Spiegel van schrale situatie in Cuba
Cubanen die vanuit Cuba naar de VS waren gevlucht probeerden in 1961 via een aanval bij de Bahia de Cochinos, oftewel de Varkensbaai, het land binnen te komen om Fidel Castro te verdrijven. Castro zei dat deze gevechten hem ertoe hebben gebracht zich op het communisme te gaan richten.
Hij zegt dat de VS hem in die positie hebben gedwongen. In datzelfde jaar verklaarde hij voor het eerst duidelijk dat het karakter van de revolutie marxistisch-leninistisch was. Het gevolg was dat hij zei: Godsdiensten brengen alleen maar oorlog. De staat bestempelde zich officieel als atheïstisch.
Zo kwam het in de jaren zestig steeds vaker tot conflicten tussen de leiders van protestantse kerken en de staat. De Cubaanse autoriteiten arresteerden bijvoorbeeld dominees vanwege tegen het bewind gerichte preken, al of niet vermeende spionage en het illegaal wisselen van geld op de zwarte markt. Enkele predikanten moesten naar werkkampen. De religieuze vrijheid raakte steeds meer ingeperkt. In 1959 had het bewind Kerst als nationaal feest reeds afgeschaft. Het regiem verbood nu tevens de bouw van nieuwe kerken. Ook rustte er een verbod op het starten van een nieuwe kerkelijke denominatie.
De staat greep de macht over de media. Zo verloren de kerken een belangrijke spreekbuis. Tussen 1961 en 1965 nationaliseerde de overheid de kerkelijke scholen, met uitzondering van de rooms-katholieke en de protestantse seminaries. Toch mag iedere Cubaan sinds 1988 formeel weer de godsdienst aanhangen die hij wil. Maar de overheid ziet erop toe dat kerken zo min mogelijk of liever helemaal niet groeien. Zij verleent in principe geen vergunning voor nieuwbouw of uitbreiding van kerkgebouwen. Dit veroorzaakte in de jaren 70 de komst van veel huiskerken. In 1988 was er sprake van enige versoepeling. Een nieuwe wet bepaalde dat bestaande kerkgebouwen weer in gebruik genomen mochten worden. Uitbreiden bleef onmogelijk.
Het interkerkelijk, door de staat gecontroleerd overleg van de Raad van Kerken –de Consejo de Iglesias de Cuba (CIC), opgericht in 1941– werd nieuw leven ingeblazen.
Het vierde partijcongres van de Cubaanse Communistische Partij in 1991 besloot christenen als lid toe te laten tot de partij. Een jaar later wijzigde de regering het constitutionele karakter van Cuba van atheïstisch naar seculier.
In 1995 gaf de regering opdracht tot het sluiten van een groot aantal huiskerken wegens –gesuggereerde– geluidsoverlast, het ontbreken van eigendomsrechten op het huis of het niet naleven van andere wettelijke bepalingen. Voorgangers die weigerden de huiskerk te sluiten, ontkwamen niet aan arrestatie. In 2005 trachtte de overheid met decreten hun vrijheid verder in te perken.
Cubaanse kerken onder het communistisch bewind hebben ondertussen –mits erkend door de Protestantse Raad van Kerken– intern wel enige vrijheid, maar geen geld. Behalve erkende, bestaat er ook een aantal ‘vrije’ kerken. Zij zijn niet bereid een deal te sluiten met de overheid. De schrale financiële situatie valt vaak af te lezen van de staat van het kerkgebouw. Deze pagina weerspiegelt iets van dat verschijnsel.