Turkije heeft geschiedenis van staatsgrepen
De couppoging van vrijdag in Turkije is niet de eerst militaire machtsgreep. Tussen 1960 en 1997 wierpen militairen tot vier keer toe het bestaande bewind omver.
Staatsgreep 1960: Het leger werpt de regering, die op dat moment werd gevormd door de Democratische Partij, omver. De toenmalige premier Menderes wordt gearresteerd en ter dood veroordeeld. De militaire regering neemt een nieuwe grondwet aan, waarin onder meer een tweekamerstelsel wordt voorgeschreven. In oktober 1961 komt er, na het houden van vrije verkiezingen, een einde aan het militaire bewind.
Staatsgreep 1971: In maart 1971 volgt een nieuwe staatsgreep waarbij premier Süleyman Demirel het moet ontgelden. Hij wordt door de militairen tot aftreden gedwongen. De militairen blijven tot 1973 zitten totdat er weer verkiezingen worden gehouden.
Staatsgreep 1980: Op 12 september 1980 volgt de derde staatsgreep. De regering wordt naar huis gestuurd en het leger verbiedt alle politieke partijen en vakbonden. In 1982 wordt een nieuwe grondwet opgesteld. In 1983 volgen weer verkiezingen.
Staatsgreep 1997: Op 28 februari 1997 grijpen militairen weer in. Het leger dwingt toenmalig premier Necmettin Erbakan tot aftreden. Omdat hier geen geweld aan te pas kwam, is de machtsovername de geschiedenis ingegaan als de ‘postmoderne coup’.
De huidige president Recep Tayyip Erdogan trof sinds zijn aantreden als premier in 2003 een aantal maatregelen om de macht van het leger te breken. Op deze manier wilde hij onder meer voldoen aan de door de EU gestelde voorwaarden voor een lidmaatschap.