Geschiedenis
„Uitspraak Willem van Oranje wel aannemelijk”

DELFT – Dat Willem van Oranje bij zijn sterven de woorden: „Mijn God, heb medelijden met mij en met dit arme volk” heeft uitgesproken, is zeker aannemelijk. De bronnen zijn daarover zeer overtuigend.

L. Vogelaar
2 April 2012 11:45Gewijzigd op 14 November 2020 20:16
Het pistool waarmee Willem van Oranje in 1584 werd doodgeschoten is te zien in Museum Het Prinsenhof in Delft. Sinds gisteren belicht de tentoonstelling ”Cold Case” in het museum de resultaten van vier jaar onderzoek naar de moord op Willem van Oranje. Fo
Het pistool waarmee Willem van Oranje in 1584 werd doodgeschoten is te zien in Museum Het Prinsenhof in Delft. Sinds gisteren belicht de tentoonstelling ”Cold Case” in het museum de resultaten van vier jaar onderzoek naar de moord op Willem van Oranje. Fo

Dat stelt dr. C. R. van den Berg, bestuurslid van de vereniging Je Maintiendrai Nassau en penningmeester van Oranje-Nassaumuseum Het Loo in Apeldoorn. Hij weerspreekt daarmee de conclusie van forensisch arts M. Weststrate, die het originele sectierapport heeft geïnterpreteerd. Hij stelt: „De mogelijkheid dat hij nog iets heeft gesproken acht ik uitgesloten.” Volgens Weststrate is de kogel bij de vijfde rib naar binnen en bij de achtste rib naar buiten gegaan, waardoor de linkerzijde van de hartkamer is weggeslagen. „Dan treedt de dood onmiddellijk in.”

De stelling van de arts is onderdeel van de resultaten van onderzoek dat de afgelopen vier jaar naar de moord is gedaan. Het Erfgoed Delft en het EO-programma Blauw Bloed meldden zaterdagavond dat uit onderzoek is gebleken dat de beroemde kogelgaten in de muur van Het Prinsenhof in Delft daadwerkelijk de gaten zijn die de kogels achterlieten die Willem van Oranje op 10 juli 1584 hebben gedood.

Het verhaal in de geschiedenisboeken over de laatste woorden van de stadhouder zou onjuist zijn. Prof. dr. H. Pleij, emeritus hoogleraar historische Nederlandse letterkunde, stelde zaterdag dat het laat zien hoe de propaganda destijds werkte. Heel geraffineerd is een leuze die al eerder in geschriften van Willem van Oranje voorkwam, verheven tot zijn laatste woorden, zegt Pleij. „We kunnen hieraan zien hoe geschiedenis gemaakt wordt.”

„Er zijn wel meer historische gebeurtenissen wetenschappelijk onverklaarbaar, maar daarmee zijn ze nog wel gebeurd”, reageert Van den Berg. Hij wijst op een brief van Maria van Nassau, de oudste dochter van Willem van Oranje. Zij was getuige van de aanslag en deed op 17 juli 1584 schriftelijk verslag aan haar tante Juliana, die in Rudolstadt woonde. Daar bewaart men deze brief nog. „Wat voor een motief zou zij gehad hebben om deze woorden te fantaseren? Dat zou niet alleen misbruik van Gods Naam zijn geweest, maar het was ook helemaal niet nodig: haar vader was na 1572 overtuigd calvinist en stond algemeen zo bekend; dat hoefde niet met gefantaseerde woorden bewezen te worden”, stelt Van den Berg. Een andere overtuigende bron is volgens de Zwijndrechtse historicus het rapport dat Pierre Loyseleul, de hofprediker en secretaris van de prins, in opdracht van de Staten-Generaal opstelde. Hij vermeldt dit gebed ook. De stalmeester Jacques de Malderee, die de prins opving, hoorde hem deze woorden zeggen. Een dag later informeerde Loyseleul de koning van Frankrijk en vermeldde de bede in het Frans.

Ook gravin Van Schwartzenburg, een zuster van de prins, was bij de moord aanwezig en hoorde de prins die woorden zeggen. Het gebed is ook gehoord door de Keulse keurvorst-bisschop Von Waldburg, die bij Willem van Oranje logeerde.

Eeuwenlang lagen er op de Dillenburg twee bundels van graaf Jan van Nassau met documentatie over de moord. Die berusten nu bij het Koninklijk Huisarchief. Oor- en ooggetuigen geven daarin aan wat Oranje verzuchtte. Ook twee Engelse officieren in het Nederlandse leger rapporteerden hun vorstin, koningin Elizabeth I, over de moord en vermeldden zijn laatste woorden. De vorstin herhaalde die in een brief aan de weduwe, Louise de Coligny, tot troost.

„Zonneklaar blijkt dat diverse getuigen, onafhankelijk van elkaar, deze zin weergeven”, schreef Van den Berg eerder in deze krant.

„Uit niets is een afspraak op te maken om de prins te ‘verheerlijken’ door middel van een verzonnen gebed.”

Onderzoeksbureau DelftTech heeft een 3D-scan gemaakt van de hal waar de moord werd gepleegd. Het blijkt dat de muur waarin de gaten zitten er in 1584 ook stond.

De politie heeft met een vergelijkbaar wapen als moordenaar Balthasar Gerards gebruikte, schietproeven gedaan om te kijken of de kogels inderdaad het lichaam van de prins weer hebben kunnen verlaten. Dit blijkt het geval te zijn.

De kogelgaten zijn in de loop der tijd wel groter geworden doordat mensen er in peuterden. Loden kogels uit een radslotpistool, het wapen dat Gerards gebruikte, laten slechts kleine inslagen in het stucwerk van een muur achter.

Sinds zondag is in Het Prinsenhof in Delft de tentoonstelling ”Cold Case” te zien, over de reconstructie van de moord. De expositie ”Cold Case” loopt tot 1 juli.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer