Kerk & religie

Ruslandduitsers keerden massaal terug naar Duitsland

In de geschiedenis van de Duitse bevolking van Rusland wisselen vrijheid, vervolging en vertrek naar elders elkaar in hoog tempo af. Maar wat meer dan duizend jaar bleef, was het christelijk geloof.

Maarten Stolk

18 November 2011 19:32Gewijzigd op 14 November 2020 17:45
Foto Bundesarchiv
Foto Bundesarchiv

Het Museum voor Ruslandduitse Cultuurgeschiedenis, in het Duitse Detmold, is na een verbouwing deze zomer weer open voor publiek. Op 500 vierkante meter toont het museum gebruiksvoorwerpen, documenten en kunstwerken die betrekking hebben op de vele Duitsers die de afgelopen eeuwen naar Rusland trokken en sinds de jaren vijftig van de twintigste eeuw weer naar Duitsland terugkeerden.

Adelbert van Maagdenburg (910-981) moet een van de eerste Duitsers zijn geweest die naar Rusland reisden om zich daar te vestigen. Als zendeling, dat wel, om de Oost-Slaven het Evangelie te verkondigen. Het bleek ploegen op de rotsen. Na een jaar keerde Adelbert al terug, ternauwernood aan de dood ontsnapt.

Ook Bruno van Querfurt (974-1009) trok naar het oosten, in het jaar 1004, om de nomadenvolken in het gebied rond de Zwarte Zee tot het christelijke geloof te bewegen. Daar had hij vijf maanden voor nodig. Zijn tweede zendingsreis naar Pruisen, bij de Oostzee, verliep minder voorspoedig. Bruno werd in 1009 onthoofd.

De kerstening van Rusland verliep gestaag. In de middeleeuwen waren er geen zendelingen uit het Duitse Rijk meer nodig; wel Duitse bouwmeesters, metselaars en dakbedekkers, om in Russische steden paleizen en kerken te bouwen. In Moskou ontstond een Duitse wijk, de Nemecka Sloboda, en ook in andere steden woonden groepen Duitstaligen.

De emigratie kwam pas echt op gang toen de Russische keizerin Catharina de Grote in 1763 Duitse boeren ertoe opriep om in het zuiden van Rusland landbouwgrond te ontginnen. De vooruitzichten waren aantrekkelijk: een gratis stuk land, tien jaar belastingvrijheid en geen dienstplicht. En er werd „vrije geloofsuitoefening naar eigen kerkelijke gebruiken” beloofd. De Duitsers mochten bovendien zo veel „kerken en klokkentorens” bouwen als ze wilden, en hun eigen geestelijken meenemen.

Het waren beloften die veel Duitsers wel aanspraken. In Rusland was landbouwgrond in overvloed, en het was ver weg van oorlogen, godsdiensttwisten, misoogsten en belastingdruk. Tussen 1764 en 1850 emigreerden zo’n 160.000 Duitsers naar Rusland. Aan het einde van de negentiende eeuw woonden er 1,3 miljoen Ruslandduitsers.

Concordantie

De tocht naar het oosten –te voet, te paard en met de boot– duurde doorgaans een jaar. Uit de tentoonstelling in Detmold blijkt dat de kolonisten allemaal een Bijbel meenamen in hun rugzak of koffer. En veel christelijke lectuur: de concordantie van Gottfried Büchner (gedrukt in Jena in 1757), rooms-katholieke gezang- en gebedenboeken, en ook nog een prekenbundel van baptistenpredikant Charles Haddon Spurgeon uit 1861.

Christian Gottlob schreef in 1802 over de aankomst van de kolonisten bij de rivier de Wolga: „Onze reis ging over de steppen en we zagen geen spoor meer van de weg. Onze gids riep: „Stop!” waarover we ons erg verbaasden, omdat het nog te vroeg was om ons kamp op te slaan. Onze verwondering ging echter snel over in verbazing toen men ons vertelde dat we hier het einddoel van de reis hadden bereikt. Geschrokken keken we elkaar aan. We zagen een wildernis, zo ver als het oog reikte.”

In Rusland ontstonden tussen 1764 en 1880 zo’n 300 Duitse kolonies, met in totaal meer dan 160.000 inwoners. De Lutherse Kerk werd al snel de tweede kerk van Rusland, na de orthodoxe. De Russische autoriteiten waren blij met de hardwerkende Duitse immigranten. Een ministerie jubelde in 1854: „De kolonisten stichten goed georganiseerde nederzettingen en veranderen kale steppen in bloeiden velden.” Bij de volkstelling van 1897 bleken er 1.790.489 Duitstaligen in het Russische Rijk te wonen.

Katharinastadt, gesticht in de jaren zestig van de achttiende eeuw, was een van de 106 Duitse nederzettingen aan de oever van de Wolga. Er woonden destijds 283 lutherse en rooms-katholieke kolonisten. Katharinastadt telde verder twee kerken, een jongensschool, een oliemolen en een werkplaats. Het dorp zou uitgroeien tot een stadje van 12.000 inwoners in 1905. In 1920 werd Katharinastadt omgedoopt tot Marxstad, naar de Duitse denker Karl Marx.

Aan het begin van de negentiende eeuw trokken 9000 piëtisten vanuit Schwaben naar Rusland, oorlogen, misoogsten en honger achter zich latend. Hun doel: de berg Ararat, waar ze het beloofde land hoopten te vinden. Uiteindelijk bereikten 500 families de plaats van bestemming; de anderen vestigden zich in Odessa en Bessarabië, bij de Zwarte Zee. In 1941 werden alle „Kaukasusduitsers” die niet met een Georgiër waren getrouwd, naar Siberië en Kazachstan gedeporteerd.

Minibijbel

Vanaf 1955 keerden ruim 2,4 miljoen Duitsers terug naar de heimat. Onder hen waren ongeveer 300.000 mennonieten en baptisten, die door de communistische machthebbers in Rusland sterk werden onderdrukt.

In een aantal vitrines liggen Bijbels en handgeschreven liedboeken. Een ervan is van voorganger Franz Quiring. Hij werd in 1927 gevangengenomen, maar wist zijn Bijbel in een broodkorf te verstoppen en het werkkamp binnen te smokkelen. Helene Wiebe (1910-2001) schreef in haar verbanningsoord Novosibirsk de liedbundel ”Glaubensstimme für die Gemeinde des Herrn”, met noten in geheimtaal. En wat op het eerste gezicht een roman van de Russische schrijver Ivan Toergenjev leek, was in werkelijkheid een mennonitische geloofsbelijdenis.

Duitse christenen steunden hun vervolgde geloofsgenoten in Rusland. Zij ontwikkelden in de jaren tachtig minibijbels van plastic, bestand tegen extreme kou. In noodgevallen konden ze zelfs in hete soep worden verborgen. De val van het communisme in 1991 maakte de Duitse vinding overbodig.

www.russlanddeutsche.de


„In het werkkamp zag ik dat de wereld slecht is”

Het leven van de Ruslandduitsers veranderde ingrijpend na de Russische Revolutie van 1917. Rust en vrede maakten plaats voor onderdrukking en vervolging. De communistische autoriteiten draaiden in 1934 alle Duitse kerken op slot; geestelijken werden gevangengezet, verbannen of doodgeschoten. Duizenden Ruslandduitsers vluchtten naar Brazilië, Paraguay, Canada en de Verenigde Staten.

Na de machtsovername van Adolf Hitler in Duitsland werden de Ruslandduitsers gezien als vijanden binnen de landsgrenzen. De regering gaf in 1937 het bevel om alle Ruslandduitsers te vervolgen, omdat ze „geïnfecteerd” zouden zijn met fascistische ideeën. Binnen een jaar zaten 70.000 Duitse Sovjetburgers achter slot en grendel of in een werkkamp om dwangarbeid te verrichten. De situatie verbeterde wat na de dood van partijleider Jozef Stalin in 1953 en een bezoek van de Duitse kanselier Konrad Adenauer aan Moskou in 1955. Veel Ruslandduitsers mochten naar hun voormalige woonplaats terugkeren.

Een van hen was Edmund Maier, afkomstig uit Odessa. Hij doet nog wat vrijwilligerswerk in het ”Museum für russlanddeutsche Kulturgeschichte” in Detmold. Maier herinnert zich de communistische periode, en met name de jaren dertig, als een „moeilijke tijd.” „De communisten namen alles af. In 1938 deporteerden ze ons gezin naar een werkkamp. In februari 1944 werden we overgeplaatst naar Siberië.”

Bijbellezen, bidden – het was allemaal ten strengste verboden, zegt Maier, die lid is van een evangelisch-lutherse gemeente. „Ik was nog een kind, dus van heel veel dingen had ik geen weet. Maar wat ik in het werkkamp wel zag, was dat de wereld heel slecht is.”

De dwangarbeid duurde tot 1956. Het gezin Maier vertrok naar Kirgizië, om in 1968 naar Duitsland te emigreren.

Honderdduizenden Ruslandduitsers keerden in de tweede helft van de twintigste eeuw eveneens terug naar hun vaderland. De belangrijke redenen waren familiehereniging en de politieke en godsdienstige situatie in de voormalige Sovjet-Unie. De autoriteiten lieten de Ruslandduitsers echter niet zomaar gaan, wat regelmatig leidde tot protesten op het Rode Plein in Moskou. Foto’s uit de jaren zeventig tonen demonstranten met spandoeken: „Laat ons eruit!”

In de jaren tachtig werd het al gemakkelijker om een visum te bemachtigen. Om de stroom immigranten in goede banen te leiden, stelde de Duitse regering in de periode 1987-1999 opnamequota vast. Elke Duitse stad moest voor een bepaald aantal Ruslandduitsers onderdak zien te regelen (met minimaal 5 vierkante meter per persoon). Voor Detmold betekende dit dat er voor 6246 immigranten huizen gezocht moest worden. De stad kreeg er zomaar een nieuwe woonwijk bij.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer