Het stof van de verkiezingen voor de Eerste Kamer, afgelopen maandag, is inmiddels wel neergedaald. De uitslag staat vast en iedereen schikt zich in en naar de nieuwe politieke verhoudingen.
Dat bij die verkiezingen de christelijke politiek een forse klap heeft gekregen, is genoegzaam bekend. De drie partijen zagen het aantal zetels slinken van 27 naar 14.
Wat dat betekent, beginnen de leiders van confessionele partijen langzamerhand te beseffen. Politiek bedrijven vanuit een minderheidspositie is met name voor het CDA een leerproces. De andere twee politieke partijen zijn dat inmiddels wel gewend. Maar zij zijn met deze verkiezingsuitslag opnieuw met hun neus op het feit gedrukt dat de christelijke politiek marginaliseert.
Wat bij de leiding van confessionele partijen misschien minder goed lijkt te zijn binnengekomen, is dat deze verkiezingen het risico in zich hebben dat de christelijke politiek haar eigen graf aan het graven is. Meer dan voorheen is er sprake van polarisatie, met name tussen CU en SGP. De verhoudingen zijn zodanig op scherp komen te staan dat te vrezen valt dat meer energie zal gaan naar het becommentariëren van elkaars posities dan naar het gezamenlijk bestrijden van het heersende seculiere denken.
Dat is een groot verlies. Dat heeft ook het gevaar in zich dat de geloofwaardigheid van de christelijke politiek ter discussie komt. In plaats van dat de buitenwacht constateert dat er ondanks verschillen een gemeenschappelijk ideaal is, zal hij nu zeggen: Ze willen hetzelfde, maar ondertussen vechten ze elkaar de tent uit. Op den duur zal dat desastreuze gevolgen hebben.
Polarisatie is volgens het woordenboek het laten toenemen van –latente– onderlinge verschillen oftewel het aanwakkeren van tegenstellingen. Dat is een activiteit. Dat overkomt je niet, maar daar stuur je op aan. En daar zit het kwaad. Het is een bewuste actie.
Dat er verschillen tussen CU en SGP zijn, is evident en al jarenlang bekend. Dat mag ook. Tegelijk is het in het verleden mogelijk gebleken om op wezenlijke punten met elkaar op te trekken. Deze partijen stonden op cruciale momenten zij aan zij. Het gevaar is dat met het huidige gekrakeel die eenheid verder afbrokkelt.
CU-senator Kuiper vergeleek de huidige verhoudingen tussen zijn partij en de SGP met die van Paulus en Barnabas. Beiden wilden de kerk dienen en trokken lange tijd gezamenlijk op. Maar omdat zij over een praktische zaak –het meenemen van Markus– van mening verschilden, gingen zij uiteen. Gelet op hun hoge missie was het een peulenschil.
Enerzijds heeft die vergelijking iets aantrekkelijks. Nergens wordt in Handelingen betwist dat beiden oprecht de kerk wilden dienen. Anderzijds wordt deze scheiding toch als een dieptepunt in de geschiedenis van het Bijbelboek Handelingen beschouwd.
Wie de argumenten van CU en SGP hoort voor de gekozen lijn bij de Senaatsverkiezingen moet erkennen dat beide reëel en oprecht zijn. Laat men dat als eerste over en weer erkennen. En vervolgens elkaar weer zo veel mogelijk zoeken. Christen-zijn betekent ook: elke dag weer opnieuw beginnen; je richten op hetgeen voor ligt.
Uiteindelijk kwamen Paulus en Barnabas ook weer tot elkaar door het verleden te vergeten en zich te strekken tot hetgeen voor ligt. Exegeten menen op grond van gegevens uit de paulinische brieven dat het toch weer goed gekomen is tussen deze twee dienaren van de kerk. Kuipers vergelijking doortrekkend zou dat hoop geven voor de toekomst van de twee protestantse partijen. Maar dat vraagt wel: de strijdbijl begraven en de minste willen zijn. Wie daarbij de eerste stap zet, is ondanks zetelverlies winnaar van de verkiezingen.