Geschiedenis

In 1878 was de protestantenband aanzienlijk breder dan tegenwoordig

Meer dan 300.000 orthodoxe protestanten zetten in 1878 hun handtekening in een actie voor het christelijk onderwijs, het zogenaamde volkspetitionnement. De geografische spreiding van de ondertekenaars laat duidelijk de contouren zien van de huidige biblebelt, al zijn er ook verschillen.

Dr. C. S. L. Janse en prof. dr. F. A. van Lieburg

28 June 2013 18:14Gewijzigd op 15 November 2020 04:28
Bij de volkstelling van 1879 was 55,77% van de bevolking 20 jaar of ouder, namelijk 2.239.537 van de in totaal 4.015.666 inwoners. Dit landelijke percentage 20-plussers is voor alle gemeenten aangehouden bij de berekening van het percentage ondertekenaars
Bij de volkstelling van 1879 was 55,77% van de bevolking 20 jaar of ouder, namelijk 2.239.537 van de in totaal 4.015.666 inwoners. Dit landelijke percentage 20-plussers is voor alle gemeenten aangehouden bij de berekening van het percentage ondertekenaars

Onlangs was het weer zover. Een mazelenepidemie in plaatsen waar de vaccinatiegraad niet hoog is leidt steevast tot kaartjes van de biblebelt en beschouwingen over bevindelijk gereformeerden. De combinatie is typerend. Enerzijds wordt met het uit de Verenigde Staten overgewaaide begrip een aantal min of meer aaneengesloten regio’s bedoeld waar veel orthodoxe protestanten wonen. Tegelijkertijd slaat de biblebelt vaak op die orthodoxe protestanten zelf. Maar hoe is die geografische ‘bijbelgordel’ ontstaan? Als vervolg op een eerder artikel in deze krant (RD 23-2) maken we een momentopname van de protestantse schoolstrijd in Nederland in het jaar 1878.

Protestantenband

Tussen 1572 en 1598 werd in de Nederlandse gewesten boven de grote rivieren het calvinisme ingevoerd. In de praktijk kwam er echter ruimte om andere varianten van christendom te belijden. Veel Nederlanders voegden zich in de nieuwe publieke kerk, maar hier en daar ontstonden enclaves van bewust roomse gelovigen. In de zuidelijke regio’s kwam de protestantisering te laat om nog grote delen van de rooms-katholieke bevolking te winnen. Het resultaat wordt wel beschouwd als de oude protestantenband.

In de negentiende eeuw groeide binnen het Nederlandse protestantisme de spanningen tussen traditionelen (orthodoxen, confessionelen, gereformeerden) en vernieuwingsgezinden (modernen, ethischen). Vooral via predikanten, en later via georganiseerde richtingen, kerkverbanden en partijen, leidde dit tot veranderingen in de geografische spreiding van orthodoxe en liberale protestanten.

Vanaf de Afscheiding van 1834 vonden er op kleine schaal uittredingen van orthodoxe kerkleden plaats. Er bestaat een kaartje van gemeenten in 1835 en er zouden nog gedetailleerder kaarten kunnen worden gemaakt op basis van de volkstellingen van 1839 en 1849. Maar ze blijven voor onze vraag naar de spreiding van orthodoxe protestanten van geringe waarde, omdat lang niet alle orthodoxe hervormden zich afscheidden.

De eerste mogelijkheid om een glimp op te vangen van de negentiende-eeuwse orthodoxe protestantenband (in onderscheid van de oude, tegenover het rooms-katholicisme ontwikkelde protestantenband) lijkt het volkspetitionnement van 1878. Het ging hierbij om een massaal protest tegen de terugdringing van de ”school met de Bijbel” (zie kader). Kerkelijk lidmaatschap was daarbij niet onderscheidend, wel de orthodox-protestantse of de hervormd/gereformeerde confessionele gezindheid.

Zwaartepunten

Waar bevonden zich de geografische zwaartepunten van de ondertekenaars van het volkspetitionnement? Zuid-Holland leverde de meeste handtekeningen op: bijna 90.000. Gelderland (40.000) en Friesland (37.000) tikten ook flink aan. Maar ze werden overtroffen door Noord-Holland, dat 47.000 ondertekenaars telde. Daarbij leverde Amsterdam 70 procent van de Noord-Hollandse handtekeningen.

Op de grote kaart is per gemeente aangegeven welk percentage van de bevolking (van 20 jaar en ouder) het petitionnement ondertekende. Daarnaast is op een kaart aangegeven het stemmenpercentage dat SGP en ChristenUnie bij de laatste Kamerverkiezingen behaalden. Strikt genomen zou je daar ook nog (een deel van) de protestantse vleugel van het CDA bij moeten tellen, maar die uitsplitsing is niet te maken.

Wat valt bij vergelijking op? Er heeft onmiskenbaar een zekere versmalling plaatsgevonden. In 1878 was de protestantenband aanzienlijk breder dan tegenwoordig. Zuidwest-Friesland, Oost-Gelderland en Zuid-Holland-West hoorden er duidelijk bij. Ook Noord-Holland ontbrak niet. Daarentegen springen de Veluwe en de Alblasserwaard er nog niet zo uit als bolwerken van orthodoxie.

De sterke terugloop sinds 1878 van de protestantse orthodoxie in de grote steden komt op de kaarten minder naar voren. Amsterdam alleen al leverde destijds meer handtekeningen op dan de provincie Utrecht of Overijssel. In de hoofdstad tekende 17,7 procent van de bevolking. In Den Haag was dat zelfs 21 procent.

Ruim een op de zes Amsterdammers gaf destijds blijk van zijn dringende behoefte aan een school met de Bijbel. Kom daar nu eens om! SGP en ChristenUnie kwamen bij de laatste Kamerverkiezingen in Amsterdam niet verder dan 0,9 procent van de stemmen. Tel je het hele CDA er bij, dan kom je aan 3,1 procent.

Ook op landelijk niveau blijkt hoezeer sinds het volkspetitionnement de ontkerstening heeft doorgezet. In 1878 tekende 13,7 procent van de bevolking. SGP en ChristenUnie kregen vorig jaar niet meer dan 5,2 procent van de stemmen.

Het volkspetitionnement moest in korte tijd worden georganiseerd. Had men er meer tijd voor gehad, dan waren er wellicht nog heel wat meer handtekeningen ingezameld. Zo ontbreekt Urk, de gemeente waar SGP en ChristenUnie thans het hoogste percentage stemmen behalen, in de lijst.

In Drenthe tekenden ook maar weinig mensen. Nu waren de Drentse hervormden overwegend vrijzinnig, maar Beilen, waar bijna 700 afgescheidenen woonden, ontbreekt eveneens. Ook in de gemeente Staphorst werden maar weinig (81) handtekeningen gezet. Nog geen 3 procent van de bevolking tekende. Wellicht was de openbare school daar nog zodanig dat die bij de orthodox-hervormde bevolking weinig bezwaren opriep. Ook elders zal dat gespeeld hebben.

Andere plaatsen, zoals Nijkerk (2617 handtekeningen, 62 procent), vielen juist op door hun forse deelname. Dat gold ook bijvoorbeeld voor Leiden (6129 handtekeningen), waar een kwart van de bevolking het volkspetitionnement tekende.

Interpretatie

Wat leert de kaart van 1878 nu over de oorsprong van de biblebelt in Nederland? Vooropgesteld: de kaart weerspiegelt geen volledige volkstelling maar een beperkte en kortstondige mobilisatie van mensen die een specifieke actie ondersteunden. Allerlei factoren speelden daarbij mee, zoals de stimulerende betrokkenheid van kerkenraden en/of schoolverenigingen en de manier waarop sympathisanten werden geworven, hetzij bij gelegenheid van een kerkdienst, hetzij bij een rondgang langs de huizen. Wat betekent het eigenlijk dat mensen hun handtekening zetten?

De momentopname van 1878 roept de bredere historische vraag op welke rol het volkspetitionnement speelde in de ontwikkeling van een orthodox-protestants volksdeel of in de uitkristallisering van verscheidene orthodox-protestantse volksdelen, subculturen of belangengroepen. Gaf de massamobilisatie uiting aan een reeds bestaand patroon van geloof en identiteit, of gaf ze juist een impuls tot de vorming van identiteiten en groepen in lokale samenlevingen en landelijke samenwerkingsverbanden (partijen, kerken en verenigingen)? De kaart kan worden bezien als een uitloper van een bestaande situatie of, als een voorloper van iets nieuws, een herverkaveling van de ”gereformeerde gezindheid” in cultureel en geografisch opzicht.

We gaven de eerste indrukken van een vergelijking tussen de kaart van 1878 met die van SGP en CU in 2012. Het zou boeiend zijn dat ook te doen met belangrijke momenten in de tussenliggende periode op politiek, kerkelijk en maatschappelijk terrein. Te denken valt aan spreidingskaarten van christelijke partijen en scholen, van de Confessionele Vereniging en de Gereformeerde Bond en van diverse gereformeerde kerkverbanden. Van rechtlijnige ontwikkelingen zal dan niet gauw sprake zijn, eerder van onvoorspelbaarheid, dynamiek en zifting van bevolkingsgroepen.

Indien we het begrip biblebelt opvatten als een aanduiding voor de orthodoxe protestantenband, dan kunnen we best concluderen dat die al in 1878 bestond. Toch waren er toen ook plaatsen die pas later bij nieuwe politieke, kerkelijke en culturele mobilisaties ingekleurd werden. Gebieden die ‘afgevallen’ zijn, verschoten in feite van kleur, maar welke dan en waarom?

Bevindelijk gereformeerden

De gangbare betekenis van de biblebelt beperkt zich tot de SGP of de bevindelijk gereformeerden. Die laatste groepering moge in geestelijke zin al sinds mensenheugenis bestaan, maar wordt als sociaal-religieuze groepering pas sinds 1985 afgebakend in de literatuur en het publieke debat. In de context van het Nederlands protestantisme spreekt men daarnaast over orthodox-gereformeerden en modern-gereformeerden.

Zou de SGP al sinds haar oprichting in 1918 als mobilisering van de bevindelijk gereformeerden gelden, dan is een bestaande kaart van de SGP-aanhang in 1937 de eerste mogelijkheid om de biblebelt in engere zin zichtbaar te maken als een toespitsing van de bredere biblebelt of orthodoxe protestantenband op de kaart van 1878. Opvallend is daarbij de uitdunning van de brede biblebelt in de noordelijke provincies en de verdikking op de Veluwe en op de Zuid-Hollandse en Zeeuwse eilanden.

Welke factoren zorgden voor splitsing en contractie? Veelal is strijd tussen diverse groepen en richtingen in een bepaalde plaats of regio bevorderlijk voor profilering, scheuring en identiteitsversterking. De ontstaansgeschiedenis van de Hersteld Hervormde Kerk, waarvan de geografische spreiding verwant is aan de biblebelt, zou hierop licht kunnen werpen.


„Plaats, Sire, Uwe Koninklijke handteekening nooit”

Het was 135 jaar geleden een indrukwekkende mobilisatie van het orthodox-protestantse volksdeel. In juli 1878 werden in een week tijd meer dan 300.000 handtekeningen opgehaald. Een op de acht volwassen Nederlanders tekende het volkspetitionnement tegen de nieuwe onderwijswetgeving. Omgerekend naar de huidige bevolkingsomvang zouden dat er nu 1,75 miljoen moeten zijn!

