Cuba: tussen Columbus en communisme
Fidel Castro zaaide halverwege de vorige eeuw geweld. Hij oogst vrees, maar geen initiatief. Er is niet zonder meer sprake van vervolging. Wel van angst. Een huis in een armere straat heeft doorgaans geen glazen ruiten, maar een houten zonwering, in de vorm van halfgesloten luxaflex. Wie vraagt naar het Cubaanse bewind, naar acties van de politie, ziet ineens een vinger voor de mond. „Ssst. Daar praten wij niet over. Ramen hebben oren.”
Angelina weigert te spreken over politiek. Maar als iemand tegen haar zegt: „Ik ben een vriend van allen die niet zonder Jezus Christus kunnen leven”, beginnen haar ogen te glimmen. Ze heeft al bijna dertig jaar suikerziekte. „Ondanks alle armoede heeft de Heere mij op de been gehouden”. En vader –hij loopt wat mee in het spoor van z’n dochter– voegt daaraan toe: „Soms is er geen licht of water. Maar, nou ja, wij hebben geleerd met het systeem te leven.”
Ds. Joaquim heeft een armelijke studeerkamer en een haveloos kaal bureau. De computer is ongetwijfeld een geschenk uit het buitenland. Hij heeft een –voor Cubaanse begrippen– wel voorziene bibliotheek. Mogelijk een meter of vijf. Maar de Institutie van Calvijn vind je er niet. En dat voor iemand die doceert op een theologisch seminarie. Is het niet ongelooflijk? Hij heeft er –als hij al een kanaal zou hebben om dat boek te kopen– het geld niet voor.
Maar het is verbijsterend hoe de gemeente van de predikant zich inzet. Zij telt circa vijftig volwassen gedoopte leden. Op zondag komen er ongeveer 75 kerkgangers. En dat clubje onderhoudt elders nog een evangelisatiepost. Dit missionaire karakter van de Bijbelgetrouwe kerken in Cuba blijkt telkens enorm. Juist daardoor is ook de behoefte aan goede lectuur groot. Zo komt uitbreiding van de drukcapaciteit ter sprake.
Indianen
De westerse wereld keerde zich, terecht, fel –en bevreesd– tegen het communisme. Atheïsme en geweld zijn immers uit den boze. Toch leert de geschiedenis dat Fidel Castro in de jaren vijftig niet zonder reden naar wapens greep. Lang vóór de actie van Castro was er al sprake van brute agressie. Koloniserende Europeanen gaan niet vrijuit. Zij zorgden voor de dood van talloze indianen. De oorsprong van de revolutie in Cuba valt te vinden in een ver verleden.
De in Genua geboren Columbus ontdekte Cuba in 1492 op zijn eerste reis westwaarts. Daar woonden Taíno-, Ciboney- en Guanahatabey-indianen. De Taíno’s verbouwden onder andere tabak! Zij moeten relatief beschaafd, vriendelijk en gastvrij zijn geweest. De Spanjaard Velásquez dacht in 1511, toen hij het land veroverde, goud te vinden. Dat viel vies tegen. De kolonisator zocht voortaan naar buit in ‘groen goud’: alle soorten van landbouw.
Maar de Spanjaarden waren wreed. Bovendien vestigde de inquisitie zich in Cuba. Spanje hielp de oorspronkelijke cultuur om zeep. Toen de eerste blanken voet aan wal zetten, leefden er naar schatting tussen de 100.000 en de 200.000 Taíno’s in Cuba. Maar een eeuw na de komst van de blanken bleken de Taíno’s als apart volk zo goed als uitgeroeid. Daarna importeerde Spanje slaven uit Afrika. In 1841 vormde die categorie circa 43 procent van de bevolking.
Na de afschaffing van de slavernij in 1886 immigreerden 125.000 Chinese contractarbeiders. Van lieverlee transformeerde de bevolking van Cuba tot een mix van rassen en culturen. Wetenschappers beweren dat zo’n 61 procent van de bevolking Taínovoorouders heeft. In 1868 werkten blanke Spanjaarden en negers samen in de eerste vrijheidsstrijd tegen Spanje, als reactie op het geweld. Het Europese land wist in 1878 te winnen. Maar het verzet bleef.
Vrijheidsstrijd
Onder leiding van José Martí (1853-1895) begonnen Cubanen een nieuwe oorlog (1895-1898). Spanje verloor. De VS hadden geholpen en tekenden het vredesverdrag. Zo kwam Cuba onder Amerikaans gezag. In 1902 verkreeg de republiek op papier onafhankelijkheid. Maar Amerika zou gedurende honderd jaar enkele marinesteunpunten mogen behouden. Daaronder was de baai van Guantánamo. Na 2002 ‘huisvestte’ dat gebied al-Qaida- en talibangevangenen.
Tot 1959 was Cuba politiek en economisch sterk van de VS afhankelijk. En in die roerige periode was de president doorgaans een stroman van Washington. Zo domineerde Fulgencio Batista in diverse functies –al of niet vergezeld van staatsgrepen– de Cubaanse politiek van 1934 tot 1959. Hij bouwde een dictatoriaal regime op. De oppositie groeide. Een van de opposanten heette Fidel Castro. Een andere was de guerrillastrijder Che Guevara.
Bij een eerste gewapend conflict kwamen in 1953 tachtig mannen om het leven. Fidel Castro zelf werd gevangengezet. In 1955 kwam hij vrij. Hij verkeerde in ballingschap in Mexico en de Verenigde Staten. In 1956 keerde een groep terug naar Cuba. Er overleefden bij een eerste gevecht slechts 21 van de 81 mannen. Onder hen Fidel Castro, het huidige staatshoofd Raul Castro en Che Guevara. Zij begonnen –met steun van de bevolking– een guerrillaoorlog.
Varkensbaai
Batista moest in 1958 het veld ruimen. Hij vluchtte. Fidel Castro werd in 1959 premier. Zijn medestrijder, de Argentijn Che Guevara, meende dat slechts gewelddadige revolutie de bestaande armoede onder de bevolking kon oplossen. Hij was een poosje minister in Cuba. Maar dat lukte niet. Desondanks maakt Cuba –globaal gesproken– nog altijd een militaristische indruk. In musea en bij gedenktekens hebben wapens een prominente plaats.
Aanvankelijk leek puur patriottisme Castro en de zijnen de drijven. Nog toen hij als premier was aangetreden, zei hij publiekélijk: „Ik ben het niet eens met het communisme. Wij zijn een democratie. Wij zijn tegen alle soorten van dictators. Daarom verzetten wij ons tegen communisme.” De al bestaande Communistische Partij koesterde ook geen sympathie voor de guerrillastrijd van Fidel en Che. Maar toen kwam het conflict bij de Varkensbaai.
Naar de VS gevluchte Cubanen probeerden via een aanval bij de Bahia de Cochinos, de Varkensbaai, het land binnen te komen. Zij wilden Castro verdrijven. De VS gaven toestemming. Maar het land bood nauwelijks hulp. En er leek sprake van verraad, omdat de slecht bewapende troepen van Castro klaarlagen om de invasie te keren. In het museum te Playa Giron staan nog wat primitieve tanks en vliegtuigjes waarmee hij vocht.
Wie anno 2010 door dat moerassige gebied rijdt, vindt langs de weg heel wat graven. Hier liggen Cubanen van Castro die bij de strijd om het leven kwamen. Ze gelden zo’n beetje als ”helden des vaderlands”. En Castro vertelde later dat de strijd bij de Varkensbaai hem tot het communisme bracht. Hij zei eenvoudig dat de VS hem in die positie dwongen. Dus op 1 mei 1961 gingen Castro en Cuba over naar het marxisme-leninisme.
Voortaan was nog slechts één politieke partij toegestaan in Cuba. Castro nationaliseerde naar schatting 1 miljard dollar aan Amerikaanse bezittingen. Dus dat leidde tot wrijving. Maar het internationale politieke spel –de houding van de VS ten opzicht van Castro en Cuba– hebben stellig een rol gespeeld in het feit dat Cuba zich bewoog in de richting van de Sovjet-Unie en het communisme. Er gebeurden goede en verkeerde dingen.
Gratis
Toen Castro aantrad, stelde hij gratis gezondheidszorg in. De kwaliteit daarvan was goed. Hij stuurde ook beter opgeleiden twee aan twee de bush in om een alfabetiseringsproject op touw te zetten. In de jaren 90 liep de kwaliteit van de medische hulp sterk terug. Dat kwam wegens de schaarste aan goede geneesmiddelen. Rusland trok zich terug en dat had gevolg voor de Cubaanse economie. Dan was er bij voorbeeld ineens geen zeep meer voor een bejaardenhuis.
Het is natuurlijk erg mooi om te vertellen dat gezondheidszorg voortaan gratis is. Maar als er dan geen medicijnen of injectienaalden zijn –of geen schoonmaakmiddelen– dan zijn die toegezegde verbeteringen niet erg geloofwaardig. Veel Cubanen hebben dat goed in de gaten. Ze weten dat ze het vege lijf moeten zien te redden.
Met buitenlandse toeristen ligt dat anders. Zij hebben voorrang. Want zij brengen de dollars en de euro’s in huis. Toerisme is de belangrijkste, dragende kracht voor de economie. Cuba heeft een klimaat dat voor menigeen aantrekkelijk is. En ondanks het spel met het geld is Cuba relatief niet duur voor toeristen. Het schiereiland Varadero aan de noordkust staat stampvol goed ingerichte hotels.
Grappen over Castro en communisme
Rusland mag uit beeld zijn, Cuba heeft nog altijd een pact met Venezuela en Bolivia. Feitelijk keren al die landen zich daarmee tegen economische hegemonie van de VS. Zo kan Cuba bij voorbeeld aardolie kopen van Venezuela voor lage prijzen. En Havana is nog altijd dik bevriend met China. Dat land deed aan het eind van de jaren 90 een mooie donatie. Cubaanse gezinnen konden tegen een zeer gereduceerde prijs een Chinese fiets kopen.
Maar ondertussen doen wrange grappen de ronde in en over Cuba. Een onderwijzer vroeg aan een jongetje in zijn klas: „Wat is kapitalisme?” De knaap dacht even na en zei: „Kapitalisme is een vuilnisbelt vol oude auto’s, speelgoed en afval.” „Goed zo”, zei de meester. En hij vervolgde: „Wat is communisme?” De leerling antwoordde: „Dezelfde vuilnisbelt, maar totaal leeg.” De meester keek grimmig. Hij mocht er niet om lachen.
Soms speelt ook een voormalige bondgenoot een rol in die grollen. Toen de Russische president Medvedev Cuba bezocht –dat was nog toen Fidel Castro aan de touwtjes trok–, zag hij tot zijn verbijstering talloze Cubanen met kapotte schoenen. Hij vroeg: „Hoe kan dat na veertig jaar geweldig resultaat van de revolutie? Bij ons is dat veel beter.” Castro reageerde een beetje nijdig.
„Bij ons is dat beter”, antwoordde Medvedev. „Kom maar kijken. En als je iemand met kapotte schoenen ziet, mag je hem doden.” Fidel Castro nam de proef op de som. Zodra hij van boord kwam, zag hij iemand met slecht schoeisel. Hij schoot. De kop in een Russische krant zei: ”Zonderling met baard schiet op Cubaanse ambassadeur”.