Van homohaat bespeurt Plasterk niets
„Van de pers heb ik geen last.” Iedereen mag mijn discussie met reformatorische scholieren volgen, gebaart onderwijsminister Plasterk gedecideerd. Daarna probeert hij leerlingen met venijnige speldeprikjes te verleiden tot het standpunt dat christenen homofiele gevoelens heel goed kunnen praktiseren. „De minister is op bekeringspad.”
Dat hij leerlingen van het Wartburg College openlijk kan bevragen op hun opvattingen over homofilie, oké. Maar de spontane opmerking: „We hebben iemand in ons midden met deze gevoelens. Daar zit hij”, brengt onderwijsminister Plasterk wel even van zijn stuk.
Zichtbaar verrast draait hij zijn hoofd naar de aangewezen jongen. Die grijnst wat, steekt zijn hand op en zegt vriendelijk: „Hallo.” Plasterk herstelt zich snel met een vriendelijk knikje. Dan pakt hij de microfoon en reageert vrolijk: „Hallo.”
Het is maandagochtend 28 juni. Op de bestuurskamer van het Wartburgcollege presenteert de Stuurgroep homoseksualiteit van de Vereniging voor Gereformeerd Schoolonderwijs (VGS) in een besloten samenzijn met Plasterk haar visienota over homoseksualiteit. Zo’n twintig leerlingen wachten in een lokaal elders op een kringgesprek.
Wat de stuurgroep betreft, is een deel van het gesprek besloten. „Nog vijf minuten”, probeert een redacteur van RTL Nieuws. Hij krijgt steun van Plasterk, die aangeeft van de pers geen last te hebben. De stuurgroep zwicht.
Met orthodox-christelijke leerlingen discussiëren over homoseksualiteit in aanwezigheid van een handvol journalisten is voor Plasterk een buitenkansje waarvan hij zichtbaar geniet. „Televisiedominees zeggen altijd dat homo’s moeten bidden om genezing. Hoe zie jij dat?”, vraagt hij de homofiele leerling. „Dat heb ik ook lang gedaan, maar inmiddels ben ik agnost”, reageert de scholier gevat.
Plasterk wendt zich weer tot de rest van de groep. Welk advies zouden ze geven aan een vriend of vriendin die onverwacht uitkomt voor zijn of haar homofiele gerichtheid? „Onthouding”, zegt een van de leerlingen, „zoals priesters kunnen besluiten tot het celibaat.” „Priester worden is een eigen keus”, werpt Plasterk tegen. „Dat is toch wel een belangrijk verschil.”
„Je kunt het meenemen in het gebed”, probeert een tweede leerling. „Heel je leven ermee worstelen?”, reageert de bewindsman quasi-verbaasd. Een van zijn ambtenaren stoot een collega aan en fluistert: „Hij is op het bekeringspad.”
Ook een christen-homo mag leven in de hoop dat hij na dit leven tot zijn volle bestemming mag komen, is een derde optie die leerlingen aandragen. Plasterk, plagend: „Lang hoor als je daar tachtig jaar op moet wachten.” Een leerling, gevat: „De eeuwigheid duurt nog langer dan tachtig jaar.”
Plasterk rondt af. De inhoud van de nota omschrijft hij als liefdevol: „De meest onaardige passages uit het Oude Testament staan er niet in.” Hij complimenteert de auteurs die onderstrepen dat ze aan zelfacceptatie van leerlingen met homofiele gevoelens de voorrang geven boven pogingen van geaardheid te veranderen. Met scholen die zeggen dat de Bijbel een seksuele relatie tussen mensen van hetzelfde geslacht verbiedt, is niets mis, mits ze er bij vertellen dat er ook andere opvattingen zijn.
Over het gesprek met de leerlingen is hij ronduit positief. Van homohaat viel niets te bespeuren. „Daarin lopen jullie voor op sommige moslims.”
Prompt veert een van de aanwezige docenten op. „Wilt u dit in een debat met de Tweede Kamer openlijk herhalen? En daarbij aangeven dat er geen reden is om pressie uit te oefenen op onze kring?” Die toezegging doet de minister niet. Eerst wil hij met scholen van gedachten wisselen over de ontslagbescherming voor homofiele docenten die openlijk op school kenbaar maken een seksuele relatie aan te gaan met iemand van hetzelfde geslacht. Desgevraagd geeft hij terloops zijn mening over gewetensbezwaarde trouwambtenaren. „Die moeten gewoon niet aan zo’n baan beginnen. Doe je dat toch, dan pak je ook zo’n hele baan.” Ver na het tijdstip waarop hij in Den Haag wordt verwacht, verlaat de minister de school.
Journalisten van seculiere media borduren in hun ontmoeting met de stuurgroep geestdriftig op het thema ontslagbescherming voort. Eerst willen ze weten hoe het Wartburg College omging met de homofiele leerling. Rector Büdgen: „Zijn geaardheid was voor onze school geen reden hem te weigeren.” Nee, de vraag of hij een relatie heeft, is door de school niet gesteld. Was dat gebeurd en was het antwoord bevestigend, dan zou er zeker een flink gesprek zijn gevoerd. „Maar dat zouden we ook hebben gedaan met een heterostelletje dat voor het huwelijk leeft als man en vrouw.”
Dan de ontslagbescherming. Prachtig dat de stuurgroep zo’n „liefdevolle” nota heeft gemaakt, maar zijn de refoscholen tegenover homoseksuele docenten net zo tolerant als tegenover homofiele scholieren? Nog een keer halen de leden van de groep alles uit de kast. Nee, praktiserend homo zijn op een refoschool kan een reden zijn voor ontslag. De stuurgroep sluit niet uit dat het binnenkort zo ver komt. Büdgen: „Maar in geval van ontslag wordt iemand nooit alleen op zijn geaardheid afgerekend. Homoseksualiteit kan de katalysator zijn, maar als een docent openlijk kiest voor een seksuele relatie met iemand van hetzelfde geslacht is er sprake van een brede verschuiving van opvattingen. Uiteindelijk gaat het dan om heel zijn levensovertuiging die hem ongeloofwaardig maakt.”
Én, wie aangeeft voor een homoseksuele relatie te kiezen, belandt niet gelijk op straat, vult RMU-baas Schalk aan. „Scholen zullen de notie van goed werkgeverschap serieus nemen. Bij het zoeken naar een passende oplossing zullen ze zorgvuldig en respectvol handelen, met in achtneming van de wet.”
Tegen enen stroomt de school weer leeg. „RTL Nieuws komt om zes uur met een uitzending”, horen docenten op de derde etage in de loop van de middag. Eén van hen: „Wie regelt er dat het wordt opgenomen? Als dit op tv komt, wil ik het wel zien.”