Negentigplusser smaakmaker en nestor van Probus Delft 1
Frans Groenendaal is niet alleen de smaakmaker, maar ook de nestor van Probus Delft 1. „Ik ben nu 94 en het is de bedoeling dat ik 95 word”, laat hij weten. „Mijn vader heeft bijna de honderd gehaald. Wat ik vroeger deed? Nou, niks eigenlijk. Rustig de hele dag op een stoel zitten en wachten op mijn salaris. Ik werkte bij de Kamer van Koophandel in Delft. Daar ben ik begonnen als aankomend bediende en geëindigd als secretaris, de hoogste functie bij de kamer. Als je maar lang genoeg blijft zitten, word je vanzelf de hoogste man. Toen ik op 10 juni 1941 aantrad, werkten er zes mensen. Bij mijn vertrek op 20 november 1987 waren we met 45 personen. Nu bestaan de Kamers van Koophandel alleen nog maar op papier. Alles zit in de computer.”
Een jaar na zijn pensionering werd hij lid van Probus. „Je spreekt dan nog eens iemand. Dat is belangrijk, zeker voor iemand van mijn leeftijd. Ik ben 55 jaar getrouwd geweest met een heel lief meisje, maar in 2004 is ze helaas overleden. Kinderen hebben we niet gekregen.” Ook in de bredere familiekring wordt het dun. Van de acht kinderen uit het ouderlijk gezin is hij als enige nog in leven. „Je hoeft geen medelijden met me te hebben, want ik heb een aantal neefjes en nichtjes die heel goed voor me zijn, maar het is verstandig om daarnaast voor wat andere contacten te zorgen. Anders wordt je wereld heel klein.”
Met zijn rollator weet hij nog net de Plusmarkt te bereiken. „Thuis zit ik zo nu en dan op een hometrainer, om in beweging te blijven.” Autorijden is nooit een hobby van de Delftenaar geweest, dus voor zijn werk maakte hij meestal gebruik van de fiets of het openbaar vervoer. „Of ik reed met een ander mee. Voor de vergaderingen van Probus word ik altijd opgehaald door Koos Pronk. Dat soort dingen is bij deze club vanzelfsprekend. Een maand of vijf per jaar bivakkeer ik in mijn buitenverblijf in Oisterwijk; dat bevalt in de zomer beter dan vijf hoog op een flat. Ook daar komt Koos me ophalen.”
Overdag zit hij veel met een penseel achter de ezel. Dankzij een psychische inzinking, enkele jaren na het overlijden van zijn vrouw. „Zo’n depressie is geen pretje. In het academisch ziekenhuis van Leiden hebben ze me met shocktherapie weer bij de tijd gekregen. Ik heb er ook leren schilderen. Daar ben ik nog altijd dankbaar voor.”
Zo nu en dan gaat hij naar een museum, om schilderijen te bekijken. Vooral de Haagse School heeft zijn belangstelling. „Ik ben nu bezig met het naschilderen van ”Geesje Kwak in een witte kimono”, een bekend doek van Breitner. Toen ik nog spreekbeurten voor Probus hield, deed ik het geregeld over schilderkunst, maar op een gegeven moment zijn je onderwerpen uitgeput. Nou ja, dat mag op mijn leeftijd.”
Dit is deel 3 van een serie over leden van Probus Delft 1, de oudste Probusclub in Nederland.