Het is van groot belang kinderen te ondersteunen in hun omgang met de digitale wereld, betoogt Hans Beverloo.
Zo’n één op de tien gamende jongens in de leeftijd van 12 tot 15 jaar is gameverslaafd. Met deze onthutsende conclusie kwam jeugdonderzoeker Regina van den Eijnden vorige week. In deze krant kreeg het nieuws weinig aandacht. Toch speelt het onderwerp in gezinnen een grotere rol dan velen vermoeden. Daarom een paar opmerkingen bij het onderzoek.
Gameverslaafde jongens heb ik elke dag in mijn les. Geen volle klassen tegelijk, maar waarschijnlijk wel een paar per lesuur. Sommige leerlingen weten dat ze een grens over zijn gaan. Bij andere leerlingen is dit bewustzijn totaal afwezig. Het is daarom van belang om gameverslaving bespreekbaar te maken. Op school, maar zeker ook thuis. Veel ouders zijn namelijk totaal niet op de hoogte van het gamegedrag van hun kind of kinderen. Een kind gebruikt zijn slaapkamer echt niet alleen om te leren en te slapen, maar ook om te gamen en met vrienden online te socializen. Ouders moeten niet naïef ten opzichte van dit probleem staan.
Vooral jongens lopen het risico om gameverslaafd te raken. Volgens Van den Eijnden geeft 95 procent van de jongens aan te gamen. Dit tegenover 75 procent van de meisjes. Jongens gamen gemiddeld 16 uur in de week, meiden daarentegen gemiddeld 4,5 uur in de week. Bij gameverslaafde jongens loopt het aantal uren op tot 29 uur in de week. Dat is meer dan 4 uur per dag.
Zes jaar geleden heeft Jeroen Lemmens ook al onderzoek gedaan naar gameverslaving. Lemmens concludeerde in 2010 over de risicogroepen: „Het zijn jongeren die sociaal minder vaardig zijn, minder zelfvertrouwen hebben en eenzaam zijn, die verslaafd raken.” We moeten dus als ouders, opvoeders en docenten extra alert zijn op deze groep jongeren.
Lemmens: „Dat zijn jongens die last hebben van concentratieproblemen, denk aan ADHD. En jongens die aangeven het moeilijk te vinden om goede vrienden te krijgen.” Kortom, gameverslaving komt niet uit de lucht vallen. Bij dit probleem spelen meer aspecten een rol dan alleen het spelen van een spel.
Ongerust
Toch moeten we ons niet onnodig ongerust maken. Wanneer een jongere een spel speelt is hij niet direct verslaafd. In de DSM 5, het handboek voor de classificatie van psychische stoornissen, staan negen criteria om ”Internet Gaming Disorder”, ofwel gameverslaving, te herkennen. Een persoon is gameverslaafd wanneer binnen er één jaar aan vijf van de volgende criteria wordt voldaan:
1. Een obsessie hebben met (online)games;
2. Ontwenningsverschijnselen bij het niet spelen van games;
3. Tolerantie opbouwen, oftewel: je gaat steeds meer tijd investeren in de game;
4. Je probeert te stoppen of te minderen met gamen maar het lukt niet;
5. Je interesseert je niet meer voor andere dingen in het leven;
6. Je speelt toch te veel games, terwijl je goed weet hoeveel impact dit heeft op je leven;
7. Je liegt over hoeveel je gamet;
8. Gamen is een vorm van escapisme voor je angsten of schuldgevoel;
9. Je zet relaties en kansen in je leven op het spel met je gamegedrag.
Deze criteria geven er een juiste indicatie van of een persoon gameverslaafd is of dreigt te worden. Mogelijk nemen deze criteria bij ouders een hoop bezorgdheid weg.
Steunpilaar
Door de opkomst van internet en de smartphone zijn verslavingen aan gamen, porno en gokken sterk toegenomen. Ouders worstelen ermee hoe ze hun pubers op digitaal gebied het beste kunnen begeleiden. Niet voor elke ouder is het bijvoorbeeld even makkelijk om over dit onderwerp in gesprek te gaan met hun kind. Praktische tips en ervaringen zijn daarom zinvol.
Online worden de nodige handvatten geboden. Vorige week lanceerde het Trimbos-instituut bijvoorbeeld de websiteuw kindengamen.nl. Op deze site kunnen ouders terecht voor informatie, tips en ervaringsverhalen.
Laten we er alles aan doen om kinderen te helpen en te ondersteunen in hun omgang met de digitale wereld. Toch blijft het daar niet bij. We kunnen dit namelijk niet alleen. God moet ons én onze pubers helpen.
In de virtuele wereld heeft iedere personage een tweede, derde of misschien wel vierde leven. In het echte leven hebben we er maar één. In de virtuele wereld kunnen we dingen overdoen en andere keuzes maken. In de echte wereld kunnen we maar één keer kiezen.
Laten we jongeren helpen om de juiste keuze te maken!
De auteur is docent maatschappijleer en media-oriëntatie aan het Wartburg College en lid van commissie onderwijs bij de SGP-jongeren.