Dat politici door een deel van het volk als ”zakkenvullers” worden gezien, is bekend. Tegenwoordig moet een klein deel van hen zich ook nog een ander scheldwoord laten welgevallen: ”zetelrovers”. Op dit moment zitten er zes van zulke ‘dieven’ in de Tweede Kamer: Bontes, Van Klaveren, Van Vliet, Klein, Kuzu en Öztürk. Allen kwamen zij binnen op de slippen van een grotere of kleinere partij. Allen scheidden zij zich op zeker moment daarvan af en... namen hun zetel onder hun arm mee.
Het gevolg is dat de elf fracties die na de verkiezingen van 2012 de Kamer binnenstapten, zijn uitgedijd tot vijftien. Geen wonder dat links en rechts nagedacht wordt over een manier om deze versplintering een halt toe te roepen. Al die afscheidingen maken de besluitvorming in Den Haag ondoorzichtiger en onvoorspelbaarder en schaden het aanzien van de politiek. Toch is het niet gemakkelijk dit verschijnsel de kop in te drukken. En misschien ook wel ongewenst.
Het is niet gemakkelijk omdat er een apart wetsvoorstel voor nodig is om dit te regelen. Ons officiële, uit de 19e eeuw stammende staatsrecht kent immers geen partijen en fracties? Volksvertegenwoordigers worden op persoonlijke titel gekozen; niemand kan ze van hun zetel verdrijven dan alleen de kiezer, en dan nog slechts op het moment dat er nieuwe verkiezingen zijn. Die werkelijkheid kunnen we alleen veranderen door de frase dat gekozenen ”zonder last” moeten opereren, uit de Grondwet te halen; een tijdrovende klus.
Belangrijker nog is de vraag: willen we dit met elkaar wel echt? Wat zegt u? Ja? Goed, neem een denkbeeldige situatie. SGP-fractievoorzitter Van der Staaij en zijn collega Dijkgraaf besluiten het kabinetsvoorstel om de zondagswet af te schaffen, te steunen. (Nogmaals: denkbeeldig, want op dit moment bestaat dat wetsvoorstel niet.) Kamerlid Bisschop is het er niet mee eens: dit strijdt in zijn ogen met de aloude SGP-lijn. De spanning in de fractie loopt op. De onderlinge verhoudingen raken beschadigd. Het eind van het liedje: Van der Staaij en Dijkgraaf zetten Bisschop eruit. Opgeruimd staat netjes.
En dan? Zou dit principiële Kamerlid het parlement moeten verlaten? Zouden Van der Staaij en Dijkgraaf zo veel macht moeten hebben dat ze een dwarsligger in de fractie eenvoudig kunnen vervangen door een jaknikker? Er zullen weinig lezers zijn die díé mening zijn toegedaan.
En daarmee hebben we het probleem in al zijn stekeligheid en weerbarstigheid op tafel liggen. Een wet die regelt dat zich afscheidende Kamerleden –het verschil tussen je afscheiden en uit een fractie geknikkerd worden, is flinterdun– hun zetel verliezen? PVV-leider Wilder loopt het water in de mond. In die situatie zou hij nu nog een fractie van vijftien Kamerleden hebben in plaats van twaalf. En misschien zou hij behalve Bontes, Van Klaveren en Van Vliet nog wel een paar ‘oproerkraaiers’ vervangen door trouwe paladijnen.
Daarom kunnen we, alles afwegende, de zaak beter laten zoals hij is. Op dit moment ís in sommige fracties de macht van het fractiebestuur al onaanvaardbaar groot. Uit het verleden is bekend hoe zwaar de druk kon zijn op bijvoorbeeld het PvdA-Kamerlid Apostolou om toch maar vóór de euthanasiewet te stemmen. Die macht van fractieleiders moeten we niet nog meer gaan versterken. Laat het wat dit betreft ook maar een baken in zee zijn dat die democratieën die wetten kennen om zogeheten zetelroof tegen te gaan, veelal jonge en onstabiele democratieën zijn. Er is voor Nederland onvoldoende reden om ons vrijwillig in dat rijtje te gaan scharen.
Tot slot nog één ding. Al te veel afscheidingen doen het aanzien van de politiek geen goed. Maar daar staat tegenover dat dit probleem zich in verreweg de meeste gevallen zelf oplost. Weleens van Hero Brinkman gehoord? Eh..., eh..., oh ja, die politieman die zich in 2011 van de PVV-fractie afscheidde? Juist ja. Van de meeste afgescheidenen hoor je na nieuwe verkiezingen niets meer.