Plattegronden van Jacob van Deventer voor het eerst gebundeld in één stedenatlas
De ”vader van de Nederlandse cartografie” wordt hij wel genoemd. Midden zestiende eeuw bracht Jacob van Deventer 226 steden van de Nederlanden in kaart. Zijn stadsplattegronden zijn voor het eerst gebundeld in één stedenatlas.
Of het nu gaat om de kaart van Eindhoven of van Béthune in Noord-Frankrijk, een stadsplattegrond van Jacob van Deventer herken je meteen, zeggen de Nederlandse stadshistoricus Reinout Rutte en de Vlaamse hoogleraar historische cartografie Bram Vannieuwenhuyze. Zij brachten alle stadsplattegronden van de vermaarde cartograaf samen in een monumentaal standaardwerk, ”Stedenatlas Jacob van Deventer”, verrijkt met uitleg en analysekaarten van de stadswording in de Lage Landen.
Rutte (Technische Universiteit Delft) en Vannieuwenhuyze (Universiteit van Amsterdam) zijn onder de indruk van Van Deventers reeks stadsplattegronden. „De cartograaf is er halverwege de zestiende eeuw in geslaagd om minstens 226 steden te bezoeken, op te meten en vervolgens op min of meer uniforme wijze in kaart te brengen, wat in die tijd als een huzarenstukje kon worden beschouwd. Hij moet er enkele decennia bijna continu mee bezig zijn geweest.”
Van Deventer, universitair opgeleid als wiskundige, schetste tussen 1545 en 1575 steden in het huidige Nederland, België, groothertogdom Luxemburg, Noord-Frankrijk en uiterste westen van Duitsland. Voor heel wat plaatsen geldt dat zijn plattegrond de oudste is die bewaard is gebleven.
Filips II
Het staat voor Rutte en Vannieuwenhuijze zo goed als vast dat Van Deventer de kaarten maakte in opdracht van de Spaanse koning Filips II. De Nederlanden waren toen onderdeel van diens wereldrijk. In de stedenatlas staan de plattegronden in de volgorde van de twee atlasvolumes die worden bewaard in de Biblioteca Nacional de Espana in Madrid. Het eerste atlasdeel is zoekgeraakt of verloren gegaan. Daardoor is niet precies bekend welke steden daarin voorkwamen. Wel zijn 36 losse kaarten bewaard gebleven, onder andere van ’s-Hertogenbosch, Bergen op Zoom, Eindhoven en Valkenburg.
Leg een kaart van Van Deventer naast een recente plattegrond of luchtfoto, aldus Vannieuwenhuyze en Rutte, en de overeenkomsten springen in het oog. Vele ruimtelijke structuren en elementen uit de periode van de stadswording –waterlopen, landwegen, stadsversterkingen, havens, pleinen, monumentale gebouwen– zijn en blijven bepalend voor de ruimtelijke structuur van de huidige binnensteden, zo blijkt uit de in de stedenatlas opgenomen vergelijkingen met Google Earth-foto’s.
„In tegenstelling tot het stratenpatroon blijkt bebouwing wel veel minder duurzaam: architectuur uit de tijd van de stadswording is zeldzaam. Gebouwen veranderden in de loop der eeuwen en zijn vervangen. Eigendomsverhoudingen en -grenzen waren daarentegen minder veranderlijk, eenmaal vastgelegde tracés van straten en waterlopen blijven doorgaans eeuwenlang hetzelfde. Voor kleinere steden geldt dikwijls dat de plattegrond nagenoeg ongewijzigd bleef. Daarvan is Elburg een mooi voorbeeld. Maar ook in veel grotere steden en in steden die in de negentiende en twintigste eeuw uitbreidden, zoals Delft of Sneek, vallen de grenzen en het straten- en waterlopenpatroon van de middeleeuwse stad nog goed te herkennen”, schrijven Vannieuwenhuyze en Rutte.
Die grenzen en patronen lijken over het algemeen in Nederland beter behouden dan in België en Noord-Frankrijk. Volgens de twee samenstellers heeft dat te maken met een lange periode van stagnatie en verval in het zuiden, gecombineerd met een vroege industrialisatie vanaf ongeveer 1800, terwijl deze in Nederland pas goed inzette vanaf 1870. „Tijdens die industrialisatie maakten nogal wat Belgische en Noord-Franse steden, bijvoorbeeld Kortrijk of Valenciennes, voor het eerst sinds de vijftiende eeuw weer een grote bloei door. Waterlopen werden gedempt, rivieren werden gekanaliseerd en er waren flinke doorbraken in de binnenstad in samenhang met een rigoureuze omvorming van de vestingwerken en de aanleg van spoorwegen en stations. Die vestingwerken bleven in Nederland over het algemeen goed herkenbaar, ook al werden ze geslecht. Een ingrijpende hertekening van de plattegrond zoals in Rotterdam na het bombardement tijdens de Tweede Wereldoorlog vormt een uitzondering, en zelfs in Rotterdam zijn de twee meest bepalende structuren uit de tijd van de stadswording nog steeds terug te vinden: de Rotteloop en de Maasdijk, tegenwoordig respectievelijk de Binnenrotte en de Hoogstraat.”
Water
De stedenatlas is veel meer dan een bundeling van Van Deventers kaarten. Rutte en Vannieuwenhuyze vergelijken de kaarten onderling, de afgebeelde steden en het verleden met het heden en analyseren zo gelijkenissen en verschillen in stadsopbouw, landschappelijke patronen en ruimtelijke ontwikkeling. Ze groeperen steden met een overeenkomstige ontstaansgeschiedenis en ontwikkeling van de tiende tot de zestiende eeuw.
Zowel geografisch als chronologisch is hun algemene overzicht van de middeleeuwse stadswording in de Lage Landen ruimer dan wat al beschikbaar was. Dat bleef doorgaans beperkt tot de ontstaansperiode en vroege stadsontwikkeling (tot de dertiende eeuw), tot de belangrijkste steden of tot een enkele regio.
De analyses worden uiteindelijk toegespitst op de rol van water in en om de steden. Bij het overgrote deel van de steden in de Lage Landen is de ligging ten opzichte van waterwegen voor het ontstaan en de ontwikkeling cruciaal. Water was beslissend voor de ruimtelijke structuur, voor transportmogelijkheden, voor commerciële en industriële ontwikkeling en voor defensie.
De meeste steden ontstonden aan water: dikwijls aan rivieren van uiteenlopende grootte, soms aan gegraven waterlopen, vaker aan zeearmen of aan de Zuiderzee, zelden aan de Noordzeekust. Aan de hand van voorbeelden laten de samenstellers zien welke invloed water heeft gehad op de stadswording. Zo liggen steden aan grote rivieren aan één oever, zoals Nijmegen, Deventer, Venlo en Kampen, en slingeren middelgrote rivieren door de stad, zoals in Amersfoort en Haarlem. Waar twee rivieren samenkomen, stroomt de ene waterloop vaak dwars door de stad en de tweede erlangs, zoals in Dordrecht en Oudewater.
Klimaatverandering
De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed was sterk betrokken bij de totstandkoming van de stedenatlas. Niet zonder reden. Hij zet zich ervoor in dat erfgoedaspecten als vanzelfsprekend worden meegenomen bij ruimtelijke ordening. „Zeker ook bij het zoeken naar oplossingen voor actuele en te verwachten wateroverlast en droogte, is kennis van de historische stedenbouwkundige structuren en watersystemen onmisbaar”, aldus de dienst. „Analyse van de omgang met water door de eeuwen heen op basis van kaartmateriaal maakt het mogelijk te begrijpen waar en waarom op bepaalde plekken problemen ontstaan. Bij stadsuitbreidingen zijn in het verleden immers vaak oude waterwegen afgesloten of omgeleid zonder de consequenties hiervan goed te overzien. De kaarten van Van Deventer dragen bij aan dit begrip en kunnen als basis dienen om actuele problemen in de steden, veroorzaakt door klimaatverandering, het hoofd te bieden.”
Boekgegevens
”Stedenatlas Jacob van Deventer. 226 stadsplattegronden uit 1545-1575”, Reinout Rutte en Bram Vannieuwenhuyze; uitg. Thoth, Bussum, 2018; ISBN 978 90 77699 17 1; 516 blz.; € 99,50 (na 4 juli € 119,50).