„Bij een natuurbrand is in negen van de tien gevallen sprake van brandstichting”
Maandagmorgen, een minuut over negen. Een melding op de 112-app: heidebrand in de buurt van Radio Kootwijk.

Loeiende sirenes, flitsende zwaailichten – de brandweer is snel ter plaatse. Verschillende korpsen uit de regio zijn opgeroepen, en al snel is de brand onder controle.
Maar ’s middags om halfeen verschijnt dezelfde melding opnieuw. De natuurbrand is opgelaaid en weer moet de brandweer uitrukken.
Hoewel er al weken geen regen van betekenis is gevallen, is er in Nederland nog geen sprake van een ernstig neerslagtekort. Toch is de droogte wel een punt van zorg, alleen al omdat de natuur in het voorjaar erg kwetsbaar is voor brand. In veel planten en bomen is de sapstroom nog niet of nauwelijks op gang gekomen.
Uren zijn de brandweerlieden bezig met vierwielaangedreven blusvoertuigen het bosvak bij Radio Kootwijk te doorkruisen. Een bosbouwbedrijf wordt opgeroepen om met een klepelmaaier een zogenoemde ”stoplijn” te creëren.
Intussen zijn mensen van Staatsbosbeheer ter plaatse om de schade aan de natuur te beoordelen. Ze vinden verschillende reptielen die het vuur niet hebben overleefd: adders, een gladde slang en een aantal hazelwormen. Ook in Elspeet, waar een week eerder een heidebrand woedde, hoef je niet lang te zoeken naar door de brand gedode hagedissen.
Op de vraag of de brand bij Radio Kootwijk is aangestoken, antwoordt de brandweerman die technisch onderzoek doet kort maar krachtig: „Het is lastig te bewijzen, maar in negen van de tien gevallen is er bij een natuurbrand sprake van brandstichting.”



