Europa had wel iets meer van Obama verwacht
Voor Europa zou Obama het beste zijn, schreef ik vier jaar geleden in deze rubriek. Door het optreden van George W. Bush waren de verhoudingen met de Verenigde Staten zo onder spanning gekomen dat een keus voor een ander beleid beter zou zijn.
Niet iedereen nam mij mijn analyse in dank af. Enkele mensen lazen mijn gedachtegang als een pleidooi voor Obama, en voor een christelijke krant vond men dat ongepast. Want Obama was toch –zoals na zijn beëdiging direct bleek– een uitgesproken voorstander van abortus.
Mijn verwachting toen was dat de samenwerking tussen Amerika en Europa met Obama soepeler zou verlopen dan met de toenmalige Republikeinse kandidaat, John McCain. Die laatste mocht dan meer internationale ervaring hebben, toch werd hij gezien als opvolger van de rechtse Bush.
Weinig Amerikaanse presidenten waren ooit zo populair in Europa als Obama. Niet alleen GroenLinksleider Halsema steunde hem onvoorwaardelijk en noemde hem lyrisch „een baken van licht in de donkere winter.” Ook PvdA-vicepremier Bos sprak zijn voorkeur voor hem uit (wat hem kwam te staan op een schrobbering van premier Balkenende).
Tijdens zijn campagne was Obama in de zomer van 2008 in Berlijn al toegejuicht door een menigte van 200.000 mensen. Weinig politici krijgen dat voor elkaar. Dat hij in 2009 de Nobelprijs voor de vrede kreeg toegekend, kwam waarschijnlijk door die mateloze populariteit.
Dat optreden van Obama vond natuurlijk plaats tegen de achtergrond van acht jaar met George W. Bush. Die had –om begrijpelijke redenen– altijd veel steun onder orthodoxe christenen. Maar deze Texaanse olieboer werd nimmer een diplomaat. De manier waarop hij de oorlogen in Afghanistan en Irak verdedigde riepen eerst twijfel en van lieverlee ook weerstand op. Voor veel van zijn vroegere sympathisanten werd zijn optreden een verlegenheid. Vanuit de samenwerking tussen Europa en de VS zou Obama een verademing betekenen.
Dat Obama in Europa beter viel dan Bush, kwam niet doordat hij een vlotte man was met betere communicatieve vaardigheden. Ook het wereldbeeld speelde mee. Obama was veel moderner, en pleitte voor meer openheid voor homoseksuelen. Bush had daarentegen een religieuze uitstraling. Hij heeft zelfs gepoogd een amendement aan de grondwet toe te voegen dat het homohuwelijk onmogelijk zou maken. In Europa houdt men niet zo van religieuze politici. En homobelangen zijn hier heilig. Obama zou ook geen eenzijdige besluiten (over militaire inzet bijvoorbeeld) meer nemen, maar overleg voeren.
Wie terugkijkt, moet vaststellen dat Obama hier weinig van heeft terechtgebracht. Kort na zijn aantreden in 2009 woonde hij de NAVO-jubileumtop in Straatsburg en Kehl bij. Daar pleitte hij voor een kernwapenvrije wereld. Over dat onderwerp is sindsdien nog nauwelijks iets vernomen.
In 2011 maakte hij nog een reis langs enkele landen in Europa; Ierland, Groot-Brittannië, Frankrijk en Polen. Veel meer dan beleefdheden werden daar niet uitgewisseld. Zelfs in Londen vroegen de media zich af of er van de ”special relationship” nog iets over was. In Brussel, waar de NAVO en de Europese Unie zetelen, moet Obama zijn eerste opwachting altijd nog maken. Dan deed Bush meer zaken met Europa.
Vraag is trouwens of Europa echt openstond voor samenwerking. Toen de NAVO (waarin de Amerikanen de grootste vinger in de pap hebben) aan Nederland vroeg in Afghanistan te blijven, gaf PvdA’er Bos niet thuis, waarop Balkenende IV struikelde. „Met zulke vrienden heb je geen vijanden meer nodig”, schreef NRC-columnist J. L. Heldring daarop.
Voor de samenwerking met Europa is Obama dus een teleurstelling geworden. Maar teleurstellingen hebben alles met verwachtingen te maken. En die waren veel te hoog. Beter is het daarom deze keer geen hoge verwachtingen te hebben; noch van Obama, noch van zijn tegenstrever.
Reageren? buza@refdag.nl