Binnenland

Prof. Degens: Mutaties leiden niet tot evolutie, maar tot degeneratie

Hoe waarschijnlijk is het dat alle levende organismen op aarde afstammen van één gemeenschappelijke voorouder, zoals de evolutietheorie beweert? Bij de boekpresentatie van ”Oorspronkelijk” werden dinsdagavond tegengestelde standpunten ingenomen.

Van onze verslaggever
30 August 2017 12:05Gewijzigd op 16 November 2020 11:21
Er kwamen zo'n 600 belangstellenden op de boekpresentatie af. beeld RD, Henk Visscher
Er kwamen zo'n 600 belangstellenden op de boekpresentatie af. beeld RD, Henk Visscher

Is „universele gemeenschappelijke afstamming” waarschijnlijk of niet? Prof. dr. P. Slootweg, emeritus hoogleraar klinische pathologie aan de Radboud Universiteit Nijmegen, denkt van wel. Hij liet dat dinsdagavond in Amersfoort zien aan de hand van het fossielenarchief en het DNA.

Gemeenschappelijke afstamming kan alleen aan de orde zijn als we rekenen met een heel hoge ouderdom van de aarde, begint Slootweg zijn verhaal. Hij wijst erop dat ook prof. M. J. Paul in zijn boek ”Oorspronkelijk” erkent dat de ouderdom van de aarde het moeilijkst te weerleggen is. Op het scherm laat prof. Slootweg reeksen van organismen zien waarin een toenemende complexiteit valt waar te nemen. „De wisselende vormen en de gelaagdheid van de geologische kolom in de aarde leiden tot de theorie, inderdaad een theorie, van de gemeenschappelijke afstamming.”

Hij toont een reeks schedels met aan het begin een soort primitieve vis en aan het eind een menselijke schedel. Daartussen bevinden zich allemaal andere schedels met een toenemende complexiteit. Kleurtjes in de schedels geven verschillende soorten botten aan. „Je ziet die kleuren terugkomen in een soort reeks. Botjes die bij de primitieve vis de onderkaak vormden, vormen later nog steeds de onderkaak, maar dan kleiner. Waarmee ik wil zeggen dat als het gaat om overgangsvormen, je niet moet zeggen: ik heb nog nooit een dier gezien dat half koe en half kip was, om maar iets te noemen. Je moet kijken naar de verschillende orgaanstructuren. Een ander voorbeeld: wat bij reptielen het kaakgewricht is, is bij mensen de gehoorketen geworden. Die verschuiving kun je in de fossielenreeks waarnemen.”

Prof. Slootweg gaat ook in op de vraag hoe ziekte, lijden en dood van dieren zich verhouden tot de belijdenis dat God alles goed heeft geschapen. Volgens hem was dit voor theologen en denkers in het verleden geen probleem. „Augustinus vond het heel normaal dat het ene dier als voedsel functioneert voor het andere.”

„Het is altijd ongelooflijk spannend als je twee mensen een betoog hoort houden en de één betoogt het tegenovergestelde van de ander”, begint prof. dr. ir. H. Degens. Hij is hoogleraar spierfysiologie aan Manchester Metropolitan University (MMU) in Engeland. Met een knipoog: „Ik heb net prof. Slootweg gesproken en het was een heel amicaal gesprek, dus wat dat betreft zijn we geen vijanden.”

Volgens prof. Degens is gemeenschappelijke afstamming om uiteenlopende redenen juist erg onwaarschijnlijk. Hij stelt dat overgangsvormen, net als in de tijd van Darwin, nog steeds systematisch ontbreken en dat fossielen in de verkeerde volgorde in de aardlagen voorkomen. Hij betoogt ook dat de levensvormen stabiel zijn en niet in elkaar overgaan. De hoogleraar illustreert dat met een stelling van de atheïstische evolutiebioloog Richard Dawkins. „Kunstmatige selectie van dieren is een test voor het mechanisme van natuurlijke selectie, zegt Dawkins.

Volgens Dawkins zie je bij honden in korte tijd een enorme variatie ontstaan. Hetzelfde geldt voor duiven. Maar wat gebeurt er? Je raakt altijd een grens. De hond blijft een hond, de duif blijft een duif.”

Wat „eigenlijk nooit in tekstboeken wordt genoemd”, zegt prof. Degens, is dat soorten die volgens evolutionisten van elkaar zouden zijn afgestamd, allemaal tegelijk leefden, namelijk zo’n 48 tot 40 miljoen jaar geleden. „Het is heel onwaarschijnlijk dat als ze allemaal tegelijk leefden, ze voorouders van elkaar waren.”

Een ander argument voor prof. Degens is de rol van mutaties. „Voor evolutie heb je mutatie nodig. Een van de grote problemen hiermee is dat als mutaties vaak optreden, je ziektes krijgt. Als er te veel mutaties zijn, sterft het organisme en kan er geen evolutie optreden. Mutaties vormen dus een paradox: ze leiden niet tot evolutie maar tot degeneratie en talloze ziektes.”

Lees meer over dit onderwerp in ons thema Geloof & wetenschap.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer