Van der Duijn Schouten: Het Heil gaat voort
Met zijn kritische column heeft Bart Jan Spruyt een onheuse en kwade reuk over stichting Tot Heil des Volks verspreid, reageert Frank van der Duijn Schouten.
Nadat Bart Jan Spruyt zich begin 2016 publiekelijk nogal laatdunkend had uitgelaten over de nieuw benoemde directeur van Tot Heil des Volks, heb ik hem daarop persoonlijk aangesproken en hem gevraagd of het niet beter was geweest de betrokkene enige tijd te gunnen om zijn nieuwe taak op te pakken, en in ieder geval eerst met hem in gesprek te gaan. De reactie van Spruyt was afhoudend. Hij vond dat betrouwbare ”zegslieden” hem voldoende hadden geïnformeerd om zijn standpunt over Gert Hutten te onderbouwen en te rechtvaardigen. Persoonlijke wederhoor leek hem daarom niet nodig.
Zaterdag rekende Spruyt definitief af, en nu niet alleen met de directeur maar met de gehele organisatie van Tot Heil des Volks (RD 6-5). „Het Heil is voorbij”, schreef Spruyt met een ondertoon die geen tegenspraak meer duldt. En dat oordeel onderbouwt hij door de feiten die zich eind 2015 afspeelden rond tien teruggetreden medewerkers nog eens te herhalen en die aan te vullen met enkele flarden uit een recent gesprek van Hutten met een verslaggever van Groot Nieuws Radio.
Wel blijkt Spruyt in zijn column mijn oproep tot wederhoor ter harte te hebben genomen, zij het op een merkwaardige manier. Zonder contact met mij te hebben gezocht, stelt hij „…een maandje geduldig te hebben zitten wachten op een reactie van Van der Duijn Schouten.” Een volstrekt unieke vorm van wederhoor: je stelt geen vragen, je zoekt geen contact, en na een maand wachttijd ga je als columnist los.
Missie
Als hij wel met mij contact had opgenomen, zou ik hem hebben verteld hoe het werkelijk met Tot Heil des Volks gaat. Ik had hem verteld dat intern de rust is weergekeerd, dat de opengevallen plaatsen inmiddels door zeer capabele en toegewijde mensen zijn ingenomen en dat vele vrijwilligers en medewerkers zich dagelijks weer ten volle en met hart en ziel voor dit zware werk inzetten. Ik had hem verteld dat de raad van toezicht inmiddels weer voltallig is: zeven personen, onder wie drie uit de reformatorische gezindte. Ik had hem een inkijkje kunnen geven in hoe de raad van toezicht, samen met de beide bestuurders, zich bezint op de vraag hoe je anno 2017 de door ds. De Liefde ontwikkelde werkwijze (met brood en Bijbel afdalen tot in de onderste krochten van onze westerse samenleving) concreet handen en voeten geeft.
Ik had hem verteld dat er geen enkele behoefte bestaat om te komen tot een verandering van de missie van het eerste uur; dat integendeel deze missie zich, zoals in de tijd van De Liefde, ook weer richt op het Amsterdamse kind, dat na schooltijd aan de straat is overgeleverd. Ik had hem met overtuiging deelgenoot gemaakt van onze keuze om als centraal parool voor Tot Heil des Volks te kiezen dat bevrijding uit de macht van de zonde alleen mogelijk is door een persoonlijke relatie met onze Heere Jezus Christus. Ik had hem zo nodig ook verteld dat deze bevrijding, zoals Spruyt kennelijk denkt, weinig te maken heeft met bevrijdingstheologie en zich juist richt op verandering van mensen en niet van structuren. Ik had hem graag iets laten proeven van de ervaring van medewerkers van Tot Heil des Volks, die enerzijds zegen op hun werk mogen zien, maar ook ervaren dat dit werk veel weg heeft van het ploegen op rotsen.
