Buitenland

Beeldenstorm dreigt in VS

Standbeelden van historische grootheden van hun sokkel trekken, luidt doorgaans een verandering van het regime in. Is daarvan sprake nu in de Verenigde Staten steeds meer staten en steden af willen van monumenten die herinneren aan het slavernijverleden?

W. B. Kranendonk
19 August 2017 16:05Gewijzigd op 16 November 2020 11:16
ATLANTA. Een standbeeld van een soldaat tijdens de Amerikaanse burgeroorlog en een vredesengel die oproept tot een staakt-het-vuren in Piedmont Park in Atlanta is door actievoerders beklad met rode verf. beeld EPA, Erik Lesser
ATLANTA. Een standbeeld van een soldaat tijdens de Amerikaanse burgeroorlog en een vredesengel die oproept tot een staakt-het-vuren in Piedmont Park in Atlanta is door actievoerders beklad met rode verf. beeld EPA, Erik Lesser

Velen herinneren zich nog de uitgelaten menigte in de Iraakse hoofdstad Bagdad die in april 2003 juichte bij het neerhalen van het gigantisch bronzen standbeeld van Saddam Hussein. De Amerikanen hadden de Irakezen sloophamers, touwen en een hijskraan geleverd. Met overgave deden Iraakse jongeren het sloperswerk. „Op het moment dat het beeld op de grond dreunde, trilden mijn hart en hele lijf van emotie”, zei een Iraakse vrouw. De val van het bronzen beeld symboliseerde de val van het regime.

Ouderen kunnen zich wellicht nog herinneren hoe uitzinnig opstandige Hongaren waren toen ze in 1956 het beeld van Stalin in de hoofdstad Boedapest neerhaalden.

Amerikanen zelf weten uit de geschiedenislessen dat in juli 1776 een groep Amerikaanse revolutionairen een standbeeld van de Engelse koning George III in Lower Manhattan sloopte. Het metaal van het standbeeld gebruikten ze later om er kogels van te maken. De Amerikaanse vrijheidsstrijders waren euforisch.

Nachtelijke operatie

Zo veel enthousiasme en feestvreugde was er de achterliggende tijd niet toen er zo’n tien monumenten die herinnerden aan het slavernijverleden in Amerika, werden verwijderd. Daar waar dit op initiatief van de lokale overheid gebeurde, werd dat bij voorkeur ’s nachts gedaan, onder politiebewaking en soms zelfs door mensen die in camouflagepakken waren gestoken. Alleen in Gainesville (Florida) waren het burgers die vanuit agressie over de verheerlijking van de slavernij een beeld van een zuidelijke soldaat van zijn sokkel trokken.

Lokale bestuurders van een aanzienlijk aantal Amerikaanse plaatsen willen de beelden die herinneren aan de verdedigers van de slavernij verwijderen. In totaal staan er in de hele VS zo’n 1500, waarvan de meeste in de zuidelijke staten. Daarnaast zijn er ongeveer 500 wegen en bruggen die een ‘besmette naam’ dragen. Autoriteiten vinden het niet langer verantwoord om voorstanders van de slavernij op een voetstuk te plaatsen.

Is er in Amerika een beeldenstorm op til? Dat valt nog te bezien. Er is in ieder geval wel veel discussie, die soms lijkt over te gaan in blinde razernij. De rellen in Charlottesville van afgelopen zaterdag zijn daarvan een voorbeeld.

Vergeten slachtoffers

Het debat over het al dan niet handhaven van de monumenten begon nadat in de zomer van 2015 een blanke racist negen Afro-Amerikaanse kerkgangers in Charleston (South Carolina) doodschoot.

De eerste grote plaats die daarop daadwerkelijk besloot om slavernijbeelden weg te halen, was New Orleans, de stad aan de monding van de Mississippi waar in de eerste helft van de 19e eeuw duizenden Afrikanen als slaaf werden verhandeld. Hoewel het stadsbestuur er al in het najaar van 2015 over besliste, duurde het tot afgelopen mei voordat het besluit tot uitvoering werd gebracht. „We moesten voorzichtig zijn. We weten dat er forse tegenstand is. En incidenten waren niet uitgesloten”, zei burgemeester Mitch Landrieu.

In een toespraak verdedigde hij het besluit tot de verwijdering van de monumenten door er onder andere op te wijzen dat er in zijn stad wel standbeelden waren voor de verdedigers van de slavernij, maar niet voor de slachtoffers. „Terwijl New Orleans wel de poort was naar het slavenbestaan en er in de stad 540 zwarte mensen zijn gelyncht. Er is in deze stad geen monument dat herinnert aan de pijn, het verdriet, de offers. We moeten ons schamen.”

Het besluit van New Orleans om slavernijmonumenten te verwijderen, was voor veel steden en staten reden om zelf ook de discussie daarover te starten. Maar niet alleen lokale bestuurders buigen zich over de kwestie. Deze week stelde Nancy Pelosi, leider van de Democraten in het Huis van Afgevaardigden, voor om de beelden en schilderijen van de helden van het zuiden uit het Capitool in Washington te verwijderen. Ze deed daarbij een oproep aan haar collega Paul Ryan, de leider van de Republikeinen. „Als die partij de gedachte van de blanke suprematie verwerpt, zal ze bereid zijn die beelden onmiddellijk te laten verdwijnen.”

Juridische bescherming

Overigens is het verwijderen van standbeelden niet zomaar geregeld met een besluit van een stadbestuur. Monumenten zijn in Amerika bij wet beschermd. Wie er een aantast, riskeert een boete van 25.000 dollar. „Daarmee heeft de wetgever juist willen voorkomen dat onze helden nog na hun dood slachtoffer kunnen worden van de grillen van de publieke opinie. Helden zijn in Amerika mensen die blijvend herdacht moeten worden. Daar hechten Amerikanen aan”, zegt een woordvoerder van de American Historical Association. Daarbij tekent hij aan dat herdenking van helden niet hetzelfde is als verering van helden.

Sommige stadsbesturen zoeken daarom naar een compromis. Zij willen de monumenten niet definitief weghalen, maar verplaatsen. Daar denkt bijvoorbeeld het lokale bestuur van Jacksonville (Florida) aan. Dat wil de beelden verplaatsen naar musea en onderwijsinstellingen, zodat ze in een historische context worden gepresenteerd. Maar ook dat plan is niet zomaar uitgevoerd vanwege juridische barrières.

Rechts-radicalen

Dat stadsbesturen omzichtig te werk gaan, heeft te maken met het verzet van verdedigers van de blanke suprematie. Daarin lopen rechts-extreme groepen zoals de ”alternative right” voorop. Aanhangers hiervan speelden vorige week ook een prominente rol bij de onlusten in Charlottesville, waar plannen zijn om het standbeeld van generaal Lee weg te halen.

„Maar ook meer gematigde rechts-conservatieven hebben bezwaren”, zegt historicus Adam Goodheart, lid van het bestuur van de American Historical Association. Hij noemt drie verklaringen. „Nog altijd is er onder de blanke Amerikaanse bevolking latent reserve tegenover niet-blanken. Juridisch is blank en niet-blank gelijk; emotioneel is dat bij veel blanken nog niet zo. Ten tweede is er bij conservatieven een diepe afkeer van links-progressieven. Het is vooral de uitgesproken linkse groep die pleit voor het verwijderen van de slavernijmonumenten. Derde is dat Trump de blank-nationalistische gevoelens aanwakkert.”

Correctie

Goodheart wijst erop dat de meeste monumenten zijn opgericht uit protest tegen de emancipatie van de niet-blanken. „In de eerste twintig jaar na de Amerikaanse Burgeroorlog werd er in Amerika met enthousiasme gesproken over de overwinning op het kwaad van de slavernij. Na 1890 kwam er in het zuiden een tegenbeweging. De helden van het zuidelijke leger werden volgens deze groep ten onrechte neergezet als boeven. Daarom verrezen er in veel plaatsen standbeelden voor generaal Lee en zijn kameraden. Tussen 1890 en de Eerste Wereldoorlog zijn er meer dan 600 standbeelden en monumenten opgericht, voornamelijk in zuidelijke staten. Op die manier wilde men de geschiedschrijving corrigeren.”

Ook in later tijd was volgens Goodheart het plaatsen van gedenktekens een vorm van protest. „Het omstreden standbeeld in Charlottesville en het monument dat in Durham vernietigd is, werden beide onthuld in mei 1924. Dat is midden in de tijd dat er in Amerika sprake was van een grote herleving van de Ku Klux Klan, die ageerde tegen de steeds luider wordende roep om burgerrechten voor de zwarte bevolking. En daarnaast; 1924 was ook het jaar waarin een strenge immigratiewet werd aangenomen die vooral Joden, Italianen, Grieken en andere ongewenste nationaliteiten trof.”

Datzelfde gebeurde volgens de historicus in de jaren vijftig. „Tijdens het presidentschap van Eisenhower werden de eerste concrete stappen gezet om de segregatie op te heffen. Maar in die jaren was er plotseling weer behoefte om standbeelden voor verdedigers van de slavernij op te richten. Er zijn er na 1950 nog meer dan honderd neergezet.”

Tegenbeweging

Goodheart ziet de huidige discussie als een tegenbeweging. Daarbij waarschuwt hij ertegen om door te slaan. „Het beeld is genuanceerd. Het is niet zo dat de zuidelijke legers alleen bestonden uit ”bad guys” en de noordelijke uit ”good guys”.

Hij is het echter bepaald niet eens met president Trump, die beweert dat er met het weghalen van monumenten geschiedvervalsing wordt gepleegd. „Aan de geschiedenis zelf wordt niets veranderd. Wel verandert de visie op de geschiedenis.”

Ook de suggestie van Trump dat na het verwijderen van het standbeeld van Lee dat van George Washington, de eerste president van de VS, spoedig zal volgen, vindt Goodheart suggestief. „Het gaat niet aan om Washington en Lee op één lijn te zetten. Inderdaad, Washington hield ook slaven. Maar hij zocht de eenheid. En ik wil absoluut niet zeggen dat Lee een boef was, de man had verdiensten, maar hij was wel voorstander van afscheiding van het zuiden. Dat valt hem zeer kwalijk te nemen.”

De vrees van Goodheart is dat het debat over de verwijdering van slavernijmonumenten zal leiden tot grotere verdeeldheid. De felle protesten van uitgesproken rechtse groepen die voor blanke suprematie zijn, geven reden tot zorg. „Waarbij we niet moeten vergeten dat linkse fanatici er ook wat van kunnen”, haast hij zich te zeggen.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer