SGP kan samenleving dienst bewijzen
De SGP bestaat negentig jaar. In een serie opinieartikelen geven drie scribenten hun visie op de belangrijkste vraag waar de SGP de komende tien jaar voor staat. Vandaag deel 3 (slot), waarin dr. Hans-Martien ten Napel de partij voorstelt zich te bezinnen op de verhouding van Bijbelse politiek en de democratische rechtsstaat.
Tot zekere hoogte is de SGP vanaf haar oprichting omstreden geweest. Maar de laatste jaren is dat in toenemende mate het geval. Dit heeft niet in de laatste plaats te maken met de afnemende kennis van het christendom. Viel de partij in het verleden voor velen nog te plaatsen als een (uitgesproken) representant van het orthodoxe protestantisme, tegenwoordig associeert menigeen de theocratische idealen van de SGP met de politieke islam. De vraag rijst dan snel of, en zo ja in hoeverre deze idealen verenigbaar zijn met de democratische rechtsstaat.
Nu wordt de soep nooit zo heet gegeten als zij wordt opgediend. Zo wijst de SGP het gebruik van geweld als middel om politieke veranderingen te bewerkstelligen resoluut af. Dit is geen onbelangrijke constatering. Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) stelt het afwijzen van geweld en het gebruik van wettige en democratische middelen als randvoorwaarde waarbinnen politieke partijen voorstellen kunnen doen tot veranderingen in de wetgeving of de structuur van de staat.
Hiernaast stelt het (EHRM) dat voorgestelde veranderingen zelf verenigbaar dienen te zijn met fundamentele democratische principes. Het is in dit licht opnieuw niet zonder belang dat SGP-Tweede Kamerlid mr. C. G. van der Staaij zowel binnen als buiten de Kamer heeft aangegeven dat de SGP een eigentijdse invulling voorstaat van de term theocratisch. Binnen de Kamer deed hij dat tijdens het in februari 2005 gevoerde debat over de nota ”Grondrechten in een pluriforme samenleving”, erbuiten in de Bavincklezing over theocratie en democratie twee maanden later.
Theocratische politiek, zo maakte Van der Staaij duidelijk, betreft niet het nastreven van een verandering van regeringsvorm. De partij staat binnen het democratische stelsel een Bijbels genormeerd beleid voor. Aldus bezien is het, zoals hij zelf toegeeft, net zo goed of beter om te spreken over christelijke of Bijbels genormeerde politiek. Ook de rechtsstatelijke inkadering van de democratie wordt door de SGP aanvaard, met dien verstande dat de idee van de democratische rechtsstaat als zodanig te weinig inhoudelijke richting biedt.
Discussie
In de huidige democratische rechtsstaat ziet Van der Staaij „de verabsolutering van een tamelijk recente liberaal-seculiere invulling van een beperkt aantal waarden, zoals de scheiding van kerk en staat, de gelijkwaardigheid van man en vrouw, de gelijkwaardigheid van homoseksuelen en heteroseksuelen.”
Hij claimt voor de SGP de ruimte om dit karakter bij te buigen in de door haar voorgestane Bijbels genormeerde richting: „De precieze invulling van de constitutionele kaders kan en mag voorwerp van politieke discussie zijn.”
So far, so good. Maar het wordt ingewikkelder wanneer de vervolgens ingenomen standpunten op gespannen voet staan met de uitgangspunten van de democratische rechtsstaat zelf. Hierbij past overigens aanstonds een nuancering. Zo vallen in het verkiezingsprogramma nauwelijks tot geen in dit opzicht aanvechtbare punten aan te treffen. Dientengevolge was in de Kamer het opwerpen van de vraag naar de integratiecapaciteit van de Nederlandse samenleving recentelijk zo ongeveer het meest in het oog springende punt.
Resteert het Beginselprogramma, al is zelfs op dit niveau de afgelopen jaren de pijn reeds weggenomen ten aanzien van de vrijheid van onderwijs. Die wordt thans door de SGP erkend. Kort samengevat blijven evenwel vragen bestaan met betrekking tot precies die kwesties ter zake waarvan de SGP de huidige vormgeving van de democratische rechtsstaat bekritiseert. Dat is dan de omgang met de scheiding van kerk en staat, de gelijkwaardigheid van man en vrouw en de gelijkwaardigheid van homoseksuelen en heteroseksuelen.
Weerstand
Op zichzelf is het niet verwonderlijk dat Bijbels genormeerde politiek in deze tijd weerstand oproept. Toch kan de partij deze kwestie hiermee niet afdoen, wil haar voortbestaan althans niet slechts bij de gratie van de afwezigheid van een „voldoende reëel en dreigend gevaar” veiliggesteld blijven. Dit vormt een laatste criterium van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Een nadere doordenking van de verhouding tussen Bijbels genormeerd beleid en de democratische rechtsstaat beschouw ik dan ook als de grootste opgave waarvoor de SGP de komende tien jaar staat.
Mocht de partij erin slagen deze verheldering te bieden, dan bewijst zij niet alleen zichzelf, maar ook de bredere samenleving een dienst. Zorg over de richting waarin de democratische rechtsstaat zich ontwikkelt, en de komende tijd nog verder kan ontwikkelen, leeft immers bepaald niet uitsluitend in eigen kring.
voetnoot (u17(De auteur is universitair docent staats- en bestuursrecht aan de Universiteit Leiden.