Ik had hem verteld dat Tot Heil des Volks radicale omkeringen meemaakt, maar dat ook vaak de uitwerking van de inspanning vaag en onduidelijk blijft. Ik had dat kunnen illustreren met het inderdaad confronterende verhaal van de vrouw die, nog volop in de prostitutie, God dankte dat ze weer een dag in haar levensonderhoud had kunnen voorzien, zoals Gert Hutten dat vertelde in zijn gewraakte interview.
Insinuaties
Ik had hem natuurlijk en passant ook verteld dat die adviesraad, die ik in 2016 toezegde, er zeker komt (en die overigens niet de bewaking van de identiteit van de raad van toezicht gaat overnemen). Ik had hem dan uitgelegd dat we daartoe eerst helder willen hebben hoe we de activiteiten die zich richten op heel verschillende groepen van mensen op een gezamenlijke noemer kunnen brengen: drugs-en seksverslaafden, prostituees, dak- en thuislozen, met hun identiteit worstelende homoseksuelen en Amsterdamse kinderen die aan de straat zijn overgeleverd. Ik had hem er en passant ook op gewezen dat zijn kennelijke indruk dat door Tot Heil des Volks georganiseerde rondleidingen in Amsterdam in drankfestijnen kunnen eindigen, kant noch wal raakt.
Ik had columnist Spruyt dus kunnen behoeden voor het onterecht verspreiden van veel halve waarheden, insinuaties en onjuiste voorstellingen van zaken. Of mijn inbreng tot een andere column had geleid, blijft een open vraag. Zijn column ademt helaas een op voorhand getrokken conclusie, waar nog wat argumenten bij gezocht moesten worden.
Communiceren
Jan de Liefde had in zijn tijd veel last van kerkelijk meelevende mensen die vanuit hun comfortabele grachtenpanden De Liefde kapittelden over zijn aanpak en zijn taalgebruik. Dat risico loopt Tot Heil des Volks tot op de dag van vandaag. Daarom proberen we maandelijks via ons 36 pagina’s dikke magazine De Oogst met onze achterban te communiceren. Dat is nog niet zo eenvoudig, omdat de taal waarin onze medewerkers met de mensen die ze willen bereiken communiceren nu eenmaal geen kanseltaal is. Ook niet ieder verhaal in De Oogst leent zich zonder meer voor overname in een kerkblad. Maar in De Oogst wordt wel een realistisch beeld neergezet van wat er dagelijks in het werk van Tot Heil des Volks omgaat.
Een columnist is geen journalist en mag zich van mij dus in het uitdragen van meningen veel vrijheid veroorloven. Het behoort echter ook tot de professionaliteit van de columnist om zelf de grenzen te trekken als het gaat om het beschadigen van anderen. Zaterdag heeft Spruyt een onheuse en kwade reuk over Tot Heil des Volks verspreid.
De mogelijkheid die het RD mij biedt om hierop te reageren, kan slechts daartoe strekken de schadelijke uitwerking ervan te beperken. Graag roep ik het RD en zijn lezers ertoe op aan de bestrijding van deze reuk een originele bijdrage te leveren, door een ”Spruyt-bijdrage”, al was het maar een euro, over te maken naar bankrekening NL34INGB0000104944, ten name van Tot Heil des Volks. Medewerkers en vrijwilligers zullen het als een hart onder de riem ervaren. Zo zou met een kromme column toch nog een rechte slag geslagen kunnen worden.
„Voor zover u dit voor een van deze geringste broeders van Mij hebt gedaan, hebt u dat voor Mij gedaan.” Die opdracht is en blijft de stuwkracht achter het werk van Tot Heil des Volks. En omdat deze opdracht tegelijk een wonderschone belofte inhoudt, waag ik het Spruyt tegen te speken en te zeggen: „Het Heil gaat voort; totdat Hij komt.”
De auteur is voorzitter van de raad van toezicht van Tot Heil des Volks.