Binnenland
Anne Faber zoeken om niet te willen vinden

Als één familie rouwen haar collega’s om Anne Faber. De jonge, ambitieuze vrouw die niet meer achter haar bureau zit en wier stem niet meer klinkt als je belt. Die confrontatie op het werk maakt het verwerken voor collega’s zwaar, vertelt directeur Cobie de Vos.

Anne Vader
29 December 2017 19:11Gewijzigd op 16 November 2020 12:18
Cobie de Vos, directeur van Het Huis Utrecht, bij een slinger van boomblaadjes in de hal van het pand. De blaadjes herinneren de overleden Anne Faber die bij het huis werkte. beeld Ruben Schipper
Cobie de Vos, directeur van Het Huis Utrecht, bij een slinger van boomblaadjes in de hal van het pand. De blaadjes herinneren de overleden Anne Faber die bij het huis werkte. beeld Ruben Schipper

Zaterdag 30 september. De Vos maakt met vriendinnen een wandeling op de Veluwe als haar telefoon gaat. Het is collega Marijn. Hij heeft een bericht op Facebook gezien: Anne Faber is vermist.

Paniek schiet door De Vos heen. „We kenden Anne goed genoeg om te weten dat ze niet zomaar zou verdwijnen. Domme dingen deed ze niet.” Ze staart voor zich uit. „Dat zegt wel wat over de weinige hoop die we nog hadden.”

Slechts een halfjaar werkte Anne Faber (25) op de tweede verdieping van Het Huis Utrecht, een organisatie voor artistiek onderzoek binnen de podiumkunsten, in het hartje van de binnenstad.

Als directieassistent had ze een centrale rol. „Iedereen die belde kreeg haar aan de lijn.” Ze zat ook op een centrale plek: pal voor je neus als je uit het trappenhuis de ‘zolder’ op stapte. Aan een wit bureau, achter drie hanglampen en twee computerschermen.

„Anne was een leuke, ambitieuze, slimme, nieuwsgierige, kritische vrouw, met gevoel voor humor”, vertelt De Vos. „Ze wilde natuurlijk geen bureaumanager worden. Anne kwam binnen met de ambitie om uit te groeien tot zakelijk leider in de theaterwereld. Ze las alles op het gebied van podiumkunsten en stuurde me links door als ze iets zag wat interessant voor ons was.”

De dag voor ze verdween was de Utrechtse druk met het redigeren van een subsidieaanvraag voor de gemeente Utrecht. „Ze stelde kritische vragen over dingen die ze niet begreep of misschien beter konden.” Het was de laatste keer dat De Vos haar zou zien.

Foute boel

Na het telefoontje van haar collega rijdt De Vos zo snel mogelijk naar huis. Ze belt Annes ouders om te horen wat er aan de hand is. Foute boel, beseft ze, als ze hoort dat de fietsroute al is afgezocht. In de dagen die volgen verspreidt ze flyers in het gebied, samen met een paar collega’s. Ze bekijkt camerabeelden in de hoop een spoor van Anne te traceren.

Met een aantal teamgenoten doet De Vos mee aan zoekacties in de buurt van Soest. „Je zoekt om niet te willen vinden.” Sommige collega’s lopen ook in linie, dus ook buiten de gangbare paden. Zelf vindt ze dat te heftig. „Al wist je de eerste dagen eigenlijk al dat je niet veel zou vinden. Op de paden hadden het hele weekend mensen gelopen.”

Het Huis Utrecht zet deze dagen zijn deuren open: mensen die hebben gezocht, kunnen er eten en hun verhaal doen. „Als collega’s zijn we nog nooit zo close geweest als in die periode. We waren als één familie.”

Hoop is er weinig. „Soms kwam ineens de gedachte op: Misschien zit ze wel in een huisje. Maar op het moment dat je zoiets denkt, weet je al dat het niet zo is.” Berichten over de gevonden tas, jas en fiets wijzen in de richting van een tragische realiteit. En toch: „Dat je de waarheid niet weet, is de grootste emotie.”

Donderdag 12 oktober eindigt de onzekerheid met het bericht dat Annes lichaam is gevonden. „Of je nu hoop hebt of niet, de schok blijft.” Ze wijst naar de zijkant van haar hoofd. „Het nieuws komt binnen, maar blijft hier hangen.”

Uitgeput

In de weken van de vermissing raakten collega’s lichamelijk en geestelijk uitgeput. Nog steeds is iedereen bezig zich te herstellen. „Afleiding vinden we niet op ons werk. Wij komen elke keer op de plek waar Anne hoorde. Dagelijks word je met het verlies geconfronteerd. Ervoor weglopen kan niet. En als het werk even niet lukt, kunnen we niet verwachten dat een andere collega zegt: Ik snap je, ik doe het wel. Dat maakt het verwerken zwaar.”

Waar De Vos troost uit put? „Moeilijk vraag. Muziek, mensen om me heen.” Ze kijkt weer voor zich uit. „Ik ben nooit boos geweest. Weet je, daar krijgen we Anne niet mee terug.”

Al in de tweede week van haar vermissing nam de directeur een traumabegeleider in de arm. „Ik geef leiding, maar heb dezelfde gevoelens als mijn collega’s”, legt ze uit. Een paar keer praatte het personeel in een groep met de begeleider, nu heeft hij individuele gesprekken met mensen die daar behoefte aan hebben. Het was zijn idee om een stipendium –beurs– in het leven te roepen waaraan Anne Fabers naam verbonden is. „Een mooi plan, omdat Anne de ambitie had zakelijk leider binnen de kunsten te worden. Zo proberen we haar op een andere manier te herdenken dan alleen het meisje dat slachtoffer werd van een vreselijk misdrijf.”

Er zijn plannen om in de tuin van Het Huis Utrecht een magnolia te plaatsen. „Een prachtige boom die in het voorjaar als eerste en maar heel kort bloeit. Symbolisch dus.”

Terugblik 2017

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl
Meer over
Terugblik 2017

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer