Een groen doekje voor het bloeden
Als je alleen afgaat op de woordkeuze van bedrijven en politici zou je de indruk kunnen krijgen dat de wereld –of in ieder geval Nederland– elke dag een stukje duurzamer wordt. Dat willen we misschien ook wel graag geloven. Maar de werkelijkheid is helaas weerbarstiger.
Woorden als bewust, groen, duurzaam en klimaatneutraal: je komt ze overal tegen. Om het een beetje dicht bij huis te houden: als je een panty koopt, staat er wellicht iets als ”ecocare” of ”blue” op de verpakking. Een fabrikant van bronwater omschrijft de nieuwste serie PET-flessen als duurzaam. Auto’s worden klimaatneutraal genoemd.
Wat die aanprijzingen precies betekenen? De panty’s zijn voor een deel van gerecycled garen of van afgedankte visnetten en ander plastic uit zee gemaakt. De flessen zijn lichter dan eerder en zijn helemaal van ingezameld plastic vervaardigd. En een auto mag klimaatneutraal heten als hij louter op groene stroom rijdt. Hoe lang een panty meegaat, of je überhaupt wel water uit een fles zou moeten drinken en hoeveel energie en grondstoffen er nodig zijn om zo’n auto te maken: daar hebben we het niet over.
Klimaatneutrale kerstkaarten
Wat ze ook precies betekenen: duurzame aanprijzingen lijken dus inmiddels tot een pre geworden. En dat heeft ongetwijfeld te maken met het feit dat een steeds grotere groep mensen er zoetjesaan van overtuigd is dat de manier waarop we leven op den duur niet vol te houden is. Dat we te veel grondstoffen gebruiken. Dat we te veel vervuilen. Dat er iets moet gebeuren.
Denk bijvoorbeeld aan de zogenaamde Earth Footprint Day: de dag van het jaar waarop we wereldwijd volgens een bepaalde methode van rekenen de hoeveelheid grondstoffen die de aarde in een jaar kan voortbrengen al hebben opgebruikt. Dit jaar viel die op 1 augustus. Tien jaar geleden was dat nog op 26 augustus. Steeds vroeger, dus. En dat is geen goed teken.
Als je gevoelig bent (geworden) voor dit soort berichten, geeft het je wellicht een goed gevoel om kerstkaarten te bestellen die op een klimaatneutrale manier zijn bedrukt. Maar wat je je daarbij voor moet stellen? Of om als je naar Maleisië gaat vliegen vrijwillig een bedrag te betalen ter compensatie voor de CO2-uitstoot die met zo’n reis gepaard gaat. Het idee is dat luchtvaartmaatschappijen dat bedrag gebruiken om elders op de wereld bomen aan te planten. Maar of ruim een tientje per ticket daarvoor een reëel bedrag is? En of je door dit soort dingen te doen echt goed bezig bent?
Rana Plaza
Kathrin Hartmann, auteur van ”Groene leugens. Duurzaamheid als verkooptruc” (uitg. Atlas Contact, 2018) maakt er geen geheim van dat zij denkt van niet. Sterker nog: ze heeft grote vragen bij de met de mond beleden milieuvriendelijkheid van bedrijven. Het is –lang verhaal kort– vaak niet meer dan een groen doekje voor het bloeden. ”Greenwashing” noemt ze dat. Terwijl de wereld als geheel er bepaald niet beter van wordt.
Ze wijdt bijvoorbeeld een hoofdstuk aan de kledingindustrie, waar als het om duurzaamheid gaat nog heel wat te winnen valt. Zo wordt een aanzienlijk deel van de gemaakte T-shirts, broeken en jurken nooit verkocht of gedragen, maar simpelweg weggegooid. Denk ook maar aan de brand in Rana Plaza, de textielfabriek in Bangladesh waar bij een brand in 2013 meer dan 1100 arbeiders om het leven kwamen. En waardoor duidelijk werd dat andere mensen de prijs betalen voor de goedkope kleding in onze winkels.
Hartmann windt zich op over het feit dat verschillende kledingmerken tegelijkertijd goede sier proberen te maken door „iets” te doen met plastic dat uit zee wordt opgevist. Bijvoorbeeld door daar sportschoenen van te maken. Of er een jurkenlijn op te baseren. Dat doet het goed in de pr, maar het lost feitelijk niets op. De oceanen worden er niet schoner van – het grootste deel van de plasticvervuiling bestaat uit kleine deeltjes. En het kernprobleem van de mode-industrie wordt ook niet aangepakt.
„Anderzijds is de waarheid simpel en bij iedereen bekend: de vervuiling van de zeeën en de ecologische en sociale ellende in de textielindustrie kan alleen een halt worden toegeroepen door veel minder kleding en plastic te produceren, te consumeren en weg te gooien. Heel veel minder.”
Koffiecupjes
Neem de koffiecupjes van het dure maar populaire merk Nespresso. Omgerekend betaal je zo’n 80 euro voor een kilo gemalen bonen, maar dat terzijde. Sommige mensen zijn zo aan hun Nespresso gehecht dat ze hun eigen apparaat mee op vakantie nemen. Nuchter bezien is het natuurlijk bijzonder verspillend om koffie in eenpersoons cupjes te gebruiken. Helemaal als je bedenkt dat dit verpakkingsmateriaal van aluminium gemaakt wordt. Daar heeft Nespresso wat op bedacht: de cupjes worden na gebruik weer ingezameld en hergebruikt. Het streven is dat dit in 2020 met alle gebruikte cupjes gebeurt. Al ligt de verantwoordelijkheid voor de uitvoering daarvoor bij de consument. „Duurzaamheid staat centraal bij alles wat we doen”, staat hierover op de Nespresso-site te lezen. „Was het ecologisch en sociaal gezien niet veel beter geweest als Nespresso simpelweg niet op de markt gebracht was?” vraagt Hartmann zich af. Daar kun je feitelijk alleen maar ”ja” op zeggen.
Wat sterk is aan het boek is dat de auteur –die ook een documentaire over hetzelfde onderwerp maakte, ”The Green Lie”– voor een deel op grond van haar eigen waarnemingen schrijft. Ze sprak met arbeiders op een palmolieplantage. Ze zag met eigen ogen de grote hompen teer die nog dagelijks bij de kust van het Amerikaanse Louisiana aanspoelen als gevolg van het booreiland Deepwater Horizon dat in 2010 in de Golf van Mexico is ontploft. Ze confronteert je zo met een werkelijkheid die je geregeld een onbehaaglijk gevoel bezorgt. Al is het jammer dat Hartmann niet vrij lijkt van vooringenomenheid: bedrijven kunnen het in haar ogen niet goed doen. Dat maakt haar verhaal –opzettelijk?– ongenuanceerd.
Vergiftigd
Verder is de activistische toon van het boek en het lustig strooien met feitjes en meningen ook wel een beetje irritant. „Zijn we zo naïef dat we geloven dat uitgerekend grote bedrijven die met hun lobbyisten elke vorm van regelgeving dwarsbomen, niets liever willen dan de wereld redden?”
Wat dit soort thema’s betreft, moet ik geregeld denken aan wat ik ooit las over de achttiende-eeuwse Amerikaanse quaker John Woolman. Hij voerde niet alleen actie tegen het voortbestaan van de slavernij, hij koos er ook voor om zich te onthouden van alle producten die mogelijk door slaven waren gemaakt. Dus gebruikte hij geen suiker, rum en molasse. Hij droeg zelfs ongeverfde kleding: hij had ontdekt dat slaven regelmatig vergiftigd werden door het verven van stoffen.
Ingewikkeld
Of producten vermijden iets oplost, is natuurlijk de vraag. En of wij daartoe tegenwoordig nog in staat zouden zijn, is een nog groter punt. Veel van wat we eten, dragen en gebruiken is samengesteld uit allerlei verschillende componenten. Het is als consument feitelijk onmogelijk om de herkomst daarvan uit te zoeken.
Niettemin heb je als mens natuurlijk wel je verantwoordelijkheid. Ik moet denken aan de schok die de brand in Rana Plaza teweeg bracht. Die ramp gaf een inkijkje in hoe de textielindustrie in elkaar zit: onder welke belabberde de mensen er werkten en hoe weinig ze verdienden. Je zou denken dat sindsdien iedereen zich wel twee keer bedenkt voor hij of zij een T-shirt van 4 euro aanschaft. Alhoewel de verkoopprijs ook weer niet alles zegt over arbeidsomstandigheden en loon. Dat is waar. En dat maakt het ook erg ingewikkeld.
De wereld is verslingerd aan palmolie
Etiketten lezen is soms een nogal ontnuchterende bezigheid. Dat de inhoud van een potje chocoladepasta met hazelnoten hoofdzakelijk uit suiker bestaat valt niet mee, maar is ook weer niet onlogisch. Maar dat er verder vooral palmolie in dit broodbeleg zit, daar kijk je dan toch wel weer van op.
De wereld is verslingerd aan palmolie. De olie wordt verwerkt in biobrandstof, en zit in 60 procent van de levensmiddelen. Denk aan producten als ijs, chocolade, kant-en-klaarmaaltijden, koekjes, pindakaas en margarine. Als je frituurolie of slaolie koopt zit daar vaak ook palmolie in. Het is een goedkoop ingrediënt. Maar het is niet gezond omdat het percentage verzadigd vet relatief hoog is.
Ook in cosmetica wordt vaak een afgeleide van palmolie verwerkt. Op het etiket zie je dat meestal niet, omdat het afgeleide product een andere naam heeft. De term palmolie komt er dus niet op voor.
Palmolie wordt gewonnen uit de vrucht van de oliepalm, die op speciaal aangelegde plantages wordt verbouwd. Het voordeel van dit gewas is dat de opbrengst per hectare relatief hoog is. Dat is een verklaring voor de lage prijs, althans voor een deel.
Hartmann wijst er in haar boek op dat arbeiders en boeren die in de palmolieteelt werken heel weinig verdienen, de inkomens zouden „nog lager zijn dan ten tijde van het kolonialisme.”
Er zitten meer discutabele kanten aan de wereldwijde voorliefde voor palmolie. In Maleisië en Indonesië is of wordt bijvoorbeeld op grote schaal regenwoud gekapt of afgebrand voor de aanleg van deze plantages. Er is sprake van landconflicten. En het gebruik van bestrijdingsmiddelen roept vragen op.
Een aantal grote bedrijven en organisaties als het Wereld Natuur Fonds maakt zich al jaren sterk voor een meer duurzame palmoliesector. Daarvoor zijn twee keurmerken in het leven geroepen: Greenpalm en RSPO.
Hartmann heeft er grote vraagtekens bij wat dit in de praktijk voorstelt. Ze beschrijft in haar boek een heimelijk bezoek aan een plantage op Noord-Sumatra die pas een RSPO-keurmerk had gekregen. Ze zag daar vrouwelijke werknemers die voor 3 euro per dag grote hoeveelheden gif over de velden verspreiden, gewoon vanuit een jerrycan op hun rug. Met als gevolg ademhalingsproblemen en huiduitslag. Ze stelt bewijs te hebben voor kinderarbeid op plantages die een keurmerk hebben. En de (illegale) ontbossing gaat gewoon door. „Ik heb vastgesteld dat niemand duurzaam produceert”, zegt Feri Irawans, vertegenwoordiger van een Indonesische organisatie. „De RSPO bestaat alleen om de consumenten in Europa mee te delen dat hier alles volgens de wet gebeurt. En daarom gebeurt hier niets.”
Unilever, een van de grootverbruikers van palmolie, staat daar genuanceerder in. Het bedrijf streeft er naar de zogenaamde palmolieketen „100 procent transparant” te maken. Eerder dit jaar concludeerde het concern dat er, ondanks de vooruitgang die daarbij is geboekt, in de palmolie-industrie inderdaad nog altijd serieuze milieuproblemen en sociale problemen zijn.
Boekgegevens
Groene leugens. Duurzaamheid als verkooptruc, Kathrin Hartmann; uitg. Atlas Contact, 2018; ISBN 9789045037578; 240 blz.; € 19,99.