Excuses Rutte ogen charmant, maar zijn ook gewiekst en berekenend
Sorry, mensen, sorry, zo had het niet gemoeten. Voor het eerst maakte premier Rutte zaterdag, in de favoriete krant van zijn partij, De Telegraaf, excuses voor drie gebroken verkiezingsbeloftes. Vooral de niet nagekomen belofte dat elke Nederlander er duizend euro bij zou krijgen, spijt de VVD’er enorm. De les die hij voor zichzelf trekt: een politicus mag best beloftes doen over doelen die hij wil bereiken, maar moet zich tijdens verkiezingscampagnes niet uitlaten over de precieze middelen die hij daartoe wil gaan inzetten. Want: de maatschappelijke en politieke context kan snel veranderen.
Ruttes excuses hebben iets innemends. Want waar vinden we heden ten dage politici die hun fouten eerlijk toegeven? De meeste ministers en Kamerleden kijken wel uit! Op zulke schuldbekentenissen worden zij door hun tegenstanders gewoonlijk keihard afgerekend. Vandaar dat de diepste knieval aan het Binnenhof meestal gepaard gaat met zinnen als: „Met de kennis van nu had ik het, achteraf bezien, anders moeten doen.” Tja, met de kennis van nu. Maar die was nu eenmaal destijds niet beschikbaar.
Toch zijn de excuses van Rutte niet alleen maar charmant. Ze zijn ook sluw en gewiekst. Niet voor niets hebben we de afgelopen jaren van spijtgevoelens op dit punt weinig gemerkt. Maar nu, aan het begin van een nieuw politiek seizoen, nu politieke confrontaties steeds meer in het teken zullen gaan staan van de aanstaande Kamerverkiezingen, nu komt de liberale voorman met zijn spijtbetuigingen. Ongetwijfeld hoopt hij hiermee zijn politieke tegenstanders hun aanvalswapens uit handen te slaan. Op beschuldigingen die in komende tv-debatten ongetwijfeld geuit gaan worden: „U brak uw verkiezingsbeloftes”, ligt Ruttes antwoord nu reeds klaar: „Zeker, zeker. Maar ik heb daar toch excuses voor aangeboden? Niet netjes van u om daar nu stééds op terug te komen.”
Diezelfde drang: pogen de verkiezingsstrijd met een schone lei te beginnen, zien we bij PvdA-leider Samsom. Die erkende zaterdag in NRC dat hij in het begin van deze kabinetsperiode zijn fractie verwaarloosd heeft. Dus, beste tegenstanders, werp mij nu straks niet voor de voeten dat ik een slecht leider ben omdat vier PvdA-Kamerleden (Bonis, Hilkens, Kuzu en Öztürk) met onvrede vertrokken. Daar a.u.b. niet meer over zeuren; ik heb toch een mea culpa uitgesproken?
Die berekenende opzet maken dergelijke excuses minder sterk. Ooit zei CU-leider Segers dat er in de Haagse politiek wel wat meer „genade” mag zijn. Hij had daarin beslist gelijk. Toch is het eveneens waar dat een politicus als Rutte in 2012 niet als groentje de politiek in stapte. Op dat moment was het al tien jaar geleden dat hij aantrad als staatssecretaris van Sociale Zaken. Met een decennium aan Haagse ervaring had hij tijdens de laatste campagne terdege moeten beseffen dat je met concrete verkiezingsbeloftes zéér moet oppassen. In dat licht is het onvoldoende en onbevredigend om dan nu te komen aanzakken met het excuus: ik heb me niet gerealiseerd dat de omstandigheden zo zouden veranderen dat ik me niet aan die beloftes kón houden. Dat inzicht had hij vier jaar geleden al lang en breed kunnen en moeten hebben.