Karl-Heinz Rosch, een 18-jarige militair in dienst van het Duitse leger, redde in oktober 1944 in Goirle twee kinderen van geallieerde beschietingen. De prijs die hij voor zijn actie betaalde was hoog: de soldaat werd dodelijk getroffen door een granaat. Verdient hij ruim zestig jaar na dato een standbeeld voor zijn doortastend optreden? De inwoners reageren verdeeld. „Zo veel eerbetoon roept bij mij weerstand op”, zegt de een. „Hij is een held zonder glorie”, vindt de ander.
Ze danken hun leven aan een snelle actie van een Duitse soldaat. Hij zag hen spelen op het boerenerf van hun ouders en griste hen precies op tijd weg voor een hevige granaatbeschieting van geallieerde troepen. De jeugdige Karl-Heinz Rosch moest zijn optreden zelf met de dood bekopen. „Hij gaf zijn leven voor ons. Om stil van te worden”, zeggen Jan Kilsdonk (67) en zijn zus Toos Hendriks-Kilsdonk (68).
De boerderij in Goirle staat er nog, maar Kilsdonk en zijn zus komen er zelden. Tot begin jaren vijftig hebben ze er gewoond, daarna besloten hun ouders zich elders in het Noord-Brabantse plaatsje te vestigen. De woning is in de loop der jaren meermalen van eigenaar verwisseld en ingrijpend verbouwd. Alleen de waterput, aan de zijkant van de woning, bleef intact.
Niet ver van de bron is de plek waar op vrijdag 6 oktober 1944 Karl-Heinz Rosch, soldaat in het leger van de nazi’s, zijn leven verloor in het spervuur van geallieerde troepen, kort nadat hij Jan Kilsdonk en zijn zus Toos in veiligheid had gebracht. „Had hij ons laten spelen, dan waren wij er niet meer geweest. Aangrijpende gedachte”, zegt Kilsdonk.
Ingekwartierd
Mevrouw Hendriks-Kilsdonk was 5, haar broer 4 jaar oud toen Rosch samen met vijf andere militairen uit Duitsland in de zomer van 1944 in het ouderlijke huis werd ingekwartierd. De oorlog was in volle gang, geallieerde troepen waren vanuit het zuiden opgerukt en probeerden met grote moeite het Duitse leger steeds terug te dringen. Het strijdverloop ging volledig aan de kinderen voorbij, van de Slag om Arnhem hadden ze geen idee. „We leefden in ons eigen wereldje. Honderd meter van onze boerderij hadden de zes Duitsers een kanon opgesteld. Dat zagen we wel, maar in het hoe en waarom hadden we geen interesse.”
De familie had zich zo goed mogelijk in het verblijf van de Duitse eenheid op hun boerenerf geschikt. „Vader vertelde ons later dat hij van de mannen weinig last had. Karl-Heinz hielp af en toe met wat klusjes om het huis. Mijn moeder had hem nog gefeliciteerd toen hij op 3 oktober 18 jaar was geworden. Als er hogere officieren op komst waren voor een bezoek aan de eenheid, liet Karl-Heinz dat altijd ruim van tevoren aan onze ouders weten. Dan konden ze op tijd de radio en hun fietsen in veiligheid brengen. De meeste Duitsers vorderden alles wat los- en vastzat.”
Dat de aanwezigheid van een Duitse stelling bij de boerderij grote risico’s met zich meebracht, bleek in de eerste week van oktober 1944. Toen de geallieerden de grens tussen België en Nederland naderden, kregen zij plaatsen als Tilburg en Eindhoven in het vizier. De opmars ging gepaard met hevige vuurgevechten; ook Goirle bleef niet buiten hun schootsveld.
Vrijdagmiddag 6 oktober 1944 richtte het geallieerde vuur zich op het kanon bij de boerderij van de familie Kilsdonk. „Wij speelden op het erf, in het zand bij de waterput”, vertelt Kilsdonk. „Opeens stapten de Duitsers de boerderij uit. Aan inslagen in de omgeving konden ze afleiden dat ze onder vuur kwamen te liggen. Op een draf gingen ze naar het kanon. Ze liepen ons allemaal voorbij. Behalve Karl-Heinz. Hij stopte, gooide zijn geweer neer, tilde ons op en bracht ons samen onder zijn armen naar de deuropening. Moeder ving ons op en bracht ons naar de schuilkelder.”
Zijn zus: „Alles speelde zich in enkele seconden af. Karl-Heinz keerde meteen terug naar zijn kameraden. Op het moment dat hij op de plaats was waar wij zaten te spelen en bukte om zijn geweer op te rapen, werd hij getroffen door een granaat. Er volgde een enorme explosie. Van Karl-Heinz was niets meer over. Hij werd in stukken gereten. Delen van zijn kleding hingen hoog in de takken van een boom.”
Ruchtbaarheid
Van de tragedie kunnen Kilsdonk en zijn zus zich zelf weinig herinneren. „Vader heeft het ons verteld toen we zo’n tien jaar oud waren. Volgens hem heeft Karl-Heinz Rosch nog diezelfde dag een graf gekregen in de buurt van de boerderij. Vier jaar lang heeft hij daar gelegen, samen met een kameraad die kort daarna om het leven kwam”, zegt Kilsdonk.
Zijn zus: „Wij moesten het huis uit. Dat weet ik nog wel. De gevel was helemaal ontzet. Bij de ouders van onze moeder vonden we onderdak.”
Na de oorlog bleef de reddingsactie van de Duitse soldaat jarenlang onopgemerkt. Kilsdonk noch zijn zus gaf er veel ruchtbaarheid aan, ook hun ouders spraken er nauwelijks met anderen over. Totdat het verhaal Goirlenaar Joop Schepens (73), als vrijwilliger werkzaam bij de Lokale Omroep Goirle, ruim drie jaar geleden ter ore kwam. Hij was diep onder de indruk van de gebeurtenis en besloot op nader onderzoek uit te gaan. Schepens haalde allerlei gegevens van Karl-Heinz Rosch boven water en verwerkte die in 2005 in een documentaire.
Kilsdonk en zijn zus ontkennen dat zij de actie van de Duitse soldaat hebben verzwegen uit gevoelens van schaamte. „Alsof wij er al die jaren niet voor uit hebben durven komen omdat Karl-Heinz een mof was. Zo is het niet. Er kwam gewoon niet van. Wij waren net als iedereen druk met ons gezin en ons werk. Nu we ouder worden, is er meer tijd om terug te blikken in de eigen levensgeschiedenis.”
Ruim zestig jaar na dato kunnen Kilsdonk en Hendriks-Kilsdonk zich nog altijd verwonderen over het optreden van de Duitse militair. „Telkens als ik erover nadenk, word ik er stil van. Dan dringt dieper dan anders tot me door dat het leven een gave is, een geschenk uit de hemel”, zegt Kilsdonk.
Zijn zus: „Toen mijn kleindochtertje het verhaal hoorde, zei ze: „Oma, als u toen was gedood, zou mama er niet zijn geweest en dan zou ik ook nooit zijn geboren.””
„Mijn halfbroer Karl-Heinz was een rustige jongen”
Diethelm Rosch (71) uit Duitsland heeft tot drie jaar geleden nooit geweten dat zijn halfbroer Karl-Heinz in de oorlog twee jonge kinderen het leven had gered. „Wij wisten niet beter dan dat hij in Goirle bij een vuurgevecht was gedood. Het is prachtig wat hij heeft gedaan.”
Rosch woont in Arloff, een klein plaatsje bij Münstereifel. Jaarlijks gaat hij met zijn vrouw twee tot drie keer naar het graf van zijn broer Karl-Heinz, die vier jaar na de oorlog werd herbegraven op een militaire begraafplaats bij Venray. Daar liggen, op Nederlands grondgebied, 32.000 Duitse soldaten die tijdens de Tweede Wereldoorlog zijn gesneuveld.
„Ik herinner me mijn halfbroer als een rustige, opgewekte jongen. We schelen tien jaar. Kort na zijn geboorte is mijn vader van zijn moeder gescheiden. Uit zijn tweede huwelijk ben ik geboren”, aldus Rosch. „Na de oorlog bereikte ons het bericht dat Karl-Heinz was omgekomen. Maar van de toedracht wisten we niets. Pas drie jaar geleden werden we erover geïnformeerd door Joop Schepens uit Goirle. Hij had alles uitgezocht.”
Zijn halfbroer moest zich op 17-jarige leeftijd na het behalen van zijn diploma melden bij het leger. Hij werd ingedeeld bij een regiment dat in Noord-Brabant was gelegerd. Na een militaire opleiding van nauwelijks drie weken vertrok hij in de zomer van 1944 vanuit zijn geboorteplaats Nerchau in Saksen naar het frontgebied in Nederland. „Mijn halfbroer wilde graag een opleiding tot boswachter volgen. Maar die wens ging niet in vervulling. Hij kon onmogelijk aan zijn dienstplicht ontsnappen.”
Vorige week was Rosch op uitnodiging van de plaatselijke omroep in Goirle, waar hij een ontmoeting had met Jan Kilsdonk, een van de twee kinderen die op 6 oktober 1944 door zijn halfbroer zijn gered. Hij kreeg er de helm van zijn halfbroer aangeboden. Die was al die jaren bewaard door een boerenfamilie. Destijds hadden Duitse soldaten de helm op het graf geplaatst dat in allerijl voor de neergeschoten Karl-Heinz Rosch was gedolven.
Rosch werd in Goirle op de hoogte gesteld van het plan om een standbeeld voor zijn halfbroer op te richten. Hij heeft grote waardering voor het initiatief. „Het is zonder meer mooi om te horen”, zegt hij. Toch wil hij voorzichtig een kanttekening plaatsen. „Er zijn meer mensen die hun leven voor anderen hebben gegeven. Zou het niet beter zijn om voor hen allemaal een klein monument neer te zetten?”
„Postuum eerbetoon past bij verbroedering met Duitsers”
Voor oud-raadslid Herman van Rouwendaal (75) en kunstenares Riet van de Louw (75) uit Goirle is Karl-Heinz Rosch een held zonder glorie. Hij verdient postuum een standbeeld in het Noord-Brabantse dorp, zeggen ze. Niet iedereen deelt die mening.
Van Rouwendaal nam deze maand het initiatief om geld in te zamelen voor een bronzen beeld van de Duitse militair. Nauwelijks had hij een artikel over zijn plan in de plaatselijke krant gepubliceerd, of er kwam een stroom van reacties uit het hele land op gang. „De meeste zijn positief. Er zijn ook mensen die het maar niks vinden. Een postume onderscheiding voor een mof, dat doe je toch niet?”
Voor zover bekend zou Karl-Heinz Rosch de eerste Duitse militair zijn die in Nederland een standbeeld krijgt. Zijn reddend optreden is lange tijd onopgemerkt gebleven. „Niemand sprak erover, want hij stond aan de verkeerde kant, de kant van de vijand. Hij was maar een mof. En dan telt een heldendaad niet. Maar inmiddels weten we beter. Alle reden dus om het verzuim goed te maken”, aldus Van Rouwendaal.
Kunstenares Riet van de Louw heeft inmiddels in klei een beeld ontworpen. Het is de bedoeling dat het in brons wordt afgegoten en vervolgens een plaatsje krijgt in Goirle. Van Rouwendaal heeft daarover contact gehad met het gemeentebestuur. Die reageert vooralsnog terughoudend. Burgemeester M. Rijsdorp wil tegenover de media niets zeggen. „Natuurlijk heeft zij weet van de gevoeligheid”, zegt haar woordvoerder. „Maar het standbeeld is een zaak van de commissie kunst en cultuur.”
Het initiatief van Van Rouwendaal heeft in de gemeente een stevige discussie op gang gebracht. Een inwoner omschrijft in de brievenrubriek van het Goirles Belang, een plaatselijke krant, Rosch’ optreden als een „daad van grote menselijkheid en moed, een daad die bewondering wekt. Maar een beeld van hem aan een straat of plein in Goirle? Wie hierover beslist, zou zich moeten afvragen of dat voldoende recht doet aan een evenwichtige weergave van de geschiedenis.”
Inwoner Joop Schepens, die het verhaal van de kinderen Kilsdonk boven water haalde en de twee halfbroers van Karl-Heinz Rosch wist op te sporen, is van mening dat het beeld er moet komen. „Ik ben een voorstander van verbroedering en Wiedergutmachung. Nederlanders kunnen Duitsers toch niet blijven haten? Wat mij opvalt aan alle reacties is dat de mensen die in de oorlog het meeste hebben meegemaakt de minste moeite hebben met het eerbetoon.”