In 1824 richtte koopman-koning Willem I de Nederlandsche Handel-Maatschappij (NHM) op als handelsonderneming en financier. Ze was deels bedoeld als voortzetting van de roemrijke VOC en heeft in de Nederlandse economie en die van Nederlands-Indië een belangrijke rol gespeeld.
In de periode van 1924 tot 1926 verscheen van de hand van de econoom Van Mansvelt een samenvattende studie over de toen honderdjarige geschiedenis van de NHM. Daarna is er geen overzichtswerk meer verschenen. Genoeg reden om een nieuw, uitvoerig overzicht te schrijven. Van de hand van Ton de Graaf verscheen ”Voor handel en maatschappij. Geschiedenis van de Nederlandse Handel-Maatschappij, 1824-1964”. Het zwaartepunt in dit boek ligt op de periode 1880-1964. De auteur is bedrijfshistoricus bij ABN AMRO – rechtsopvolger van de Nederlandsche Handel-Maatschappij.
In de eerste decennia van haar bestaan was de Maatschappij –zo werd ze door tijdgenoten aangeduid– sterk gericht op Nederlands-Indië, waarbij ze als bankier, commissionair en expediteur van de Nederlandse staat optrad. Het vervoer en de verkoop van cultuurproducten zoals suiker vond plaats onder haar verantwoordelijkheid, terwijl vanuit Nederland producten van de Twentse textielindustrie, die door de Maatschappij tot bloei was gebracht en alleen maar dankzij haar subsidies kon bestaan, naar Indië werden vervoerd. Daarnaast verleende ze grote voorschotten aan Amsterdamse suikerraffinadeurs en was ze betrokken bij de financiering van cultuurondernemingen in Nederlands-Indië. Financiële activiteiten vonden ook plaats in Japan en Noord-Amerika, en in Suriname bezat de NHM een suikerplantage.
Bankbedrijf
De NHM, zo schrijft De Graaf, was een handelsonderneming, ontwikkelde zich tot een handelsbank, had een eigen cultuuronderneming, maar was ook een combinatie van investeringsbank en participatiemaatschappij. Dit meersporenbeleid zou een kenmerk van de Maatschappij blijven. Rond 1880 trad er echter een wending op en begon men zich, zij het aanvankelijk tegen de zin van de raad van commissarissen, meer op bancaire activiteiten te richten. Tekenend hiervoor was dat de bankier Balthazar Heldring in de directie werd benoemd.
De belangrijkste activiteit van het bankbedrijf was aanvankelijk de uitgave van obligaties en aandelen van ondernemingen. Uiteindelijk zou dit leiden tot de fusie (1964) met de Twentsche Bank tot ABN. Overigens betekende de opbouw van het bankbedrijf niet dat andere activiteiten werden beëindigd. Rond 1900, zo vat de auteur samen, tekenden er zich duidelijk drie activiteiten af. Ten eerste het bankieren in Nederland en Nederlands-Indië. Ten tweede de beoefening van alle facetten van het cultuurbedrijf in Nederlands-Indië en ondersteunende activiteiten hiervoor. En ten slotte participaties in diverse ondernemingen en speculatieve operaties.
Nationale ondernemingen
Vanaf het begin had de NHM een positieve bijdrage geleverd aan de economische ontwikkeling van Nederlands-Indië en Nederland. In de twintigste eeuw zette deze ontwikkeling door. In Indië werd begin twintigste eeuw het aantal eigen suikerondernemingen uitgebreid, was men betrokken bij mijnbouw en scheepvaart en in Nederland participeerde men in nationale ondernemingen zoals de Hoogovens, de Koninklijke Hollandsche Lloyd en de Holland-Zuid-Afrika-Lijn. Van de Hoogovens werd de NHM de grootste aandeelhouder. Van veel betekenis was ook de kredietverlening aan vliegtuigfabrikant Fokker in de jaren vijftig.
In haar participatie bij deze ondernemingen liet de NHM zich overigens niet alleen door financiële motieven leiden, maar was er ook sprake van een zeker chauvinisme, van ondersteuning van nationale belangen. Opmerkelijk is het dat het bij participaties volstrekt geoorloofd was dat directeuren en commissarissen volop aandelen voor zichzelf reserveerden. Tegenwoordig wordt dit als onacceptabel gezien, zo merkt De Graaf op.
Grote bloei
Van 1902 tot 1934 diende Van Aalst de NHM, eerst als directeur en later als president. Onder zijn bewind maakte de Maatschappij, die steeds vaker in speculatieve zaken participeerde, een grote bloei door. Het meersporenbeleid bleef succesvol en tegelijkertijd nam de betekenis van het bankbedrijf toe. Een belangrijke stap was de overeenkomst die in 1916 met de Geldersche Credietvereening werd gesloten en die in 1936 zou uitmonden in overname door de NHM. Daarmee kon over een toenemend aantal binnenlandse kantoren worden beschikt. Tevens waren er participaties in provinciale banken en buitenlandbanken, zoals de Hollandsche Bank voor West-Indië en de West-Indische Cultuurbank.
De jaren van bloei waren echter eindig. In 1934 werd de NHM getroffen door de grootste crisis in haar bestaan. In de eerste plaats was dit een gevolg van de wereldwijde economische neergang na de beurscrisis van Wall Street in 1929. Daarnaast was er, zo schrijft De Graaf, het falen van een zwakke en weinig innovatieve directie en raad van commissarissen die gedomineerd werden door president Van Aalst, die inmiddels zijn beste jaren had gehad. Een grootse reorganisatie vond plaats, het aandelenkapitaal werd teruggebracht van 80 miljoen gulden tot 20 miljoen gulden en Van Aalst werd vervangen door Crena de Iongh. De harde sanering had vruchten afgeworpen en de nu volgende jaren en de oorlogstijd –waarover zorgvuldig en afgewogen wordt geschreven– kwam men redelijk goed door.
In 1949 waren de binnenlandse vestigingen hersteld en begon de NHM, met name na de nationalisatie van de Indonesische bezittingen, de verkoop van participaties in Afrika en Zuid-Amerika en de verkoop van de Surinaamse suikerplantage, zich exclusief op het bankwezen te richten In 1964 fuseerde zij met de Twentsche Bank tot de ABN. In hetzelfde jaar vloeiden de Amsterdamsche Bank en de Rotterdamsche Bank ineen tot AMRO en in 1991 fuseerden ABN en AMRO.
Na 140 jaar was aan het zelfstandig bestaan van de eens zo trotse Nederlandsche Handel-Maatschappij, die vooral in de eerste decennia van haar bestaan haar sociale roeping heeft verstaan, een einde gekomen.
Waardig vervolg
De Graaf heeft een mooi boek geschreven. Een boek dat de lezer rondleidt in de fascinerende wereld van handel en financiën tot ver over de landsgrenzen heen. Een waardig vervolg op het standaardwerk van Van Mansvelt en een waardevolle bijdrage aan de Nederlandse economische geschiedschrijving.
Voor handel en maatschappij. Geschiedenis van de Nederlandse Handel-Maatschappij, 1824-1964, Ton de Graaf; uitg. Boom, Amsterdam, 2012; ISBN 978 90 8506 946 1; 608 blz.; € 29,-.