Ze hebben allemaal hun eigen kleur, de kerken in reformatorisch Nederland. Soms bestaat het verschil uit niet meer dan een schakering, een variant op de hoofdkleur. Onderlinge eenheid is echter ver te zoeken.
Dat kerken die op hetzelfde Bijbelse fundament staan, niet eenduidig zijn in hun uitleg, brengt jonge mensen in verwarring. Ook de manier waarop kerkmensen soms met elkaar omgaan, zorgt voor vraagtekens. Hoe kunnen christenen elkaar vasthouden, te midden van de verdeeldheid?
Een twintiger uit een van de reformatorische kerken ving deze worsteling in woorden en schreef voor het Reformatorisch Dagblad een brief. De naam en gegevens van de briefschrijver zijn bij de redactie bekend. Ds. A. T. Huijser, prof. dr. M. J. de Vries en ds. J. Westerink reageren op de hartenkreet. De keuze voor dit thema is gemaakt in samenspraak met een lezerspanel van twintigers en dertigers.
„Ik ben een twintiger en behoor tot een van de reformatorische kerken. Vanaf mijn kinderjaren ben ik erg betrokken bij de kerk. Dat ik zou twijfelen aan het bestaan van God, was en is vrijwel uitgesloten. Wel kreeg ik –naarmate ik ouder werd– mijn vragen bij de (leer)verschillen binnen de gereformeerde gezindte. Persoonlijk weet ik niet zo goed hoe ik daarmee moet omgaan. Ik zou graag zeker willen weten wat waarheid is, maar iedereen lijkt andere maatstaven te hanteren.
Het is mijn ervaring dat in de gereformeerde gezindte de verschillen tussen kerken en christenen meer nadruk krijgen dan de dingen die ons samenbinden. Het doet me pijn dat hierbij met de vinger naar andere reformatorische kerken wordt gewezen, zo van: „wat daar geleerd wordt, is niet goed, alleen bij ons wordt de ware leer gepreekt” – ook al wordt dat laatste vaak niet met zoveel woorden gezegd. Ik weet hierdoor niet waar ik met mijn geloofsvragen terechtkan.
Om antwoorden te vinden, las ik veel boeken, zowel oudvaders als nieuwere literatuur. Ook sprak ik veel mensen uit verschillende hoeken van het reformatorische spectrum, maar zij gaven verschillende antwoorden op mijn vragen. Het verwart mij dat er zo veel verschillende opvattingen zijn over onderwerpen als de toe-eigening van het heil, of over wanneer je mag aangaan aan het heilig avondmaal. De verschillende kerken baseren allemaal hun theologische gedachtegoed op de Bijbel, terwijl we dezelfde Bijbel hebben. Dat maakt de vragen voor mij alleen maar groter.
Er zijn mensen die zeggen dat je in een toevluchtnemend vertrouwen jezelf geborgen mag weten in Christus, terwijl anderen zeggen dat je niet zomaar mag vertrouwen op Gods beloften maar dat je er door zelfonderzoek en bijzondere geloofservaringen achter moet komen dat het goed is tussen God en je ziel. Ook over het heilig avondmaal bestaan veel verschillende opvattingen. Mag je al aangaan als je een verandering in je leven hebt meegemaakt en als je iets hebt ervaren van de liefde van Christus voor zondaren, als manier om aan te geven dat je het leven buiten jezelf in een Ander zoekt? Of mag je pas aan de tafel plaatsnemen als je volkomen verzekerd bent van Gods genade voor jouw eigen leven?
Verder zijn er de vragen rondom geloofsbeleving: mag je blij zijn in God en daar ook open over getuigen? Of brengt genade je per definitie in de binnenkamer terwijl je alles nog eens goed onderzoekt? Als ik over mijn geloofsleven vertel, voel ik me vaak direct schuldig –of trek ik mijn ervaringen in twijfel– omdat nou eenmaal niemand in mijn omgeving echt verzekerd lijkt van het geloof.
Als ik advies vraag aan mensen (afkomstig uit verschillende kerkverbanden) en ook als ik in boeken op zoek ga naar antwoorden, kom ik vaak uit op tegenstrijdige visies. Soms gebeurt het me dat ik een antwoord denk gevonden te hebben, en dat dit de eerstvolgende zondag in de kerkdienst ontkracht wordt. Dit alles brengt me enorm in verwarring en het komt mijn geloofsleven niet ten goede. Hoe moet ik omgaan met al die verschillen? Met de verdeeldheid in de kerk? Hoe kunnen we, ondanks alle verscheidenheid, toch de verbinding met elkaar zoeken?”
Ds. A. T. Huijser
Predikant van de gereformeerde gemeente in Sliedrecht:
„Tijdens het lezen van de brief kwamen de woorden schrijnend en herkenbaar bij me boven. Wat je ziet is dat de kerk voor deze persoon een doolhof is geworden, in plaats van een veilige haven. Regelmatig spreek ik mensen die dezelfde worsteling kennen. In gesprekken probeer ik erachter te komen waar de pijnpunten liggen. Vervolgens ga je samen een zoektocht aan. Wat kunnen we terugvinden in Gods Woord en wat zeggen de belijdenisgeschriften? In die volgorde. Dat is toch het fundament waarop je staat. Dat het lezen van de Bijbel tot verschillende opvattingen leidt, is inderdaad moeilijk te begrijpen voor veel jongeren. Ik probeer de cirkel klein te trekken. We luisteren niet naar wat anderen zeggen of wat die tien andere denominaties vinden. Maar: wat zijn je vragen en wat zegt de Schrift daarover? Natuurlijk kom je ook op het punt hoe je de Schrift leest. Kijk, de hoofdzaak is: hoe word ik met God verzoend? Maar het valt mij op dat sommige noties die heel Bijbels zijn –aanwijzingen over haardracht bijvoorbeeld– door sommige mensen worden afgedaan als bijzaken, terwijl het nieuwtestamentische gegevens zijn. Als het om Bijbelse dingen gaat, kun je niet echt van bijzaken spreken. In andere kerken hoor je daar nooit over, zegt iemand. Dan zeg ik eerlijk: Dat is dan een manco in die kerk. Evengoed kunnen die manco’s er bij ons zijn. Tijdens catechisatie teken ik weleens een cirkel op het bord, het veld van Schrift en belijdenis. Verkiezing en verantwoordelijkheid liggen aan de uiterste randen, tegenover elkaar. In het midden komen ze samen. Ideaal is dat iedereen op de middenstip staat. Door de eeuwen heen was het zo dat als de kerk tendeerde richting verkiezing, er een tegenbeweging ontstond richting menselijke verantwoordelijkheid. Zo schoven mensen weg van de middenstip. Ze bevonden zich echter nog wel binnen de grenzen van Schrift en belijdenis. Op dat punt van de catechisatieles begin ik over de geschiedenis van ons eigen kerkverband. Veel afgescheiden kerken ontstonden in een tegenreactie. Het gevaar daarbij is dat je aan de andere kant van de boot gaat hangen. Op dat punt probeer ik mezelf en gemeenteleden te corrigeren. Waarbij ik heel goed weet waarom ik predikant in de Gereformeerde Gemeenten ben. Het is me niet om het even.
Als jongeren iets noemen wat hen opvalt aan andere kerken, toetsen we dat aan Schrift en belijdenis. We stellen de vraag wat wij van hen kunnen leren, maar ook waarom we niet doen zoals zij. Ik wil ervoor waken een karikatuur te scheppen. Wij deugen, de rest deugt niet. Des Heeren tempel is deze, daarbuiten is er geen zaligheid. Verder zoek ik de verbinding met kerken en collega’s in Sliedrecht, als een signaal dat we elkaar niet moeten verketteren. Het valt mij op dat we zo’n veroordelende houding aan de jeugd van tegenwoordig steeds minder kunnen verkopen. Zij zoeken niet met een vergrootglas de verschillen op.
Wat ik de briefschrijver en anderen zou willen meegeven, is: ga niet te rade bij je eigen gevoel en wil, hoe begrijpelijk dat ook zou zijn. Zoek binding bij Schrift en belijdenis.”
Prof. dr. M. J. de Vries uit Papendrecht
Lid van het hoofdbestuur van de Gereformeerde Bond in de Protestantse Kerk:
„Ik denk dat veel jongeren met dit probleem worstelen. Velen zullen dit niet zomaar naar voren brengen. Het is mooi dat de briefschrijver het thema bespreekbaar maakt. Ik vind het best lastig om op deze brief in te gaan. Zodra je antwoord geeft, neem je positie in. De stemmen die op de briefschrijver afkomen, beroepen zich allemaal op de Bijbel, maar verschillen desondanks van elkaar. Een zoeker zal het toch van diezelfde bron moeten hebben, moet dus zelf die Schrift in duiken en biddend een oordeel ontwikkelen. Het is niet de vraag welke mening jou het meest ligt, maar welke het meest in overeenstemming is met wat je zelf in de Bijbel leest.
Alleen met de hulp van de Heilige Geest kun je eruit komen. Ik zeg ook: lees de gereformeerde belijdenissen. De Bijbel is niet een keurig geordend dogmatisch boek. Maar er zijn wel degelijk lijnen te trekken en dat is wat de belijdenisgeschriften doen. Wat zijn belangrijke thema’s? Waarover zijn we het eens? De belijdenissen noemen een aantal dingen waarover de Schrift eenduidig is.
Dan nog kunnen er dingen overblijven die verwarring geven. Dan denk ik: laat je niet te gauw van de wijs brengen. Je kunt er helemaal op focussen, op de verschillen. Dan vliegt het je naar de keel. Leef dicht bij de Heere. Ben je bang dat God misschien boos zal worden om een verkeerde mening? De Heere God is heel geduldig met ons. Je hoeft niet op alle vragen een antwoord hebben om een levende relatie met Hem te kunnen onderhouden.
Vragen zoals over deelname aan het heilig avondmaal kunnen heel moeilijk zijn. Maar durf je over te geven aan wat van God is. Als je voelt dat je moet aangaan, dat je niet zonder de Heere Jezus kunt, wees dan niet bang voor wat mensen zeggen en laat je niet tegenhouden door welke dogmatiek dan ook. Je mag het werk van de Heilige Geest in je hart erkennen, erop vertrouwen dat Hij Zelf de weg wijst.
In de eerste christengemeenten verschilden mensen ook al met elkaar van mening. Het hoort bij de gebroken bedeling dat we er samen niet altijd uitkomen, dat zullen we moeten aanvaarden. Tegelijk is het triest als dat zich uit in kerkelijke verdeeldheid. Paulus roept op om geduld met elkaar te hebben, in liefde met elkaar om te gaan.
Een goede ouder zal respect tonen voor een jongere die oprecht zoekend tot een standpunt komt, ook als dat anders is dan de eigen mening. Tenzij het standpunt niet Bijbels is. Dan kan een vader of moeder zeggen: Kom, ik laat je zien waar het wringt met Schrift en belijdenis. De ouder geeft op een geduldige en liefdevolle manier leiding, in het besef dat die er zelf ook naast zou kunnen zitten.
Waar het op aankomt, is dat we uitgaan van elkaars integriteit. Ook is het goed om te zoeken naar mogelijkheden om samen op te trekken en uit te zien naar de dag waarop we allen aan dezelfde avondmaalstafel zullen zitten.”
Ds. J. Westerink uit Urk
Christelijk gereformeerd emeritus predikant:
„Laat ik vooropstellen dat ik het lastig vind om deze brief op een zinvolle manier te beantwoorden. De briefschrijver is –liefdevol bedoeld– een oprechte jongere, maar dan wel één die de neiging heeft om antwoorden te zoeken waar hij ze niet zal vinden, namelijk bij zichzelf en allerlei menselijke opvattingen.
Hij noemt de Bijbel wel, maar de brief geeft de indruk dat hij vooral zoekt in allerlei boeken, en niet in het ene, betrouwbare Woord van God. Ook hoor ik hem met geen woord over de Heidelbergse Catechismus, de Nederlandse Geloofsbelijdenis en de Dordtse Leerregels. Als het over het avondmaal gaat, laat hij zich wel leiden door wat mensen daarover zeggen, maar ik lees geen woord over het avondmaalsformulier, dat op zo’n mooie manier antwoord geeft op de vragen waarmee hij worstelt.
Als beginnende dominee worstelde ik ook met veel vragen. De belijdenisgeschriften hebben mij heel erg geholpen.
Als het gaat over hoofdzaken en bijzaken, dan zou ik vooral willen pleiten voor de vier sola’s van de Reformatie: alleen de Bijbel, alleen genade, alleen geloof en alleen Christus. Daarin kunnen reformatorische christenen uit verschillende kerken elkaar vinden.
Al luisterend naar de vragen en klachten die in de brief naar voren komen, krijg ik geen positief beeld van wat de briefschrijver hoort en niet hoort. Zijn er in zijn omgeving geen mensen te vinden in wie iets van de blijdschap leeft waarvan de Schrift spreekt? Ik denk aan de vele psalmen die zingen van de blijdschap in de Heere en dat bepaald niet oppervlakkig doen. Ook in het Nieuwe Testament lees ik over de blijdschap die het Evangelie met zich meebrengt. De brief aan de Filippenzen getuigt hiervan, terwijl Paulus deze brief nota bene vanuit de gevangenis geschreven heeft. Ontmoet de schrijver in de gemeente geen mensen die jaloers maken door de manier waarop zij juist in moeilijke omstandigheden goed van de Heere spreken?
Ik weet wel dat er kringen zijn die meer waarde hechten aan wat Gods volk leert dan aan wat Gods Woord zegt. Daarvan kan ik alleen maar zeggen wat een professor een eeuw geleden eens zei: „Lees wat er staat en laat staan wat je leest.” Het Woord van God is een lamp voor onze voet en een licht op ons pad, en de gereformeerde belijdenis is een betrouwbare gids bij het verstaan van dat Woord. Bij dat licht kan een mens leven en als het Gods tijd is, ook sterven.
Als er in de Bijbel dingen staan die moeilijk te begrijpen zijn, volg dan een oud advies op, dat iemand eens gaf: Lees de Bijbel zoals je vis eet. Wat je aan graten tegenkomt, leg je zolang aan de kant. Wat je eten kunt, is voorlopig genoeg om van te leven.
Wanneer je zo met Gods Woord en de belijdenis omgaat, ontmoet je mensen die misschien wel tot een andere kerk behoren, maar met wie je toch verbondenheid over kerkmuren heen ervaart en die je doen instemmen met die oude psalm: „Ik ben een vriend, ik ben een metgezel van allen die Uw Naam ootmoedig vrezen.””