Alternatief hout van de kokospalm
Bij de kokospalm draait het om de noot. Een klapperboom kan er wel 120 per jaar opleveren. Van de vezels van de bolster worden kokosmatten en geweven lopers gemaakt. Slimme restverwerking. Hetzelfde geldt voor kokoshout, dat in Nederland nog betrekkelijk nieuw is. Alleen wordt dat gemaakt van de stam van de kokospalm.
Eigenlijk is de naam kokoshout niet helemaal correct. Een kokospalm is officieel geen boom, maar een gras. De stam is dus ook heel anders opgebouwd dan bij een boom, die in jaarringen groeit en steeds dikker wordt.
„De doorsnee van de stam van een palmboom is nooit meer dan 35 centimeter. De binnenste ring van de stam is van zacht, sponsachtig materiaal. De stam bestaat uit vezels, die naarmate de plant ouder wordt steeds meer verhouten en in elkaar geperst worden”, vertelt Arjan Sterkenburg, directeur-eigenaar van CoCoWood Development, dat in Nederland kokoshout op de markt brengt. Aan deze vezels dankt het materiaal zijn opvallende naaldstructuur.
Topzwaar
Kokospalmen dragen maximaal zo’n 65 jaar vrucht. De stam groeit in die tijd dus niet in de breedte, maar wel in de lengte – tot maximaal zo’n 20 meter. „Hij groeit zelfs harder als een palm geen vrucht meer draagt.” Op een gegeven moment wordt hij topzwaar en valt hij om, als hij niet daarvoor al door een plantagebeheerder is neergehaald.
Met het bovenste eind van zo’n palm weet de lokale bevolking wel raad. Ze gebruiken die voor bijvoorbeeld dakbedekking of het timmeren van een schuurtje. „Maar de onderste 6 meter van een stam is kei- en keihard – daar kunnen ze niets mee. Je slaat er geen spijker in, met de hand is het niet te zagen”, zegt Sterkenburg.
Die eigenschappen maken de stam van de kokospalm juist bij uitstek geschikt als duurzaam alternatief voor tropisch hardhout. En voor eikenhout. „Dat is nog altijd het populairste materiaal voor parketvloeren. Negentig procent is gemaakt van eikenhout. Daar zal een alternatief voor gezocht moeten worden, want over vijftien jaar is de voorraad op.” Het soortelijk gewicht van kokoshout –1000 kilo per kubieke meter– is zelfs hoger dan dat van eikenhout: 780-800 kilo per kubieke meter.
Geen formaldehyde
Een nadeel van kokoshout is dat het over grote afstanden wordt getransporteerd, met als gevolg een hoge CO2-uitstoot. „Dat klopt, het moet nu eenmaal hierheen worden gehaald. Maar dat geldt ook voor tropisch hardhout. Op alle andere duurzaamheidspunten scoort kokoshout heel gunstig”, zegt Sterkenburg, die eind vorig jaar voor zijn product het NL Greenlabel A in de wacht sleepte, de hoogst haalbare score. „Het is geen hout, dus voor het FSC-keurmerk komt het niet in aanmerking.”
„Kokoshout is 100 procent ecologisch. Het hoeft niet in een fabriek te worden geperst, daar heeft God in de schepping al in voorzien. Er komen geen chemicaliën aan te pas. Er zit geen lijm in, dus komt er ook geen formaldehyde vrij, wat bij heel veel vloeren wel het geval is. Je kunt het daarom bijvoorbeeld prima in een babykamer leggen.” Maar het wordt ook gebruikt voor vlonders, (horeca)terrassen en gevelbekleding.
Lastige bewerking
Sterkenburg kwam een jaar of tien geleden met kokoshout in aanraking toen hij bij De Hoop werkte. Een van de werkervaringsbedrijven van deze verslavingszorgorganisatie maakte voor projecten vloeren van kokoshout. In de loop van de tijd heeft hij de nodige ervaring met het materiaal opgedaan. „De bewerking is lastig, vooral het drogen. Je moet weten wat je doet, anders loop je het risico dat het kromtrekt.”
Verder is het een zorgeloos materiaal, is zijn ondervinding. „Doordat het zo hard is, is het zeer slijtvast. Onderhoud is nauwelijks nodig. Als je zo’n vloer na het leggen in een speciale olie zet, kan hij er jaren tegen. Er zit geen lijm in het materiaal. Daardoor dringt de olie diep in de vezels door.”
Vanwege het transport en de bewerking is een vloer van kokoshout niet goedkoop. „Als je een professioneel bedrijf een massieve eiken parketvloer laat leggen, ben je 100 euro of meer per vierkante meter kwijt. Daar moet je bij kokoshout ook aan denken.”
Weerbarstige vezel
De bolster van een kokosnoot is een restproduct, net als de stam van de kokospalm. Ideaal voor ragebollen, borstels, matten en kleden.
Zo’n honderd jaar geleden, tijdens de Eerste Wereldoorlog, deed de kokosmat zijn intrede in Nederland, staat te lezen op de website van het Tapijtmuseum in Genemuiden. Voorheen werd hier vooral gewerkt met in de regio geoogste biezen. De kokosvezels, die voor geweven lopers in heldere kleuren werden geverfd, kwamen van ver, vooral uit India.
De sector groeide langzaam, met ups en downs. De glorietijd van het kokostapijt brak aan na de Tweede Wereldoorlog. Halverwege de jaren zestig was het daarmee alweer gedaan. Mensen gaven de voorkeur aan zachtere vloerbedekking, die toen ook meer beschikbaar kwam.
Een nadeel van matten en kleden van kokosvezel is inderdaad dat ze nogal ruig aanvoelen. Niet fijn om als kind met je blote knieën op rond te kruipen. Daar staat tegenover dat ze een unieke, natuurlijke uitstraling hebben. En bij de voordeur is het juist alleen maar handig dat zo’n mat een beetje weerbarstig is. Al zijn de uitvallende ‘haren’ wel lastig op te zuigen.
De ruige vezels van de kokosnoot zijn niet alleen handig om je schoenzolen schoon en droog te maken. Je kunt er ook prima borstels en vegers van maken. En ragebollen. Ook daarvoor zijn inmiddels allerlei alternatieven beschikbaar. Niettemin houdt de oerversie, met stugge natuurlijke vezels, stand.
Dit is het zevende en laatste deel in een serie over wonen waarin natuurlijke materialen de hoofdrol spelen. rd.nl/natuurlijkematerialen