Opinie
Nieuw huwelijksvermogensrecht is praktisch en principieel bezwaarlijk

Per 1 januari maakt bij trouwen de gemeenschap van goederen plaats voor de beperkte gemeenschap van goederen. Een onnodige en onwenselijke wetswijziging, stelt mr. Rien Hoek.

Mr. Rien Hoek
26 July 2017 08:15Gewijzigd op 16 November 2020 11:06
„Het blijft mogelijk te trouwen in gemeenschap van goederen, maar dan moet dit bij huwelijkse voorwaarden worden vastgelegd.” beeld iStock
„Het blijft mogelijk te trouwen in gemeenschap van goederen, maar dan moet dit bij huwelijkse voorwaarden worden vastgelegd.” beeld iStock

Op 28 maart nam de Eerste Kamer het ”wetvoorstel tot beperking van de wettelijke gemeenschap van goederen” aan. Dit wetsvoorstel zal per 1 januari 2018 in werking treden. Een en ander heeft een ingrijpende verandering van het huwelijksvermogensrecht tot gevolg.

Al sinds 2014 ligt er een wetsvoorstel klaar tot wijziging van de wettelijke gemeenschap, van de hand van de initiatiefnemers Swinkels (D66), Recourt (PvdA) en Van Oosten (VVD). In 2012 werd er al een poging gedaan om over te gaan tot een beperking van de wettelijke gemeenschap van goederen. Dit werd echter door een amendement van de ChristenUnie tegengehouden. Vijf jaar later is Nederland volgens de politiek wel toe aan een beperkte gemeenschap van goederen.

Historie

Sinds jaar en dag is in Nederland bij het aangaan van een huwelijk de algehele gemeenschap van goederen uitgangspunt. Nederland is hierin wereldwijd gezien uniek. Alleen Zuid-Afrika en Suriname kennen een vergelijkbaar stelsel.

Bij de gemeenschap van goederen worden op het moment van de huwelijkssluiting zowel de bezittingen als de schulden samen gedeeld. Ook de bezittingen en schulden die al vóór het huwelijk aan een van de echtgenoten toebehoorden. Gedacht kan worden aan een studieschuld die bestond voor het aangaan van het huwelijk, maar ook aan een ontvangen erfenis. Het is mogelijk hiervan af te wijken, bijvoorbeeld door middel van het opstellen van huwelijkse voorwaarden.

De initiatiefnemers tot de wetswijziging meenden dat het huidige stelsel van algehele gemeenschap van goederen niet langer past bij een meer geïndividualiseerde samenleving. Daarnaast sluit het niet aan bij andere huwelijksvermogensstelsels in Europa die voornamelijk een beperkte huwelijksgemeenschap kennen.

Wat gaat er veranderen?

Voor huwelijken gesloten voor 1 januari 2018 is de algehele gemeenschap van goederen nog het uitgangspunt. Een huwelijk gesloten na 1 januari 2018 valt automatisch onder het nieuwe regime. Het blijft mogelijk om in gemeenschap van goederen te trouwen, maar dan moet dit in huwelijkse voorwaarden worden vastgelegd. Dat levert een extra handeling bij de notaris op, en daarmee een kostenpost voor aanstaande echtparen.

De beperkte gemeenschap van goederen heeft tot gevolg dat de bezittingen en schulden van vóór het huwelijk, de erfenissen en de schenkingen buiten de gemeenschap blijven. Maar ook bezittingen die met voorhuwelijks privévermogen zijn gefinancierd, vallen niet in de huwelijksgemeenschap.

Bezittingen en schulden

De beperkte gemeenschap van goederen heeft alleen effect als echtgenoten bij een echtscheiding ook kunnen aantonen wat er tot hun privévermogen behoort. Kunnen zij dat niet, dan valt het vermogen alsnog in de gemeenschap. Alles wat tijdens het huwelijk verkregen wordt, blijft in de gemeenschap vallen en moet bij een mogelijke echtscheiding worden verdeeld.

Er ontstaan hierdoor als het ware drie verschillende vermogens naast elkaar. Allereerst de voorhuwelijkse privévermogens van beide echtgenoten en daarnaast het vermogen dat tijdens het huwelijk is verkregen (met uitzondering van erfenissen en schenkingen). Denkbaar is dat deze vermogens door elkaar heen kunnen gaan lopen tijdens het huwelijk. En dat er zich bewijsproblemen gaan voordoen.

Een voorbeeld: een echtgenoot koopt tijdens het huwelijk een auto met geld uit het voorhuwelijkse privévermogen. De auto is dan van deze echtgenoot. Stel: na tien jaar gaan de echtgenoten uit elkaar. Om de auto in het privévermogen te houden, zal moeten worden aangetoond dat deze gefinancierd is met eigen geld. Kan dat niet, dan valt de auto alsnog in de gemeenschap.

Ook ten opzichte van de schulden gaat er wat veranderen. Op dit moment kunnen schuldeisers van een van de echtgenoten zich verhalen op de gehele huwelijksgemeenschap. Onder het nieuwe regime geldt dat schulden aangegaan met voorhuwelijks privévermogen maar voor de helft verhaald kunnen worden op de huwelijksgemeenschap.

Ondernemers

Voor de ondernemer brengt het nieuwe regime geen voordeel. Het ondernemersrisico wordt voor de echtgenoot niet per definitie uitgesloten. Als de ondernemer de positie van de partner wil beschermen tegen het ondernemersrisico, dan zal nog steeds de voorkeur bestaan voor het sluiten van huwelijkse voorwaarden.

Om de partner in het vermogen van de onderneming te laten delen, is het de bedoeling dat de onderneming in het nieuwe stelsel een vergoeding uitkeert aan de huwelijksgemeenschap. De hoogte van deze vergoeding en het moment van uitkeren zijn echter niet duidelijk. Dit moet in toekomstige rechtspraak worden uitgekristalliseerd. Maar ook nu al is het mogelijk om bij huwelijkse voorwaarden af te spreken dat de onderneming een vergoeding uitkeert. Dat gebeurt door het sluiten van een zogeheten verrekenbeding.

Alles delen

Als voordelen van het nieuwe regime worden wel genoemd dat echtgenoten beter beschermd zijn tegen schulden van de andere echtgenoot en dat persoonlijk ontvangen zaken zoals een ontslagvergoeding en een erfenis bij de scheiding niet hoeven te worden verdeeld. En verder: het sluit beter aan bij stelsels binnen Europa en past beter bij de huidige opvatting over het beschikkingsrecht van het individu.

De breed gedragen kritiek geldt echter de administratieve last die deze wijziging met zich meebrengt voor echtgenoten. Want mocht het tot een scheiding komen, dan zal per geval moeten worden aangetoond dat het gaat om privévermogen. Het komt nogal vreemd over om tijdens het huwelijk van (grote) aankopen de bonnetjes te bewaren met het oog op een mogelijke echtscheiding. Het past in ieder geval niet bij de verbondsgedachte van het huwelijk: alles delen in lief en leed, in voor- én tegenspoed.

Natuurlijk zijn er situaties denkbaar waarbij het verstandig is om afspraken te maken. Bijvoorbeeld wanneer ondernemers hun zakelijke vermogen afscheiden van hun privévermogen, juist ook om hun partner of gezin te vrijwaren van eventuele zakelijke tegenslagen. Maar die mogelijkheid is er nu ook al door het sluiten van huwelijkse voorwaarden. Daarvoor is geen apart regime nodig.

Christelijke partijen

Het is daarnaast nog maar de vraag of Nederland wel zo’n behoefte heeft aan verandering van ons huwelijksvermogensrecht, zoals de initiatiefnemers doen voorkomen. Critici menen dat er te weinig cijfermatig onderzoek (van bijvoorbeeld het CBS) in het wetsvoorstel wordt genoemd om de absolute stellingen van de initiatiefnemers te onderbouwen.

Behalve kritiek uit wetenschappelijke hoek klinken er ook bezwaren vanuit de politiek. Zo stemde de PvdA tijdens de stemming in de Eerste Kamer tegen het wetsvoorstel (nota bene van de eigen partijgenoot), omdat de partij twijfelt aan de praktische uitvoerbaarheid van het voorstel.

Ook vanuit de drie christelijke partijen is er felle kritiek. Het bijhouden van een administratie brengt vanuit praktisch oogpunt te veel rompslomp met zich mee. Maar de kritiek is vooral ook principieel. Van Toorenburg (CDA) stelt dat uit het oog wordt verloren dat het huwelijk een levenslange verbintenis is en geen zakelijke overeenkomst. Ook Segers (CU) en Dijkgraaf (SGP) stellen dat het huwelijk als verbond moet worden benaderd in plaats van als zakelijke verbintenis.

Het huidige huwelijksvermogensrecht biedt ruimte voor diverse benaderingen. Het trouwen in gemeenschap van goederen is uitgangspunt, maar het sluiten van huwelijkse voorwaarden is mogelijk. Per 1 januari 2018 wordt dit anders en kan in gemeenschap van goederen trouwen alleen nog als dit notarieel wordt vastgelegd. Behalve om het ontbreken van een overtuigende noodzaak tot wijziging van het regime is het ook vanuit praktisch en principieel oogpunt een onwenselijke ontwikkeling.

Mr. M. J. W. Hoek is werkzaam als advocaat bij Wille Donker advocaten in Alphen aan den Rijn.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer