Opinie

Laat Auschwitz beginpunt van nieuwe toekomst zijn

Auschwitz staat symbool voor heel de Europese erfenis van ”de eeuw van de kampen”. Uit de brokstukken hiervan dient de Europeaan een nieuwe toekomst te fabriceren, betoogt prof. dr. Robert van der Laarse.

25 January 2012 20:24Gewijzigd op 14 November 2020 18:54
„Het ruïnelandschap van Auschwitz-Birkenau is als centrum van de Holocaust het meest schuldige landschap van Europa geworden.” Foto EPA
„Het ruïnelandschap van Auschwitz-Birkenau is als centrum van de Holocaust het meest schuldige landschap van Europa geworden.” Foto EPA

In heel Europa, zowel in het westen als in het oosten, draaide de omgang met het oorlogsverleden decennialang om vermijden en vergeten. Historische plekken, de ”shattered sites” van de nog nauwelijks begrepen Holocaust, werden als het ware uit het collectieve geheugen gefilterd.

Achteraf kan men zich hierover verbazen, maar indertijd verbaasde het niemand. Hoewel de Jodenvervolging in de meeste Europese landen al vanaf de jaren zestig binnen het narratieve raamwerk van de nationale oorlogsgeschiedenis was ingepast, kregen de kampen pas een nieuwe betekenis als ”schuldig landschap” nadat de meeste waren gesloopt.

Het ruïnelandschap van Auschwitz-Birkenau is als centrum van de Holocaust het meest schuldige landschap van Europa geworden. Het was de Amerikaanse mediaproductie over de fictieve Duits-Joodse familie Weiss die in 1978 bij het grote publiek de aandacht op Auschwitz richtte en de perceptie van de Tweede Wereldoorlog als een strijd van de westerse wereld tegen Hitlers Endlösung vestigde.

Toch was deze ”Americanization of the Holocaust” niet de enige mediagebeurtenis van deze periode. Belangrijker, althans voor wat de Europese ervaringswereld betreft, was Claude Lanzmanns indringende verslag van zijn reis naar Polen. Met zijn documentaire ”Shoah” (1985) plaatste hij tegenover de Amerikaanse Holocaustfictie als het ware een door getuigenissen opgeroepen topografische herinnering aan de Poolse kampen, met het eigentijdse herinneringslandschap als geheugenprothese.

Met ”Shoah” begon de ontmoeting met de authentieke brokstukken van het verleden. Een herinneringslandschap dat een naoorlogse generatie slechts van verhalen kende. Tegelijk representeerde dit nieuwe narratieve raamwerk een breuk met het Grote Verhaal van de oorlog als een heroïsche overwinning van de westerse democratie op het totalitarisme.

Dit alles begon al vóór de val van de Muur die vaak het omslagpunt in de Europese herinneringscultuur wordt genoemd. De betekenis van 1989 lag volgens mij echter op een ander vlak. Het lang vergeten en verzwegen verleden werd door de ontmanteling van het Oostblok als het ware gere-integreerd binnen de Europese geheugenruimte.

Werden de Oost-Europese vernietigingskampen, met uitzondering van de naoorlogse ‘terugkeerreizen’ van kleine groepen kampoverlevenden, voordien nauwelijks bezocht, in Lanzmanns voetspoor trokken spoedig duizenden toeristen naar Polen, op zoek naar de sporen van het oorlogsverleden. De plaatsen van terreur, die eerst in vrijwel alle Europese landen na de oorlog door sloop en herbestemming als een vreemde erfenis buiten het nationale lichaam zijn geplaatst, werden zo vanuit de ‘antiherinnering’ geleidelijk aan weer als erfgoed toegeëigend.

Gemeenschappelijk

Maar hoe gemeenschappelijk is de ervaring van de Holocaust in Europa eigenlijk? De afgelopen jaren is steeds duidelijker geworden dat de westerse perceptie vrijwel geen aansluiting vindt bij de ervaringswereld van de bewoners van de Oost-Europese landen waar de terreur heeft plaatsgevonden.

Anders dan in het Westen, waar Auschwitz symbool staat voor de Jodenmoord en voornamelijk over een teveel aan getuigenissen wordt geklaagd, is er in Oost-Europa sprake van een teveel aan gebeurtenissen. Er zijn gewoon te veel pijnlijke plekken, en te veel ‘onterfde’ bevolkingsgroepen met te veel tegenstrijdige herinneringen.

Op zoek naar hun verloren identiteit zuiveren nationalisten het verleden van ongewenste smetten. De revisionistische ontkenning van de Holocaust als een communistisch of zionistisch complot is dominant in dit deel van Europa.

Tegenover het dominante Holocaustparadigma in West-Europa wordt in Midden- en Oost-Europa een perifere ‘tegengeschiedenis’ gesteld die draait om het traumatisch verleden van de Sovjet­onderdrukking. De bevrijders van Auschwitz worden in de nieuwe, postcommunistische lidstaten van de Europese Unie juist voor bezetters gehouden.

De eeuw van de kampen wordt er volgens dit bezettingsparadigma vanuit een herkenbaar, postmodern slachtofferperspectief met een nadruk op terreur, trauma en getuigenissen vormgegeven als een anticommunistische strijd om nationale onafhankelijkheid. Een nationaal therapeutisch project om de samenleving van het communisme te zuiveren.

Blind

Het ”Nooit meer Auschwitz!” of ”Never Again!” fungeert al sinds de oorlog als een permanente waarschuwing tegen racisme, massamoord, etnische terreur en andere misdaden tegen de mensheid. De vraag waar wij nu voor staan is die van de toekomst van dit Holocaustparadigma.

Dit is geen gemakkelijke vraagstuk, want nu Auschwitz van een historische categorie een morele imperatief is geworden, representeert het een breed scala aan opvattingen en praktijken die zich steeds moeilijker onder één noemer laat brengen.

Europa’s politieke eenwording van de afgelopen decennia is in belangrijke mate gefundeerd op de illusie van een samenbindend, getraumatiseerd verleden. Het enige wat ons bindt is echter een herinneringskloof. Naoorlogs Europa ligt bezaaid met betwist erfgoed, waarvan niet valt te verwachten dat het door ”dark tourism” minder pijnlijk zal worden.

Terwijl mondiaal de nazistische vernietiging van de Joden als een niet te bevatten kwaad buiten de geschiedenis is geplaatst, ligt voor veel Britten, Fransen en Belgen het meest traumatische verleden nog steeds begraven in de loopgraven bij Verdun, aan de Somme en de IJzer, herdenkt Rusland nog even heroïsch als onder Stalin de miljoenen slachtoffers van de Grote Vaderlandse Oorlog en wordt er in Duitsland steeds meer aandacht gevraagd voor het ‘eigen’ slachtofferschap en oorlogslijden.

Het verst verwijderd van het Holocaustparadigma, maar qua vorm daaraan juist zeer verwant, is misschien nog wel het Oost-Europese bezettingsparadigma. Dat laat nauwelijks ruimte voor een verwerking van de moord op de Oost-Europese Joden die zo nauw met de strijd tegen het communisme was verbonden.

Toch vraagt de politicoloog Aleksander Smolar om meer ruimte binnen het Europese geheugen voor oostelijk Midden-Europa, en wel omdat hier –anders dan in door euroscepsis geplaagde West-Europa– nog sprake is van een optimistisch vertrouwen in het Europese, democratische project!

Men kan dit zien als een excuus voor nationalisme, maar ik vat het op als een oproep tot een transnationale herinneringspolitiek die voorbij Auschwitz durft te kijken. Natuurlijk zullen we dan niet mogen vergeten dat Auschwitz nog steeds Oswiezim is; een gelaagde en betwiste plek waar de Oost- en de West-Europese ervaringswerelden over elkaar heen schuren. Daarnaast staat Auschwitz echter voor heel de Europese erfenis van de eeuw van de kampen, uit de brokstukken waarvan wij in deze complexe tijd van mondialisering en de terugkeer van het eigene, een nieuwe toekomst moeten fabriceren.

Dit verplicht ons tot een grotere belangstelling voor waarheidsvinding en authenticiteit, om te voorkomen dat onze herinneringen worden verpulverd tot Holocaustfictie. Maar dit vraagt ook om een kritische doordenking van de onderlinge samenhang van Europa’s vele catastrofes uit de eeuw van uitersten.

Laat Auschwitz geen nulpunt maar een eindpunt zijn – het einde van dat even verleidelijke als verschrikkelijke verlangen naar zuiverheid. In plaats van een uitroepteken zou ik daarom achter ”Nooit meer Auschwitz” een vraagteken willen zetten. Want over welk Auschwitz hebben we het eigenlijk in het licht van al die verdrongen, pijnlijke geschiedenissen die met hun verborgen, tegenstrijdige betekenissen overal in Europa de kop opsteken als voer voor toeristen en nationalisten?

De auteur is hoofddocent cultureel erfgoed aan de Universiteit van Amsterdam. Dit artikel is een bewerking van de oratie die hij gisteren uitsprak bij de aanvaarding van het ambt van bijzonder hoogleraar erfgoed van de oorlog aan de Vrije Universiteit.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer