Kerk & religie
Mathurin Cordier: leermeester en vriend van Calvijn

In Genève overleed op vrijdag 8 september 1564 de gereformeerde pedagoog Mathurin Cordier op de hoge leeftijd van 85 jaar. Nu 450 jaar geleden. Wie de biografie van Johannes Calvijn ook maar een beetje kent, is hem als diens docent tegengekomen.

De Bibliotheque du Protestantisme Francais aan de Rue des Saints Pères. In deze bibliotheek worden Calvijn’s geschriften bewwaard. De woorden boven de deur van de leeszaal werden het motto van de reformatie: ”Post Tenebras Lux”, na de duisternis het Licht
De Bibliotheque du Protestantisme Francais aan de Rue des Saints Pères. In deze bibliotheek worden Calvijn’s geschriften bewwaard. De woorden boven de deur van de leeszaal werden het motto van de reformatie: ”Post Tenebras Lux”, na de duisternis het Licht

Cordier was een zeer toegewijd onderwijsman die zijn leerlingen dag in, dag uit kneedde in de regels van het klassieke Latijn. Tijdens de les gaf hij zijn pupillen ook een helder zicht op ”de leer van Christus”. In Amersfoort-Zuid staat een scholengemeenschap die naar hem is genoemd: het Corderius College (met als dependance het Farel College, ook in Amersfoort).

Mathurin Cordier is vermoedelijk in 1479 geboren in een arm boerengezin in het Franse plaatsje La Perrière (Normandië). De armoede weerhield zijn ouders er niet van hun zoon een opleiding te laten volgen die bij zijn begaafdheid paste. Hij ging naar Parijs en studeerde ijverig en zo verwierf hij zijn eerste diploma in de ”artes liberales”, de vrije kunsten. Dat houdt in: de drie taalvakken: grammatica, dialectica (of logica) en retorica – samen het trivium; en de vier rekenvakken: aritmetica, geometrica, musica (of harmonieleer) en astronomia – samen het quadrivium.

Vervolgens ging Cordier theologie studeren en daarna diende hij als priester in de parochie van Rouen. Daar bleef hij studeren, nu vooral in de klassieke talen, waarvan de grammatica hem enorm boeide. Bij dit alles kreeg de geest van het christelijk humanisme steeds meer vat op hem: ook hij wilde ”terug naar de bronnen” om zo tot ”de diepste wijsheid van Christus” door te dringen.

Wijze uitspraken

Cordier gaf in 1514 zijn priesterambt op en trok weer naar Parijs, waar hij op diverse locaties les ging geven. Op het Collège de la Marche zat in 1523 de 14-jarige Johannes Calvijn uit Noyon onder zijn gehoor. De twee konden het goed met elkaar vinden. Dat was niet in de laatste plaats te danken aan de uiterst vriendelijke manier van lesgeven van magister Cordier. Het was zijn weloverwogen mening dat je de jeugd door strakke methodiek, gepaard met vriendelijkheid, tot je vak kon trekken.

Calvijn, die al op 6-jarige leeftijd zijn moeder had verloren, voelde zich vanaf de eerste dag sterk aangetrokken tot Cordier. Deze gaf zijn pupillen niet alleen theoretische kennis mee, maar bepaalde hun gedachten ook bij wijze uitspraken en lijfspreuken en vooral bij ”de leer van Christus”, waarin vroomheid, zachtmoedigheid en bovenal liefde tot God de wezenlijke kenmerken vormden. Typerend is Cordiers gedichtje: „Een goed scholier ervaart zijn vreugd/ in God, Zijn Woord en in de deugd/ losbandigheid bekoort hem niet,/ hij leert te doen wat God gebiedt.”

Deze wijsheid stond in schril contrast met de praktijk op veel Latijnse scholen, waar, volgens Cordier, de wijsheid van Christus nauwelijks in tel was. Waar de geest van de wereld de grootste invloed had. Naast de ouders moest de school de losbandigheid van de kinderen zo veel mogelijk beteugelen. Als leerlingen moesten zij een waarlijk christelijke vorming ondergaan. Dat was alleen mogelijk vanuit de liefde van Christus voor kinderen. Zó wilde Cordier het onderwijs vernieuwen.

Evangelisme

Cordier voelde zich sterk aangetrokken tot de ideeënwereld van het evangelisme. Deze term is door de Franse historicus Imbart de la Tour in 1905 bedacht. Hij duidt op een geestelijke houding, verwant aan het christelijk humanisme, die zich laat leiden door de zuiver evangelische waarheid over het verlossingswerk van Christus. In Frankrijk was de hooggeleerde Jacques Lefèvre d’Étaples (Jacobus Faber Stapulensis, ca. 1458-1536) de onbetwiste voorman. Hij wordt vaak aangeduid als de Franse voorloper van de Reformatie. Lefèvre stelde Bijbelse vroomheid boven de wetenschap, waarmee hij aangaf dat de wetenschap dienstbaar zou moeten zijn aan het ware christen-zijn. Het vormt de kern van het Franse evangelisme, dat een kritische houding aanneemt tegenover de kerkleer. Lefèvre was sinds 1508 geconcentreerd bezig met het grondig bestuderen van de Bijbel, wat ertoe leidde dat hij in 1523 zijn Franse vertaling van het Nieuwe Testament kon publiceren.

Overigens werd in Frankrijk in 1523 ook de eerste brandstapel opgericht voor iemand die verdacht werd van sympathie voor het lutheranisme. Het was de 40-jarige augustijner monnik Jean Vallière die in Parijs het offer van zijn leven bracht. Deze geestelijke had connecties gehad met Lefèvre d’Étaples, waardoor het evangelisme in Frankrijk als een pro-Lutherbeweging werd gezien.

Maar Lefèvre had het geluk dat hij voorname beschermers had, onder wie koning Frans I en enkele vrouwen in de kring van de koninklijke familie. Ook kreeg Lefèvre de hoge functie van secretaris-generaal van bisschop Guillaume Briçonnet, wiens bisdom Meaux (ten noorden van Parijs) een belangrijk centrum werd van voorzichtige theologische vernieuwing in protestantse zin. Briçonnet was overigens een oud-leerling van Lefèvre. Cordier volgde deze ontwikkelingen met grote belangstelling en wist zich er nauw mee verbonden.

Ketterse opvattingen

Magister Cordier verwisselde nogal eens van werkgever. Na Parijs kreeg hij een baan in Navarre, daarna op diverse andere locaties in Frankrijk. In 1533 werd hij als directeur verbonden aan de Latijnse school van Nevers, om daarna in Bordeaux te dienen. Steeds was hij in deze plaatsen voor korte tijd. Dat kan wijzen op kritische autoriteiten die zo’n moderne pedagoog niet de ruimte wilden geven die hij nodig had. Want Cordier stond kritisch tegenover de oude, scholastiek methode. In zijn lessen ging hij uit van de door leerlingen gemaakte fouten, om die vervolgens met de geleerde grammatica te leren corrigeren. Zo spoorde hij onjuistheden op en leerde zijn pupillen stapje voor stapje het juiste gebruik van het Latijn. Cordier stelde daarbij: „Ik moet deze plant besproeien, maar God zal die doen groeien.”

Bij dit alles werd zijn band met de Rooms-Katholieke Kerk steeds zwakker. In 1534 kwam aan het licht dat de naam van Cordier voorkwam op de lijst van personen die gedagvaard werden om voor de rechtbank te verschijnen vanwege ketterse opvattingen. De sfeer in Frankrijk was totaal veranderd.

Koning Frans I was namelijk in woede ontstoken. In verschillende Franse steden, zelfs tot in zijn paleis toe, hadden onbekenden –waarschijnlijk jonge protestanten– plakkaten opgehangen met teksten tegen de roomse mis en de daarmee verbonden leer van de transsubstantiatie. Het maakte duidelijk hoe ver de nieuwe leer al was opgerukt. Deze uitbarsting van antiroomse gezindheid had plaatsgevonden in de nacht van 17 op 18 oktober 1534 en kreeg de naam ”Affaire des Placcards”. Het gevolg was dat de sfeer van tolerantie definitief plaatsmaakte voor een klimaat van wantrouwen en vervolging. Er volgden arrestaties en executies van diverse verdachten. Onder hen die op de brandstapel hun leven lieten, was Étienne de la Forge, een vriend van Calvijn.

Reformatie

In Parijs ontmoette Cordier de befaamde drukker Robert Estienne, die bekendstond om zijn kritische editie van de Vulgaat en tevens om zijn belangwekkende woordenboeken Frans-Latijn en Latijn-Frans. Ook gaf hij diverse werken van Cordier uit. Deze beroemde drukker-uitgever verwierf zich tot 1550 grote faam als koninklijke drukker, maar zag zich toen genoodzaakt om als protestant een veilig heenkomen te zoeken in Genève. Nog in Parijs heeft Cordier Estienne om raad gevraagd over zijn mogelijke overgang tot de Reformatie. Estienne heeft hem daartoe sterk aangemoedigd en Cordier zette inderdaad deze stap.

Samen met enkele van zijn vrienden vertrok Cordier uit het gevaarlijke Parijs en stak hij de grens naar Genève over. Daar kwamen zij in de zomer van 1536 met Calvijn en Farel in contact. Maar Cordier werd in 1538 tegelijk met de reformatoren Calvijn en Farel de stad uitgezet – gereformeerden en libertijnen botsten hevig. Cordier wist eerst een baan te vinden in Neuchâtel, maar werd uiteindelijk directeur van een Latijnse school in Lausanne – beide steden liggen niet ver van Genève.

Psalmen

Calvijns belangstelling voor het werk van Cordier was na 1523 alleen maar groter geworden. Dit uitte zich onder meer in 1539, toen de hervormer via Guillaume Farel –die toen in Neuchâtel arbeidde en daar regelmatig contact had met de onderwijsman– liet weten graag te beschikken over de door Cordier uitgegeven psalmen. Calvijn was in Straatsburg bezig met de hervorming van de liturgie en wilde dat er een zo goed mogelijke gemeentezang werd ontwikkeld. Dat zou heel goed kunnen gebeuren met behulp van Cordiers uitgewerkte psalmverzen. Calvijn bood Farel in mei 1540 zijn verontschuldigingen aan dat hij geen brieven aan zijn vroegere leermester zelf schreef. Hij liet Cordier –meerdere malen– hartelijk groeten via Guillaume Farel.

Hoe groot Calvijns waardering voor Cordier was, bleek in het najaar van 1541, toen Calvijn het plan smeedde om Cordier de leiding te geven over de reorganisatie van het hoger onderwijs (de Latijnse scholen) in Genève. Cordier had een nieuw model geschreven en Calvijn zou al blij zijn als maar 10 procent daarvan zou worden gerealiseerd. Maar Cordiers antwoord op de Geneefse uitnodiging liet op zich wachten. Calvijn maakte zich ongerust en riep Farel dringend op alles te doen om te voorkomen dat Cordier de uitnodiging afwees. Calvijn gebruikte sterke taal om Cordier over te halen naar Genève te komen: „Want er is geen andere hoop de school weer goed te laten functioneren als hij zich niet, zonder aan zichzelf te denken, hier in de dienst van God wenst te stellen.” Hier klinkt iets in door van de krachtige taal die Farel hanteerde toen hij in 1536 Calvijn in Genève wilde houden. Maar alle pogingen strandden op Cordiers onwil – hij ging verplichtingen aan in Lausanne, waar Pierre Viret zijn pastor werd.

In het vroege voorjaar van 1550 scheef Calvijn een kort briefje aan Cordier. Toch. Want hij wilde hem openlijk dankzeggen voor al het goede dat hij als knaap van 14 in Parijs mocht ontvangen. Calvijn scheef: „Toen mijn vader mij naar Parijs stuurde, werd u door Gods beschikking een tijdlang mijn leraar, waardoor ik –beter dan tot dat moment– verder kon komen in de studie van het Latijn. Het was Gods wil dat u mijn leermeester werd. En dat ik zo ook iets kon betekenen voor de kerk van Christus.” Dit briefje schreef hij in 1550 ter gelegenheid van zijn ”Commentaar op de eerste brief aan de Thessalonicensen”. Hij droeg die aan Cordier op en sloot af met: „U weet dat dit boek in zekere zin van uzelf komt.”

Taalkundig hoofdwerk

In 1559 kwam Cordier alsnog naar Genève om daar van zijn pensioen te genieten, maar ook om nog enkele jaren te dienen in het hoger onderwijs. Hij kwam er in gezelschap van Theodorus Beza en Pierre Viret, die naast hem kwam wonen. Al kort na aankomst had Cordier een ontmoeting met zijn oud-leerling Calvijn. Als deze preekte, zat Cordier vaak onder zijn gehoor. Ze bleven als vrienden met elkaar omgaan.

Het stadsbestuur van Genève, intussen van gereformeerde signatuur, benoemde Cordier tot docent, maar de 82-jarige beperkte het lesgeven tot de jongste groep leerlingen. Daarnaast werkte hij aan de heruitgave van meerdere delen van zijn taalkundig hoofdwerk: ”Colloquiorum scholasticorum, libri quatuor 1564”. Het boek is zo belangrijk dat het nog in 2011 herdrukt werd.

In Nederland werd Cordiers lesmethode tot ver in de 17e eeuw gebruikt op de Latijnse scholen. De dialogen daarin dienden als oefening en toetssteen van grammaticale kennis; ieder woord werd benoemd, verbogen en vervoegd, iedere zin uitgeplozen en uiteengerafeld en ten slotte werden, in een vraag-en-antwoordspel, alle losse elementen keurig aan elkaar gepast tot volledige zinnen. Analyse en synthese waren in evenwicht. In een vriendelijke sfeer kregen leerlingen een prima training die hen in staat stelde de Latijnse klassieken –en met name Augustinus– te lezen en te begrijpen.

Mathurin Cordier werd in het voorjaar van 1564 ziek en treurde over het sterven van Calvijn op 27 mei. Hij overleed ruim drie maanden na de reformator en ook hij kreeg zijn graf op het Plain Palais in Genève, dicht bij dat van zijn oud-leerling. Cordier wordt tot op vandaag gezien als een belangwekkende gereformeerde onderwijsvernieuwer.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer