik vind het erg plezierig om verhalen te schrijven. Met poëzie valt geen geld te verdienen, met romans is daar meer kans op.
Een roman schrijven vind ik persoonlijk wel lastiger dan een gedicht schrijven. Ik heb in die negen jaar een nieuw vak moeten leren.”
Liesbeth Goedbloed
Liesbeth Goedbloed wordt in 1981 geboren in een gezin in het Zuid-Hollandse Maassluis en groeit op in Vlaardingen en Bodegraven. Na de middelbare school gaat ze taal- en cultuurstudies studeren aan de Universiteit van Utrecht.
Goedbloed is als columnist werkzaam voor het Nederlands Dagblad. Als dichter verleende ze onder meer haar medewerking aan het interkerkelijke project Psalmen voor Nu. Daarnaast publiceert ze haar poëzie in christelijk-literair tijdschrift Liter en in het Nederlands Dagblad.
Ze werkte in het verleden mee aan diverse pastorale uitgaven, onder meer een dagboek voor vrouwen.
Een dag in de week werkt ze als winkelmedewerker bij een plaatselijke supermarkt. Ook is ze werkzaam als vertaler van romans.
Goedbloed is moeder van een jongen en een meisje en woont in Oud-Beijerland. Ze is verbonden aan de Oud-Katholieke Kerk.
”Broeder Ezel” is haar romandebuut.
Broeder Ezel
In Broeder Ezel trekt de jonge vrouw Anna samen met een ezel de Italiaanse bergen in. Ze heeft een missie: een traumatische gebeurtenis uit het verleden voor eens en altijd afsluiten. Anna is bereid tot het uiterste te gaan om de spoken uit haar verleden het zwijgen op te leggen. Haar pelgrimstocht heeft maar één doel: er moet een offer gebracht worden, bloed vloeien. Maar gedurende de reis neemt de ezel steeds meer de leiding. Hij bepaalt waar Anna heen moet. Dat levert een merkwaardige tocht op vol vertwijfeling, onwil en onmacht. Anna is niet alleen in strijd met zichzelf; haar boosheid richt zich niet minder op God. Want wat was Zijn aandeel in het drama uit haar kindertijd? Ze meent in zichzelf alleen maar een ketter te kunnen herkennen. Passages in het heden worden afgewisseld met flashbacks. Anna is daarin terug in haar streng-christelijke jeugd, waar ze in het gezin een immense verantwoordelijkheid kreeg toegespeeld. Ze beleeft het trauma steeds opnieuw. Hoe dichter ze in Italië bij haar einddoel komt –de top van een berg–, hoe diffuser de jeugdherinneringen lijken te worden. Uiteindelijk rijst de vraag wat echt waar is, wie verantwoordelijk is, en –misschien wel de meest urgente vraag– wie uiteindelijk voor de zonde zal moeten boeten.
Boekgegevens
Broeder Ezel, Liesbeth Goedbloed; uitg. Boekencentrum, 192 blz.; € 19,99.