Kerk & religie

Prof. dr. Immink voor GB-studenten: Opstanding was meer dan visioen

De Heilige Schrift is in de zondagse prediking niet zomaar een historisch document: we staan voor de heilige God, zegt prof. dr. F. G. Immink.

Redactie kerk
22 August 2017 11:00Gewijzigd op 16 November 2020 11:17
beeld RD, Anton Dommerholt
beeld RD, Anton Dommerholt

De emeritus hoogleraar hield maandagavond een lezing tijdens de jaarlijkse studieweek voor theologiestudenten van de Gereformeerde Bond in de Protestantse Kerk. Prof. Immink ging in op de vraag wat er precies gebeurt als een predikant de Bijbel uitlegt. Daarbij rijzen allerlei vragen, zoals: Wat is een tekst precies? Hoe verhoudt een tekst zich tot de wereld van de schrijver? En wat is het verschil tussen een geschreven tekst en een mondelinge taaluiting?

Prof. Immink maakte duidelijk dat de Bijbeluitleg beïnvloed is door de geesteswetenschappen en de geschiedwetenschap. In de achttiende en de negentiende eeuw ontwikkelden deze zich tot „een eigen tak van sport”, zei hij. „De strikt empirische werkwijze in de menswetenschappen roept echter allerlei vragen op. Wat zijn de uitingen van de menselijke geest en op welke manier hebben wij daar kennis van? Kunnen we de voortgang van de geschiedenis begrijpen? Wat zijn historische feiten? Kunnen we –als we geloven dat God handelt in de geschiedenis– Zijn handelen historisch vaststellen?”

Bultmann

Prof. Immink illustreerde de invloed van de geesteswetenschappen op de Bijbeluitleg aan de hand van de opstanding. „De opstanding van Jezus Christus is het centrale heilsfeit van de christelijke traditie. We geloven dat Jezus is opgestaan uit de doden, en de Heilige Schrift getuigt daarvan. De vier evangeliën schrijven erover in hun slothoofdstukken en in de brieven van Paulus, maar ook in het boek Handelingen gaat het steeds over de opstanding. (…) Wat zeggen deze teksten? Ze getuigen van heilsfeiten, maar wat is een heilsfeit eigenlijk? Is dat een historisch feit met heilsbetekenis? Is de heilsbetekenis een godsdienstige interpretatie van een gewoon feit? Dat de kruisiging van Jezus een historisch feit is, daarover valt misschien nog wel overeenstemming te krijgen. Maar geldt dat ook voor de opstanding?”

De emeritus hoogleraar liet een aantal theologen de revue passeren, onder wie Rudolf Bultmann. Volgens deze Duitse theoloog zit er in het christendom „iets paradoxaals. Enerzijds kunnen we de kruisiging van Jezus beschouwen als een historisch feit. Tegelijkertijd vormen de gebeurtenissen rondom Jezus een eschatologisch gebeuren, de verschijning van het toekomstige heil in het heden. Volgens Bultmann moeten we daarbij wel bedenken dat dit eschatologische gebeuren beschreven wordt in het mythische wereldbeeld van het Nieuwe Testament.”

Voor Bultmann is de verrijzenis dan ook geen historische gebeurtenis, aldus prof. Immink. „Wat het heilsgebeuren betreft kunnen we volgens Bultmann wel concluderen tot historisch vaststelbare feiten aangaande Jezus –de zogenaamde historische Jezus–, maar van de opstanding geldt dat niet. In strikte zin is de opstanding geen historisch gebeuren. Wat wel historisch kan worden vastgesteld, is het opstandingsgeloof van de leerlingen en van de eerste gemeente. Voor de historicus, zo zegt hij, kan het paasgebeuren worden teruggebracht tot visionaire belevenissen van de eerste leerlingen.”

Historisch gebeuren

Tegenover de gedachte dat de opstanding slechts bestaat in de beleving van de eerste christenen, stelde de emeritus hoogleraar dat de opstanding ook een realiteit buiten de mens is. „We zullen ons moeten verantwoorden over de vraag hoe de verwoordingen en voorstellingen zich verhouden tot de ervaringen van de leerlingen en tot de gebeurtenissen waarnaar zij verwijzen”, zo zei hij. „Die ervaringen verwijzen naar een handeling van God. Dat veronderstelt een eigensoortige kennis bij ons mensen en een bijzondere handeling van Godswege.

Theologische exegese is meer dan nagaan hoe de voorstellingen van de opstanding zich hebben ontwikkeld. Het gaat ook om de vraag naar de werkelijkheid en de waarheid van hetgeen de geloofsgetuigen ervaren en belijden. Dat de werkelijkheid van de opgestane Christus, bijvoorbeeld het opstandingslichaam, van een andere aard is dan de historische Jezus – daar kan ik in meekomen. Maar tegelijkertijd ligt juist alle nadruk op de identiteit van de historische Jezus en de opgestane Christus. Hij is dezelfde!”

Prof. Immink onderstreepte dat Christus Zelf in de verhalen over Zijn opstanding „sprekend en handelend” optreedt. „Hij stelt Zich tegenwoordig en maakt Zich bekend. Met andere woorden, de gemoedsgesteldheid en de attitude komen tot ontwikkeling in de ontmoeting met Christus.”

De emeritus hoogleraar hield de studenten voor: „Uiteraard moeten we ons voordeel doen met historische en filologische exegese, uiteraard zijn er in het geloof psychologische mechanismen in het spel. Maar in de geloofspraktijken kunnen we niet voorbijgaan aan de werkelijkheid en werkzaamheid van de levende God. En dat blijft een mysterie.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer