Dr. A. Th. van Deursen: Historicus van het liefdegebod
Hij was inmiddels tachtig jaar oud, had dus de leeftijd der zeer sterken bereikt, hij was ernstig ziek en leefde bij de dag, zijn dood komt dus niet totaal onverwacht, maar toch heeft het iets overrompelends: de gedachte aan een wereld zonder Arie Theodorus van Deursen.
Toen het nieuws maandagmiddag bekend werd, praatten ze op de radio gewoon verder en bleven de treinen rijden. Je had toen de neiging dat bekende gedicht van W. H. Auden (Funeral Blues) rond te twitteren en iedereen op te roepen de klok even stil en alle mobieltjes uit te zetten, de honden te verbieden te blaffen, alle muziek te laten zwijgen en „met stille trom de laatste tocht van deze dode” om te roepen. Even maar, om een paar minuten stil te staan bij de dood van deze man, een groot historicus en belijdend christen.
Van Deursen behoorde tot de categorie van mensen als minister Donner en L. M. P. Scholten: gereformeerde, onmodieuze mannen, in het driedelig gekleed, intelligent en met een sterk onderkoeld gevoel voor humor, denkers die eigenlijk nooit hebben begrepen waarom een mens in zijn leven van mening zou moeten veranderen of een andere bril zou moeten kopen wanneer die nog niet kapot is.
Van Deursen ging naar zijn werk met een ouderwetse schooltas die je op geen school meer ziet, was in alles stipt en secuur, en kon de wereld met ironie en verbazing bezien. De meeste foto’s van hem lijken genomen op een moment dat hij net een ontploffing heeft gehoord.
Als je bij hem aan huis kwam en je had hem verteld dat je je koffie zwart zonder suiker dronk, schonk hij hoofdschuddend in, mompelend dat de moderne mens blijkbaar zo zijn koffie dronk, zonder melk, zonder suiker, zoals mensen vroeger hun koffie plachten te nuttigen en hij dat nog steeds deed.
In Katwijk deelde hij mij een jaar of wat geleden eens mee dat nu toch wel het moment was aangebroken dat ik hem Arie mocht noemen. Hij keek er wat ongemakkelijk bij. Het is er nooit van gekomen.
Over dat Katwijk ging zijn laatste boek. Hij voltooide het in mei van dit jaar. Nadat hij het manuscript bij zijn uitgever Mai Spijkers had ingeleverd, gingen hij en zijn vrouw er een weekje tussenuit. Van Deursen had al jaren prostaatkanker, maar met behulp van medicijnen was daarmee te leven. Op zijn vakantieadres kreeg hij hevige pijn in de rug en toen bleek dat zijn ziekte naar de botten was uitgezaaid. De laatste maanden van zijn leven woonde hij in een verpleegtehuis in Oegstgeest. De verschijning van zijn boek heeft hij gelukkig nog meegemaakt. De presentatie was op 10 oktober in het gemeentehuis van Katwijk, in kleine kring, zijn familie was er, zijn leerling Fred van Lieburg was er en wat andere vrienden en bekenden, Van Deursen zat in een rolstoel en hoopte vooral dat iedereen het kort zou houden.
Hij zou deze week nog een interview over een lang leven in de geschiedwetenschap aan de Volkskrant geven maar toen dat afgelopen weekend werd afgezegd, begreep iedereen dat het einde waarschijnlijk snel naderbij kwam.
Door zijn overlijden heeft hij het boek niet kunnen voltooien waarvan hij al enkele hoofdstukken had geschreven: een boek over hem en zijn vader, de Rotterdamse tuinderszoon dr. A. van Deursen (1891-1963), die vooral bekend is geworden door zijn boeken over Bijbelse aardrijkskunde. Het moest een boek worden zoals collega-historicus Henk Wesseling dat in 2008 heeft gepubliceerd: een portret van de vader door de zoon dat in het geval van de Van Deursens een eeuw gereformeerd leven zou hebben toegelicht.
Dat boek hadden we graag nog gelezen, maar we moeten vooral dankbaar zijn voor al die prachtige boeken die hij wel heeft geschreven. Als historicus was Van Deursen een man van hoge statuur. Hij was een ongeëvenaard kenner van de Nederlandse geschiedenis van de zestiende en zeventiende eeuw, en wist daar zeer onderhoudend over te schrijven, met die korte, onnadrukkelijke zinnen, in een knisperende stijl die hem eigenlijk de P. C. Hooftprijs had moeten opleveren.
Dat imposante oeuvre werd gedragen door liefde. Liefde tot een geloof en een cultuur, en liefde tot mensen die nog levende of al gestorven naasten zijn en aan wie dus recht moet worden gedaan. Het oeuvre van Van Deursen is het oeuvre van het liefdegebod.
Maar hij was ook iemand die zich het Evangelie niet schaamde. Hij was een christen die kerkelijk aan het zwerven raakte, maar wiens belijden scherp was belijnd door een onwrikbaar vertrouwen in de Bijbel als het Woord van God en de gereformeerde belijdenis. Hij zag scherp toe op iedere schending of poging daartoe van de geestelijke vrijheid om dat geloof te belijden en daarnaar te leven. Natuurlijk zag hij die ruimte steeds meer bedreigd, en als gevolg daarvan zag hij een cultuur in verval geraken.
Hij kende het medicijn tegen dat verval, het christelijk geloof, en hield de Nederlandse natie dat geloof voor in de prestigieuze Huizingalezing die hij kort voor de Kerst van 1994 uitsprak. Maar hij verwachtte niet dat de patiënt het medicijn nog zou accepteren. En daarom besloot hij zijn betoog met de opmerking dat hem in dat geval niets meer restte dan zijn toehoorders gaarne en van harte een zalig kerstfeest te wensen.
In een interview met deze krant vroeg de interviewster, Tineke van der Waal-Goudriaan, Van Deursen in 2006 naar zijn geloof. Hij antwoordde toen: „Een kleine twee jaar geleden merkte ik dat ik er met mijn gezondheid niet zo goed aan toe was. Dan denk je: Ik ben op jaren gekomen, en moet nu het einde onder ogen zien, maar kan ik dat wel? Toen dacht ik aan Paulus’ brief aan de Filippensen: Ik verlang heen te gaan en met Christus te zijn, want dat is verreweg het beste. Dat kon ik hem nazeggen, en dat zeg ik nog, als het er echt op aankomt.”