In de jachthaven van Middelharnis deinen plezierboten zachtjes op en neer. De vissersvloot heeft zich allang teruggetrokken in andere dorpen. Het bronzen koffiekokertje wacht parmantig maar vergeefs op het gaffelschip waar hij als jongste bemanningslid kan aanmonsteren. Achter hem rijst de machtige toren van de hervormde kerk boven masten en rode daken uit. „Als een grijsaard vervreemd van het tegenwoordige geslacht.”
Het leven in ”Menheerse” -zoals Middelharnis in de volksmond heet- speelt zich af rond ”D’n Diek”. De langgerekte winkelstraat op de zeedijk strekt zich uit tot in het tweelingdorp Sommelsdijk dat met Middelharnis is vergroeid. In de nauwe, met bomen omzoomde passage verdringt het winkelend publiek zich, speurend naar koopjes. Er zijn al veel vakantiegasten, de jachthaven puilt uit. De woensdagmarkt in Sommelsdijk brengt extra mensen op de been. Op de terrassen benedendijks worden de laatste euro’s verteerd.
In het oude centrum van Middelharnis is de sfeer totaal anders. De toren van de hervormde kerk wijst onwrikbaar omhoog. Op eerbiedige afstand schurken pittoreske arbeidershuisjes zich slaperig tegen elkaar, een wijde kring vormend om het eeuwenoude bedehuis. De tijd heeft hier stilgestaan. Het zonovergoten dorp lijkt in diepe rust verzonken. Zelfs de brede Voorstraat is uitgestorven. Het zou zondag kunnen zijn, zoals in een gedicht van Teunie Knöps:
zondag
dan zieje ’k een kind op d’r zondags
in de kèrke zitte in de haoge banken
over de hôôjen schere urgelklanken
as zwaeluwen bezig an d’r nist
deur de dikke muren heen hôôr ’k
het plechtige ziengen van een gezang
elk woord een aedemtocht lang
de stemmen as schoven saeme geboende
in de straeten is het stille
allêên de wind tolt overal heen
de zunne schient of ze altôôs al scheen
over ’t land leit allen tied
Maar de tijd hééft niet stilgestaan. Rudolf van Reest -pseudoniem van Karel Cornelis van Spronsen- zag het al in de jaren twintig van de vorige eeuw gebeuren. In zijn roman ”De gebondenen” beschrijft hij met onverholen afschuw hoe de welvaart Middelharnis in zijn greep kreeg. „Het moderne leven heeft het dorp in zijn wezen aangetast en verkracht. De wansmaak der in den wereldoorlog rijk geworden boeren heeft het bedorven. Met heeft het dorp ”mooi” willen maken, zooals men de boerderijen mooi gemaakt heeft, door er erkers en serres aan te plakken. Het dorp woont niet meer om de kerk. In de kleine huisjes van den kerkkring wonen de misdeelden, maar het ”dorp” woont in de buitenwijken, want het heeft als ieder modern dorp zijn ”tuindorp” gekregen en daar woont het nu.”
Zo’n twintig jaar later maakte Van Reest zich juist vrolijk over de behoudzucht van de inwoners van Middelharnis. In ”De Samaritaan” (1952), dat zich net als ”Gebondenen” afspeelt in de jaren twintig, geeft hij onbarmhartig weer hoe halsstarrige boeren de komst van de waterleiding proberen tegen te houden. Als burgemeester De Berenbroek op raadslid Kastelein inpraat om de vooruitgang niet te blokkeren, zegt deze: „Ik heb een goeie welle en ik ken as ’t mot aere nog helpen. Wat mot ik met een waterleiding doeë? Noe moet joe zoa’n mooie welput zieje, burgemeester. Wat mot ik noe met een kraentje der neffen beginnen? ’t Is ommers te gek om los te lopen?” Dorpelingen wisten jaren later nog precies welke personen achter de namen in het boek schuilgingen; en dat werd de auteur niet in dank afgenomen.
Ook in geestelijk opzicht laakte Van Reest -zelf behoorde hij tot de Gereformeerde Kerken en later tot de vrijgemaakten- de behoudzucht van het dorp achter de dijk. In romans als ”Schapen zonder herder”, ”Gebondenen” en ”Die van verre staan” bekritiseerde hij fel „de mystieken”, zoals hij de bevindelijk gereformeerden op Flakkee typeerde. Tussen de prediking in de oude hervormde en in de nieuwe, afgescheiden kerk van Middelharnis kon hij geen verschillen ontdekken. Het dorp is aan „steenen” gewend geraakt, schreef hij onomwonden. „Het wil geen eens brood meer. Dood, eeuwigheid, verdoemenis, dát zijn de klanken die Zondag aan Zondag in de ”groote” kerk en in de ”kleine” en in alle andere samenkomsten, hooren wil. Het zijn vertrouwde klanken geworden en men is er bij ingedommeld, zooals een hond inslaapt onder de spattende vonken, die in de smidse rondom het aambeeld vliegen.” Ook dát werd Van Reest niet in dank afgenomen.
Verre reis
Toch heeft de christelijke boekhandel Van den Boom in Sommelsdijk verschillende uitgaven van de omstreden auteur op de planken staan. Boven, op de afdeling waar het antiquariaat is gevestigd: twee exemplaren van ”De Samaritaan”, een van ”Schapen zonder herder”, ”De andere wereld”, ”Die van verre staan”… In het laatste boek staat een opdracht: ”Aan Theunis van der Graaf, aangeboden door zijn broer S. v d Graaf bij het vertrek naar Ned. Indië. Om dienst te nemen in het Vrijwilligers Leger. Dedemsvaart 4/10-45.” Merkwaardig dat iemand uit Overijssel zo’n Flakkeese streekroman cadeau geeft. Of heeft de broer eenvoudig gedacht dat een boek met deze titel wel past bij een soldaat die op het punt staat naar de andere kant van de wereld te reizen?
Een behulpzame medewerker diept achter de toonbank nóg een roman over Flakkee op. Net binnengekomen. ”Gevecht op de ladder” van Jan Knape Mzn. Nooit van gehoord. De man blijkt gemeenteambtenaar te zijn geweest in Sommelsdijk. Het boek speelt zich af rond de Eerste Wereldoorlog in Veertiendorp, vermoedelijk een combinatie van Middelharnis en Sommelsdijk. Of is het een verwijzing naar álle veertien dorpen op het eiland? De beschrijving van het gemeentehuis aan de Voorstraat kan ongeveer van toepassing zijn op het fraaie raadhuis uit 1639 in Middelharnis, al veroorlooft de schrijver zich een grote mate van vrijheid als het gaat om de details.
Stoere stier
Met het -verzonnen- gemeentewapen karakteriseert de schrijver de bevolking: „Een zilveren stierenkop in een lazuren veld… Die stierenkop is het zinnebeeld van de stoere, landbouwende bevolking, hard en onverzettelijk in zijn welbewuste kracht, maar met dat al slechts de domme kracht van het logge dier…” Het zal je maar gezegd worden.
Hoofdpersoon Piet, een jongen van bijna veertien jaar, past evenwel niet in het plaatje en daar draait het in de roman om. Piet, oudste zoon van een eenvoudige landarbeider, is juist niet sterk en heeft wel degelijk een goed verstand. Toch is hij voorbestemd om na de lagere school op het land te gaan werken en voor de arbeiders koffie te koken. Zijn oude schoolmeester weet hem echter op de secretarie van de gemeente geplaatst te krijgen. En dan begint het gevecht op de maatschappelijke ladder. Het is een gevecht om een betere positie, maar vooral een gevecht van Piet met zichzelf. Meester Gaanderse waarschuwt hem ernstig om „de geheele wapenrusting Gods” aan te doen om staande te kunnen blijven.
Intussen woedt buiten de landsgrenzen een ander gevecht: Duitsers en Fransen zijn verwikkeld in een vernietigende loopgravenoorlog. De bovenmeester heeft op zijn studeerkamer een grote landkaart hangen waarop hij het front met vlaggetjes markeert. Hij is erg vóór de Duitsers. Aan Piet heeft hij al vaak uitgelegd waarom. „Eigenlijk is het niet zoozeer sympathie voor de tegen Parijs oprukkende legerscharen, dan wel een sterke antipathie, die hij koestert tegen alles wat Fransch is.” En dan vertelt hij over het Rampjaar 1672 en over „de overheersching van den Corsikaanschen geweldenaar.”
In de Franse tijd (1795-1895) waren er inderdaad veel Franse soldaten gelegerd op Goeree-Overflakkee. En ze hebben hun sporen nagelaten. Enkele torenspitsen werden verwijderd ten behoeve van het Franse seinstelsel. Ook de bolvormige top van de toren van Middelharnis ging eraan. Op het beroemde ”Laantje van Middelharnis” van Meindert Hobbema uit 1689 is nog te zien hoe de kerktoren er tot die tijd uitzag. De sloop zal de anti-Franse sentimenten van Gaanderse niet hebben verminderd.
Walvisrib
Het schilderij („de grootste schat die de gemeente ooit bezat”, aldus de gemeentelijke website) was in 1822 overigens al geruild tegen twee onbeduidende landschappen. Tegenwoordig hangt het ”Laantje” te pronken in de National Gallery in Londen.
Iets minder duidelijk is op het doek ook het torentje van het raadhuis te zien. Aan het begin van de gouden eeuw ging het kennelijk ook goed met Middelharnis. Het dorpsbestuur reserveerde niet minder dan 9000 gulden -een vermogen in die tijd- voor de bouw van het raadhuis. De windvaan in de vorm van een gaffelschip én de walvisrib aan de voorgevel herinneren aan het visserijverleden van het dorp. Boven op het gebouw staan drie vrouwenbeelden; ze symboliseren voorzichtigheid, liefde en gerechtigheid.
Maar het Raadhuis heeft zijn oorspronkelijke functie verloren - het gemeentebestuur zetelt tegenwoordig in een modern gebouw aan de Koningin Julianaweg. Een tijd lang, van 1992 tot 2006, was in het monumentale gebouw het Rien Poortvlietmuseum gevestigd. De schrijver-schilder had zijn roots op dit eiland. In ”Langs het tuinpad van mijn vaderen” bracht hij het verleden van zijn voorvaderen op zijn karakteristieke wijze tot leven.
De Poortvlieten woonden tussen 1714 en 1900 in het nabijgelegen Dirksland. Misschien is dát de reden waarom het Rien Poortvlietmuseum in Middelharnis maar niet wilde floreren.
Streekmuseum
Aan de Kerkstraat 4-12 in Sommelsdijk is het Streekmuseum gevestigd in een aantal met elkaar verbonden trapgevelhuisjes. Het museum bevat onder andere een oude dorpswinkel, een oude schoolklas en de woonkamer van een Flakkees gezin. Informatie: 0187-483778.
Via internet zijn de beschrijvingen van verschillende historische wandelingen door Middelharnis en Sommelsdijk te verkrijgen. De tocht door Sommelsdijk heeft betrekking op de adellijke familie Van Aerssen. Eeuwenlang waren de mannen van dit geslacht ’heren’ van deze plaats, waar ze af en toe ook verbleven. De voornaamste was Cornelis Aerssen (1637-1688). In 1683 kocht hij van de West-Indische Compagnie (WIC) een derde van de kolonie Suriname en werd hij tot gouverneur gekozen. Onder zijn bestuur werd de basis gelegd voor de latere bloei van de plantage-economie in Suriname. Door zijn tolerante beleid vestigden zich veel Joden en hugenoten in de kolonie. In 1688 werd hij door muitende soldaten vermoord. Over Cornelis van Aerssen schreef J. W. Ooms de roman ”Een man in de branding”.
Het webadres van de wandelingen: http://home.versatel.nl/koster219/mharnis/mhdorp.html en http://www.zuid-hollandse-eilanden.nl/aerssenswandeling.html .
Liefh bbe s van nieuwe en tweedehands boeken kunnen hun hart ophalen bij boekhandel Van der Boom, Voorstraat 41 in Sommelsdijk. Van der Boom beschikt onder meer over een ruime sortering theologische werken. Informatie: 0187-482614.
Onbegrepen en niet begrijpend
„De groote, massale kerk, als een reus hoog in de schouders oprijzend boven de nietige huisjes aan haar voet, staat in het hart van het dorp.
Zij staat daar heerschend en beschermend, een stuk gothiek, grijs van ouderdom. Haar verweerde muren omvangen een ruimte, zoo groot, dat alle huisjes daar beneden saam er in konden worden opgeborgen. Hoe hebben de voorgeslachten het geloof en den moed kunnen vinden zóó een kerk voor zóó’n klein dorp te bouwen?
En dan die toren.
Als een sterke, trouwe wachter staat hij daar. Hij ziet over den hoogen zeedijk heen naar wijde verten van vlakke polders en breede zeearmen.
Als een grijsaard vervreemd van het tegenwoordige geslacht, levend in het verleden, rijst hij op boven de roode daken der huizen, onbegrepen en niet begrijpend.
Eenmaal was er de saamhorigheid.
Als een kloekhen stond er de kerk in de beschermende bocht van den hoogen zeedijk en als kiekens onder de vleugels leunden de huisjes aan zijn voet.
Rondom de kerk was toen een gracht en een rustiek koepelbruggetje gaf toegang tot den hoofdingang van het kerkgebouw, waarover tweemaal per Zondag de schare toestroomde om het Woord Gods te hooren prediken.
En daar op dat eilandje, in de schaduw van de kerkmuren waren de graven van de dorpelingen, die eenmaal buiten de gracht in den ”Ring” rondom de kerk geleefd en gestreden hadden.”
Uit: ”Gebondenen”, van Rudolf van Reest.
Dit is het tweede deel in een serie over lezen en schrijven in de biblebelt. Volgende week: Vlaardingen.