Icoon van Katwijk uit de verf
Het witte kerkje aan zee is niet wit meer. De icoon van Katwijk is –tijdelijk– ontdaan van zijn heldere verflaag. Als troost heeft het Katwijks Museum de tentoonstelling ”De Oude Kerk geschilderd” samengesteld.
Wanneer de Oude Kerk van Katwijk haar witte uiterlijk kreeg, is niet precies bekend. Eeuwenlang had het bedehuis de roodbruine kleur van baksteen. Op oude schilderijen is dat nog te zien. Jan van Goyen is een van de eersten geweest die de Oude Kerk afbeeldde. Op ”Strandgezicht bij Katwijk aan Zee”, dat hij rond 1641 maakte, is de roodbruine toren duidelijk herkenbaar. Ook op het paneel ”Voornaam gezelschap op het strand bij Katwijk aan Zee” uit 1684, dat wordt toegeschreven aan Cornelis Beelt, is te zien dat de kerk toen nog niet wit was.
In die tijd had de Oude Kerk ook nog een spitse toren en stond ze midden in het dorp. Door afkalving van de kust kwam het bedehuis uiteindelijk pal aan zee te staan. In 1837 raakte de kerk in een vliegende storm de spits kwijt, waarna de toren zijn koepelvormige bekroning kreeg.
Een van de eerste kunstenaars die het kerkje in het wit afbeeldden was Kasparus Karsen. In 1872 schilderde hij het doek ”De Oude Kerk vanuit de Kerksteeg”, waarop het bedehuis majestueus oprijst achter de eenvoudige huizen van de steeg. Vermoedelijk heeft de kerk ergens in de tweede helft van de negentiende eeuw haar witte kleur gekregen, mogelijk om de stijlverschillen die in de loop van de tijd waren opgetreden te maskeren. Dát en het feit dat de kerk aan zee was komen te staan, zorgden ervoor dat het godshuis, net als de al even witte vuurbaak, beeldbepalend werd voor Katwijk.
Precies in die tijd voltrok zich een belangrijke verandering in de Nederlandse schilderkunst. Kunstenaars verlieten hun ateliers en gingen in de openlucht aan het werk om het leven en het licht te schilderen zoals het zich aan hen voordeed. Ook Katwijk, met zijn bomschuiten en traditionele vissersbevolking, trok van heinde en verre kunstenaars aan, die het eenvoudige dorpsleven in snelle streken op het doek vastlegden. Als vanzelf kwam ook de Oude Kerk in beeld, als niet te missen deel van de dorpscontour.
Aanvankelijk bleef het bedehuis bescheiden op de achtergrond –de aandacht richtte zich op de zee, de schuiten, de vissers en op de netten boetende vrouwen in de duinen–, maar algauw kreeg de kerk een meer dominante plek in de kunstwerken. Een mooi voorbeeld hiervan is het doek ”Op de Wurf te Katwijk aan Zee” van J. H. B. Koekkoek (1840-1912). Het witte kerkje in het midden weerkaatst het zonlicht en fonkelt als een diamant. Ook op ”Katwijk aan Zee” van Jan Hilbrand Wijsmuller (1855-1925) trekt de kerk alle aandacht naar zich toe, de bomschuiten op het strand ten spijt.
Het komt overigens niet veel voor dat schilders de kerk als zelfstandig onderwerp kiezen. De Duitse kunstenaar German Grobe (1857-1938) is een van de weinigen. Hij bezocht Katwijk bijna vijftig jaar lang als zomergast. Op zijn ”De Oude Kerk in Katwijk aan Zee” begeven twee vrouwen in klederdracht zich moeizaam door het rulle zand naar het bedehuis, dat hoger op een duin als een toevluchtoord wacht.
Een indrukwekkend voorbeeld is ook ”Kerk te Katwijk” van Suzanne Bisschop-Robertson (1855-1922), een krachtig schilderij dat doet denken aan het expressionistische werk van Vincent van Gogh. De kerk verheft zich als een witte zwaan tegen een diepblauwe lucht. Bijna surrealistisch is het doek ”Oude Kerk” van Erik Tierolf (1963). De minutieus weergegeven kerk staat eenzaam op een eindeloos, zonovergoten plein, met alleen een passerende fietser in de verte en een liggende figuur in spijkerbroek op de voorgrond.
Veel vaker echter blijft de Oude Kerk in de kunst deel uitmaken van haar omgeving. Of het nu gaat om de dorpsbebouwing, de boulevard, de duinen of om het strand. Wat dat laatste betreft: in sommige moderne kunstwerken hebben de vissers en hun botters plaatsgemaakt voor de vertier zoekende badgast. In deze bonte kunstwerken is het contrast met de witte eenvoud van het bedehuis wel erg groot. Zowel qua kleur als qua inhoud.
Opvallend is dat bijna geen enkele kunstenaar de kerk van binnen heeft geschilderd. Uitzonderingen zijn de schilderijen van nettenboetsters en van zeilmakers in de Oude Kerk van Bernard Anton Funke Küpper (1869-1955) en Ernst Oppler (1867-1929). Deze doeken dateren uit de tijd dat het kerkgebouw eigendom was van Rederij Katwijk aan Zee. Kennelijk gaven kunstenaars er vooral de voorkeur aan om in Katwijk buiten (”en plein air”) te werken.
Dat werd nog versterkt doordat in 1995 het Katwijks Museum samen met het Amsterdams Instituut voor de Schilderkunst het eerste ”Katwijk Zomer Schilderfestival” organiseerde. Sindsdien komen jaarlijks vele schilders weer naar Katwijk om, net als hun collega’s honderd jaar eerder, in de openlucht te schilderen.
Alleen een verregende zomer, zoals die van 2008, dwingt de kunstenaars hun ezels binnen neer te zetten en van de nood een deugd te maken. Dat levert schilderijen op als ”Interieur Oude Kerk” van Corinna Weiner, ”Kroonluchter Oude Kerk” van Justine Albronda. En warempel, ook binnen zijn de muren wit.
”De Oude Kerk geschilderd” is tot en met 26 september te zien in het Katwijks Museum.