Aanvallen op de vrijheid van onderwijs. Verzet tegen de SGP vanwege haar vrouwenstandpunt. Weinig begrip voor afwijzing van zaken als abortus en euthanasie. Christenen in Nederland worden steeds meer naar de rand van de samenleving geduwd. Hoe moeten zij daarop inspelen? Een vraag waar ds. J. M. J. Kieviet en RMU-directeur P. Schalk geen pasklaar antwoord op hebben. „We overleven in ieder geval niet door ondergronds te gaan.”
Deze krant publiceerde afgelopen week de serie ”Spreken of zwijgen”. Rijk van de Poll (Bond tegen het vloeken), drs. Annetje Takke (VBOK), drs. Andries Knevel (EO), drs. Bert Dorenbos (Schreeuw om Leven) en mr. dr. Matthijs de Blois (jurist) vertelden hoe zij persoonlijk en hoe hun organisaties de Bijbelse boodschap proberen over te brengen op niet-christenen. Behalve overeenkomsten, kwamen er verschillen naar voren. Bijvoorbeeld dat de een vooral zijn kracht zoekt in het persoonlijk gesprek, de ander in acties die uiting geven aan heilige verontwaardiging. Aan ds. Kieviet, christelijk gereformeerd predikant in Rotterdam, en Schalk de vraag hoe zij dit verschil beoordelen.
Schalk: „De VBOK heeft zich via het protest tegen de abortuswet ontwikkeld tot een organisatie die in gesprek gaat met andersdenkenden over de beschermwaardigheid van het ongeboren leven. De mensen van Schreeuw om Leven staan op de barricaden. Ik heb vanuit de RMU wel eens tegen Dorenbos gezegd: Jij staat op het Binnenhof te protesteren en ik loop de Tweede Kamer in om mensen aan te spreken, maar we hebben dezelfde boodschap. Protesteren en getuigen zijn voor mij een vloeiende lijn. Moeten we als christenen vaker een actie organiseren zoals in 2001, toen we 10.000 man op de been kregen voor een stil protest in Den Haag? Ik heb er van harte aan meegedaan, maar de kracht van dergelijke acties verdwijnt als je ze vaak herhaalt. Ze moeten bijzonder blijven.”
Ds. Kieviet: „Een protest moet gebóren worden. We moeten ons als christenen niet verlagen tot de straatprotesten van de vakbonden. De waardigheid van het christelijke standpunt moet vooropstaan. Ik herinner me nog de getuigenisdag midden jaren zeventig in Arnhem waarop dr. W. Aalders en prof. dr. W. H. Velema spraken. Daar klónk iets. Zo’n dag was een profetisch protest tegen verkeerde ontwikkelingen in de samenleving, op dat moment abortus.
Hoe wij voor Gods Woord moeten opkomen in deze tijd? Ik denk aan de Heere Jezus. Hij ging het land door en leed onder de zonde, het onrecht en de goddeloosheid. Toch lezen we maar één keer dat Hij het tempelplein betreedt, bevangen wordt door de heiligheid van Zijn Vader en de handelaars verdrijft. Wanneer wij menen dat voor ons dierbare zaken worden aangetast, moeten we díé ijver laten doorklinken. Maar zijn we als gereformeerde gezindte nog wel heilig verontwaardigd over wat er om ons heen gebeurt? Accepteren we niet te veel?”
Schalk: „Drie dingen zijn nodig. We moeten ons eerst bewust worden van wat er gebeurt, vervolgens moeten we ons innerlijk betrokken voelen, om dan vrijmoedig uit te dragen wat ons drijft. We moeten verlost worden van de kramp dat andersdenkenden ons vreemd vinden. Als we van binnenuit naar buiten toe gedreven worden, kunnen we de harten van anderen raken. Dan zijn we authentiek in ons getuigenis.”
Ds. Kieviet: „Dit veronderstelt wel dat er bekwame mensen zijn die anderen bewust kunnen maken van de bedreigingen. De praktijk laat helaas zien dat dit proces wordt gefrustreerd door de innerlijke verbrokkeling van de gereformeerde gezindte. Wie gevaren benoemt, wordt al snel weggezet als een onheilsprofeet of doemdenker.”
Mensen die in eigen achterban hun nek uitsteken worden door anderen direct gekapitteld?
Schalk: „Inderdaad. Toen ds. W. Visscher voor het eerst publiekelijk zijn bezorgdheid uitte over de aanvallen op de vrijheid van onderwijs was ik er al snel bij om te zeggen dat het allemaal wel mee zou vallen. Een paar dagen later heb ik hem mijn excuses aangeboden, omdat ik inzag dat hij wel degelijk gelijk had, en we zijn met elkaar aan de slag gegaan.”
Ds. Kieviet: „We moeten leren onbevangen naar elkaar te luisteren. De kerkelijke verdeeldheid en het verschil in visie op bepaalde zaken belemmert ons. Neem de vrouwenkwestie binnen de SGP. Op zichzelf geen bijzaak. De apostel Paulus snijdt bij alle grote vragen in zijn brieven onbeschroomd de plaats van de vrouw in de gemeente aan. Blijft staan dat de overaccentuering van deze kwestie en het interne gekissebis erover het getuigenis van de SGP naar buiten toe danig kunnen frustreren.
Wat mij betreft is er alle reden om de vinger bij een andere zere plek te leggen: de moderne media met al hun goorheid. De media houden ons een spiegel voor van hoe het met de samenleving is gesteld. Maar ze zijn tegelijk een accelerator die ons normbesef verlaagt en ons geweten uitschakelt. Helaas hebben de moderne media een grote invloed op onze kring. Ook christenen kijken naar een verderfelijk programma als Goede Tijden, Slechte Tijden. Waarom durven we niet meer tegen elkaar te zeggen: Houd de media buiten de deur? De televisie hoort niet in het gezin. Doe dat ding wég.”
Schalk: „Bewustmaking van de gevaren blijft steeds nodig. Maar zonder de vernieuwende kracht van de Heilige Geest raken de gevaren ons voor even, schrikken we er een poosje van, maar gaan we daarna weer over tot de orde van de dag.”
Ds. Kieviet: „We moeten binnen én buiten onze kring de Bijbelse boodschap uitdragen. Niet alleen de gereformeerde gezindte, óók de wereld moet het oordeel worden aangezegd. Niet alleen ik, ook mijn buurman heeft de kracht van de Heilige Geest nodig.”
Schalk: „Dat getuigen kan op allerlei manieren. Ik meen dat de uitspraak van Augustinus is: „Christenen moeten altijd getuigen, desnoods met woorden.” Veelzeggend, dat woordje desnoods.”
Is het diepste probleem dat we te weinig zijn geworteld in onze christelijke identiteit?
Ds. Kieviet: „Dat is te algemeen gesteld, maar het komt helaas voor.”
Schalk: „We plukken behalve de goede ook de wrange vruchten van onze reformatorische zuil. Ik ontmoet veel apathie en gearriveerdheid in eigen kring. Mensen zeggen dan: We hebben eigen scholen, eigen zorginstellingen. De zuil bevalt ons prima. We hebben het allemaal goed voor elkaar; waar zouden we ons druk over maken?”
Ds. Kieviet: „Het besef wat het betekent dat we een christelijke gemeente in de wereld zijn, kom ik te weinig tegen. Een christen staat als het goed is haaks op de wereld. Mag ik wijzen op Filippensen 2:15? Daar staat dat we onstraffelijk behoren te zijn in het midden van een krom en verdraaid geslacht, onder welke we moeten schijnen als lichten in de wereld. Deze boodschap uit de Bijbel is volkomen antithetisch. Maar stáán we ook in die heilige oorlog? Onderschatten we de macht van Diabolus niet?
Zie ook hoe Paulus in Handelingen 24 Felix aanpakt en niet schroomt hem het oordeel aan te zeggen. Dat is wat geweest voor Paulus, om zo te spreken tegen de man die in zekere zin over zijn leven beschikte. Net als Paulus moeten wij tegen mensen met on-Bijbelse opvattingen durven zeggen: Wat jullie voorstaan, is heilloos. Het gaat op het oordeel aan. Anderzijds zien we dat, als Paulus bij Festus en Agrippa op bezoek is, hij aansluiting zoekt bij hun joodse opvoeding. Hij raakt hen in hun zwakke plek. Waar aansluiting bij niet-christenen mogelijk is, mogen wij die benutten om de ander in ons denken mee te krijgen. Laten we die christelijke listen gebruiken.”
Ondanks het gevaar dat christenen dan worden vereenzelvigd met niet-christenen?
Schalk: „Toen wij in 1996 met D66 afspraken maakten over de Arbeidstijdenwet zeiden sommigen: Welke kant gaat de RMU nu op? Toch is er uiteindelijk een wet gekomen die de zondagsarbeid beteugelt en waar we als christenen best blij mee mogen zijn. Tegelijk zeg ik: We moeten afleren om alleen te protesteren als we resultaten kunnen boeken. We moeten doen wat onze hand vindt om te doen, ongeacht de uitkomst.
Daarbij geldt dat we als christenen wel op de juiste fronten moeten strijden. Ik rijd als RMU-vertegenwoordiger niet zes keer naar Den Haag om met minister De Geus van Sociale Zaken te praten over zijn visie op prestatiebeloning, die de mijne niet is. Maar als het moet, ga ik wel zes keer naar hem toe om te praten over de kwalijke gevolgen van de 24 uurseconomie of het de arbeidsmarkt opdrijven van moeders met kleine kinderen.”
Ds. Kieviet: „Behalve protesteren en getuigen is het belangrijk dat we de worsteling in het gebed kennen. Kijk naar Daniël, die drie keer per dag tot zijn God bad. Dáár zullen we het van moeten hebben. Dan zullen we tegelijk ook werken. Stond Daniël niet pal in het hof van de koning? Ik heb laatst nog ergens voorgelezen uit de brief aan Diognetus, 150 jaar na Christus. Daarin worden christenen met andere mensen vergeleken. Er staat: „Christenen zijn rare mensen: ze delen hun tafel, maar niet hun bed. Ze vertoeven op aarde, maar hun thuis is in de hemel. Wat de ziel is in het lichaam, is de christen in de wereld.” Als we zo in de wereld staan, zijn we het geweten van de samenleving. Dat geweten spreekt op zijn tijd en getuigt op zijn tijd. In eenzelfde decadente wereld als waar Diognetus in leefde.”
Is de reformatorische zuil een belemmering om midden in de wereld te getuigen?
Schalk: „Ik probeer midden in de zuil te staan, maar met mijn gezicht naar buiten en met mijn handen open. Vraag aan jongeren wat ze moeilijk vinden op de eerste dag van hun nieuwe baan. Steevast luidt hun antwoord: „Om te bidden voor mijn eten.” Er is veel schroom op dit gebied. We moeten echter de vrijmoedigheid leren vinden om uit te komen voor wat ons drijft. De Bijbel geeft ons daarvoor vier handvatten: wandel met wijsheid onder degenen die buiten zijn, koop de tijd uit, wees te allen tijde vriendelijk en laten uw woorden met zout besprengd zijn.”
Ds. Kieviet: „De reformatorische zuil is niet verkeerd, maar de manier waarop we erin staan, kan wel verkeerd zijn. We mogen de Bijbelse beginselen niet voor onszelf houden; ze zijn voor de hele samenleving heilzaam. Tegelijk moeten andere mensen niet op óns zien, want bij ons is veel mis. We moeten hen wijzen op de oorsprong van onze beginselen: Gods geboden. In het houden daarvan ligt grote loon. Het valt me de laatste tijd op dat ook buiten onze gezindte steeds meer het besef lijkt door te dringen dat het niet goed gaat in ons land. Daar kunnen we als christenen bij aansluiten.
Het is erg dat we intern zo verbrokkeld zijn. Dat werkt verlammend. Maar zondag 12 van de Heidelberger Catechismus vraagt heel persoonlijk: Waarom wordt gíj een christen genaamd? Een christen is gezalfd met de zalf van Gods Geest Die op Christus is, tot rechtvaardigmaking en heiligmaking. Dat gun je iedereen. Niet alleen je eigen gezin, maar de hele samenleving. Laatst zei een ouder iemand tegen mij: „In Rotterdam kon je vroeger in elke straat een godvrezende man of vrouw aanwijzen. Waar vind je hen nog?” Toen zei ik: „Onze jonge mensen moeten nu naar u en mij kunnen wijzen.” We kunnen wel klagen, maar merkt onze collega dat we christen zijn?
Ik raak er de laatste tijd steeds meer van overtuigd dat de heiligheid van God de spits van de prediking en van ons getuigenis behoort te zijn. „Wees heilig, want Ik, uw God, ben heilig.” Kerk en wereld staan haaks op elkaar; er loopt een scherpe scheiding tussen. Een christen behoort geheel anders te zijn. Dat is een dagelijkse worsteling, maar wat heeft Paulus niet afgeworsteld? Gelukkig staat boven alles de regenboog van Gods belofte. Eens zal deze wereld met al zijn vragen en zorgen er niet meer zijn. Dan heeft de zonde afgedaan en zal de heilige God het Voorwerp van eeuwige aanbidding zijn.”
Dit is het laatste deel in een serie over de vraag hoe christenen in Nederland moeten opkomen voor Bijbelse standpunten die kunnen indruisen tegen heersende opvattingen.