Herinnering aan Jeruzalem blijft levend
JERUZALEM – Halfzes in de ochtend. Bibberen in de tochtige toren van het monumentale YMCA-gebouw in Jeruzalem. Net op het moment dat de twijfel over vroeg opstaan toeslaat, verschijnt de zon boven de heuvels van Judea. De Gouden Stad doet zijn naam opnieuw alle eer aan.
”Volgend jaar in Jeruzalem”. Met die uitspraak hielden Joden eeuwenlang de herinnering aan Sion levend. Terugkeer naar het land der vaderen was en is voor velen een levensdoel. En dan speciaal naar die ene plaats – Jeruzalem.
De aantrekkingskracht van Jeruzalem hoeft nauwelijks bevreemding te wekken. Het begint al bij de steile klim door de heuvels richting de Israëlische hoofdstad. Geconserveerde autowrakken langs de weg herinneren aan de vele oorlogen die in de loop der tijd om de ”steen des aanstoots” zijn gevoerd. ”Jeruzalem 20 kilometer” meldt een bord. Het verlangen groeit.
En dan, plotseling, ligt het daar, in volle glorie. Fel schittert de zon op de witte Jeruzalemsteen. ”B’ruchim Haba’im” – ”Welkom”, meldt een opschrift op een muur, net voor de ingang van de stad.
Jeruzalem heeft de bezoeker veel te bieden. Maar een vast startpunt is toch wel dat ene stukje muur, dat herinnert aan de Tweede Tempel. De Jaffapoort kan de stroom toeristen die de Oude Stad willen bezoeken maar nauwelijks aan. Het toerisme zit duidelijk in de lift.
Ook in de smalle, hellende straatjes van de soek is het dringen. Tussen de geuren van versgebakken brood en oosterse kruiden klinkt het geroep van de Arabische verkopers.
De Israëlische bewakers bij de toegang tot de Klaagmuur zijn alert vandaag. Ze wagen er zelfs een telefoongesprek met hun meerderen aan. Kunnen ze wel zomaar Nederlandse journalisten toelaten? Later blijkt de reden van hun oplettendheid. De uitgaande en de inkomende stafchef van het leger brengen een bezoek aan de ”Kotel”, omgeven door grimmig kijkende veiligheidstroepen.
De weg naar buiten is aanzienlijk eenvoudiger. Via de Sionspoort daalt de weg af naar het dal van de Zonen van Hinnom, een deel van het Kidrondal. Hier trok eenmaal de Heere Jezus door, op weg naar de Hof van Gethsémané. De beek staat nu droog, hoewel diep ondergronds het geruis van water hoorbaar is. De Hebreeuwse Universiteit heeft plannen ontwikkeld om de natuurlijke loop van de stroom te herstellen.
Vanuit het Kidrondal klimt de weg weer omhoog, naar de helling van de Olijfberg. Gethsémané, of eigenlijk: Gad Shmanim – olijfpers. De kerk en de gecultiveerde perkjes in de hof doen bijna afbreuk aan de herinnering aan het lijden van de Heiland.
Iets hoger op de Olijfberg bevindt zich een soortgelijke hof, maar dan zonder zichtbaar menselijk ingrijpen. Daar vermenigvuldigen de gedachten zich een stuk gemakkelijker.
Die gedachten worden ruw verstoord door de roep van de muezzin. De ondergaande zon werpt zijn laatste stralen over de Oude Stad. Het beeld wordt plotseling bepaald door de Rotskoepel en de dichtgemetselde Gouden Poort. Geen plaats voor de Messias.
RD-journalist Richard Donk en fotograaf Henk Visscher reizen van noord naar zuid door Israël. In woord en beeld doen zij verslag. Dit is het vierde deel: Jeruzalem.