Het was de tijd van de schoolstrijd. Ongetwijfeld was de openbare school in de 19e eeuw nog niet zo geseculariseerd als thans het geval is. Vrijwel alle Nederlanders behoorden in die tijd tot een kerk. Volgens de onderwijswet moest de openbare school opleiden tot alle christelijke en maatschappelijke deugden.

Het christendom van de openbare school kwam dicht bij een algemene godsdienstigheid, waar moderne en orthodoxe protestanten, rooms-katholieken en joden zich in zouden moeten kunnen vinden. Voor orthodoxe protestanten was dat, ook in het licht van de doopbelofte, onvoldoende. Wie echter een christelijke school oprichtte, moest zelf de kosten opbrengen.

In de politiek domineerden de liberalen. Die beseften het belang van onderwijs, maar dan wel op de openbare school. De liberale minister Kappeyne van de Coppello kwam met een wetsontwerp dat hogere eisen stelde aan de kwaliteit van de scholen. Extra geld om dat te realiseren kwam alleen beschikbaar voor de openbare school. De christelijke school zou daardoor nog meer in de knel geraken.

Om die reden werd er een volkspetitionnement georganiseerd. Honderdduizenden mensen tekenden een petitie aan koning Willem III (men sprak van een smeekschrift) om deze onrechtvaardige wet niet te ondertekenen. „Plaats, Sire, onder zulk een Wetsvoordracht Uwe Koninklijke handteekening nooit!”

Ook de rooms-katholieken, die steeds meer bezwaren kregen tegen de openbare school, lieten van zich horen. Wel trokken protestanten en rooms-katholieken gescheiden op. In die tijd was de afstand tussen beide stromingen nog heel groot. Aan de protestantse kant bleven de ethisch-hervormden veelal buiten de actie.

Bij de rooms-katholieken tekenden alleen de gezinshoofden: 164.000 in totaal. Het protestantse volkspetitionnement kon getekend worden door alle mannen en vrouwen vanaf 20 jaar. Dat waren er welgeteld 305.596. In het ”Gedenkboek betreffende het Volkspetitionnement”, dat in hetzelfde jaar uitkwam, staan per woonplaats de aantallen handtekeningen nauwkeurig vermeld.

Dat waren forse aantallen bezwaarden, zeker als we bedenken dat het aantal kiesgerechtigden rond de 120.000 lag. Niettemin tekende koning Willem III de wet. Staatsrechtelijk kon hij ook moeilijk anders.

Het volkspetitionnement kan gezien worden als een massale mobilisatie van de voorstanders van de christelijke school. In het gedenkboek worden ze omschreven als „het volk dat met den alles verwoestenden stroom van ongeloof en materialisme nog niet geheel is weggedreven.”


Bronnen

N.M. Feringa, Gedenkboek betreffende het Volkspetitionnement (Amsterdam 1878) 125-132.

Literatuur:

-H. Knippenberg, C.M. Stoppelenburg en H.H. van der Wusten, ‘De protestantenband van Nederland: de geografische spreiding der orthodox-protestanten in 1920 en 1985/86’, in: KNAG Geografisch Tijdschrift 27 (1989) 12-22.

-Peter van Rooden, Religieuze regimes. Over godsdienst en maatschappij in Nederland 1570-1990 (Amsterdam 1996) 169-199.

-Rienk Janssens, De opbouw van de Antirevolutionaire Partij 1850-1888 (Hilversum 2001) 146-155.

-Maartje Janse, De afschaffers. Publieke opinie, organisatie en politiek in Nederland 1840-1880 (Amsterdam 2007) 251-291.

-Fred van Lieburg (red.), Refogeschiedenis in perspectief. Opstellen over de bevindelijke traditie (Heerenveen 2007); hierin met name het artikel van Jan Dirk Snel, ‘Waarom daar?’ De Refoband of Refogordel als onderdeel van de Protestantenband, 51-91.

-De Bosatlas van de geschiedenis van Nederland (Groningen 2011) 337 en 406-409.

Zie ook www.rd.nl/biblebelt en www.dutchbiblebelt.org .

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer