Populair én puriteins
Het blijft een lastige kwestie, de discussie over hoge en lage cultuur, streekromans en literaire hoogstandjes, populaire en puriteinse muziek. Met de serie artikelen die deze krant de afgelopen weken bracht waarin tegenpolen in de muziekwereld met elkaar in gesprek gingen, is het dilemma dan ook niet opgelost. Wél zijn een paar dingen duidelijk geworden.
Allereerst dat het goed is als vertegenwoordigers van verschillende ’kampen’ niet alleen over elkaar lezen en naar elkaars opnamen luisteren, maar ook met elkaar aan tafel gaan en elkaar in de ogen kijken. Dat gebeurt te weinig.
Dat geldt overigens breder. Ook in kerkelijke kwesties blijkt vaak genoeg dat een (voor)oordeel over de ander in veel gevallen bijgesteld of zelfs weggenomen wordt op het moment dat er een ontmoeting plaatsvindt.
Niet dat daarmee de verschillen verdwijnen, integendeel. Maar de ander die een vijandelijk fenomeen was waartegen men vocht, wordt ineens een mens van vlees en bloed. Een mens die een eigen geschiedenis heeft, die vanwege allerlei gebeurtenissen in zijn of haar leven op een bepaalde plek is terechtgekomen. Het ontmoeten van die ander kan er op z’n minst voor zorgen dat er respect komt voor de keuzes die iemand maakt.
Wat ook duidelijk is geworden, is dat verschil in visie en smaak nog niets hoeft te zeggen over kwaliteit en ambachtelijkheid. Het blijkt mogelijk te zijn dat je als puritein je vragen hebt bij het genre muziek waarvoor een populaire musicus kiest, terwijl je wel erkent dat hij of zij in dat segment vakwerk levert. Het betekent winst als je dat in alle eerlijkheid durft te zeggen.
Dat is dan ook het punt waarop beide ’werelden’ elkaar kunnen aanspreken: kwaliteit, ambachtelijkheid, vakwerk. Voor welk publiek je ook werkt, met welke genres je je ook bezighoudt, welk vak je ook beoefent, je hebt als mens de (goddelijke) opdracht om je werk zo goed mogelijk te doen, om kwaliteit te leveren. Het kan niet zo zijn dat iemand alle regels aan zijn laars lapt omdat het toch wel leuk klinkt of lekker leest. Ook al zal een deel van het publiek dat misschien niet eens opmerken, de kunstenaar zelf is hier degene die verantwoordelijk is. Híj kan beter weten. En hij zal meer willen dan slechts inspelen op (in veel gevallen religieuze) emoties en gevoelens.
Valt er over smaak dan helemaal niet te twisten? Zeker wel. Het feit dat er mensen zijn die een smaakontwikkeling doormaken, zegt al genoeg. Door grondig kennis te nemen van een stijl die zich eerst buiten je blikveld bevond, kun je hem leren waarderen.
Opvallend is wel dat genoemde smaakontwikkeling vrijwel altijd van populair naar puriteins verloopt. Blijkbaar is puriteinse muziek minder toegankelijk voor het brede publiek, waardoor kennis en deskundigheid nodig zijn om deze muziek te leren waarderen. Zoals de gedichten van Vondel ook niet voor iedereen zijn weggelegd, terwijl een roman van Joke Verweerd wél een breed publiek aanspreekt. Ieder voor zich voldoen Vondel en Verweerd aan de eisen van hun genre, maar het is duidelijk dat Vondel van de lezer meer intellectuele en emotionele diepgang vraagt - dat moet gewoon gezegd kunnen worden.
Maar het gaat mis op het moment dat een puritein vanuit een ivoren toren arrogant neerkijkt op de massa die is blijven steken in zijn ontwikkeling. Arrogantie past niemand, en een christen al helemaal niet. Puriteins kan getuigen van meer ontwikkeling of van een hoger niveau, maar daarmee is nog niet gezegd dat het ook moreel beter is dan populair. Dat hoeft helemaal niet.
Er zijn liefhebbers van hoogliteraire boeken die op z’n tijd ook kunnen genieten van een roman van Francine Rivers. Misschien zijn zulke mensen lichtende voorbeelden voor de muziekwereld. Dus niet langer populair óf puriteins, maar populair én puriteins.