De aanpak van het drama op Koninginnedag in Apeldoorn liet op verschillende onderdelen te wensen over. Meerdere malen ontstonden onduidelijkheden in taken en bevoegdheden van betrokken instanties.
Dat bleek vanmiddag in het stadhuis van Apeldoorn bij de presentatie van het onderzoek door de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid (IOOV). Het is niet de eerste keer dat verbindingen bij de afhandeling van een ramp een struikelblok blijken. Ook na het neerstorten in februari van een vliegtuig van Turkish Airlines constateerde de inspectie deze problemen.
In Apeldoorn kampten politie, brandweer en ambulancediensten opnieuw met deze verbindingsproblemen. Zowel het communicatiesysteem C2000 als de mobiele telefonie leverde na de aanslag op de koninklijke familie in Apeldoorn moeilijkheden op. „C2000 toonde kort na het incident een opstopping in de spraakaanvragen. Niet alle hulpdiensten konden gebruikmaken van telefoons met de priority-status”, aldus het vanmiddag gepresenteerde rapport.
Bij de aanpak van de ramp hanteerden verschillende rampenbestrijdingsorganisaties langdurig verschillende procedures. Deze situatie heeft geleid tot „ruis”, constateert de inspectie. „Dit draagt niet bij een aan een efficiënt verloop van de hulpverlening.”
Grote problemen zouden zich hierdoor echter niet hebben voorgedaan.
Ook vooraf, in de voorbereiding van het evenement, hebben verschillende organisaties in hun draaiboeken verschillende scenario’s gehanteerd en op een verschillende manier uitgewerkt, constateert de IOOV. Dit kan leiden tot verwarring en afstemmingsproblemen. Op Koninginnedag heeft dit echter geen consequenties gehad.
Verder was niet bij alle betrokkenen bekend dat er bij de voorbereidingen van Koninginnedag was afgesproken om ter plaatse een commandopost achter de hand te houden voor het geval zich een incident zou voordoen. Daardoor werd na de aanslag een tweede commandopost in het leven geroepen, waarvan de functie niet duidelijk was. „Het onnodig bijeenkomen kostte mankracht”, constateert de inspectie. „Bovendien droeg deze verwarring niet bij aan een efficiënte hulpverlening.” Ook het samenstelling van slachtofferlijsten bleek, evenals bij de poldercrash, opnieuw problematisch.
Informeren familieleden slachtoffers
Ook het informeren van familieleden van slachtoffers van de aanslag op Koninginnedag schoot tekort, omdat de slachtofferlijsten moeizaam tot stand kwamen. De ambulances bleken niet te werken met de nationale gewondenkaart.
Dat is niet verplicht, maar geldt wel als landelijke norm bij geneeskundige hulp bij ongevallen en rampen. Ook wilden sommige ziekenhuizen geen gegevens van slachtoffers aan de autoriteiten geven vanwege het medisch geheim van artsen en de zorgplicht van ziekenhuizen.
Dat constateert de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid (IOOV), die op verzoek van de gemeente Apeldoorn een feitenonderzoek heeft gedaan naar de voorbereidingen van Koninginnedag, het verloop van de dag en de hulpverlening. Ziekenhuizen hadden ook veel tijd nodig om slachtoffers op een zorgvuldige manier te kunnen identificeren.
Ric de Rooij, hoofd van de inspectie, wees erop dat er vaker problemen zijn bij de registratie van slachtoffers na een incident. Ook na de crash van een vliegtuig van Turkish Airlines bij Schiphol op 25 februari waren daarmee problemen.
De gewondenkaart is een registratieformulier waarop ambulancemedewerkers de identiteit van het slachtoffer noteren en de plaats waar ze naartoe gaan. Een afschrift daarvan moet worden afgegeven aan autoriteiten op het rampterrein, zodat snel te achterhalen is waar iemand heen is gebracht. In Apeldoorn vertrokken ambulances „in de hectiek” en „zijn ze vergeten op adequate manier te communiceren waar ze heen gingen”, zei De Rooij in een toelichting op de bevindingen van de inspectie. Daardoor wisten enkele familieleden van slachtoffers of nabestaanden niet waar hun familielid was en hadden ze moeite dit te achterhalen.