Artikel 36 bewaakt de fronten
De ontkerkelijkte maatschappij vraagt om een herbezinning op artikel 36 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis (NGB), zo klonk het recent. Artikel 36 is een geloofsartikel en dat vraagt om een voorzichtigheid, reageert prof. dr. W. Verboom
op verzoek van de redactie in het derde artikel in een korte serie.
We moeten beseffen dat artikel 36 is geschreven door een vluchteling, Guido de Bres, in zijn verborgen schuilplaats in Doornik in 1561. Voor hem was de overheid de keizer in Duitsland en de koning in Spanje. Wanneer hij belijdt dat de overheid geroepen is om afgoderij en valse godsdienst uit te roeien, moeten we dat zien als een laatste beroep op de overheid om de ene kerk, de Roomse Kerk, te zuiveren. Hiermee neemt hij impliciet afstand van de dopers, die zelf die reiniging ter hand namen.
Hier ligt een verschil met de bron van de NGB, namelijk de Franse geloofsbelijdenis van 1559. Daarin komt de taak van de overheid zoals in ”de 21 woorden” in de NGB omschreven, niet voor. Dat heeft ermee te maken, dat er in Frankrijk (tijdelijk) twee kerken naast elkaar werden erkend. Een novum in Europa.
Synodale vergaderingen in ons land hebben de NGB inclusief artikel 36 aangenomen. In de praktijk betekende dit, dat de overheid de Gereformeerde Kerk beschermde en uitoefening van andere vormen van godsdienst weerde. Wel gewetensvrijheid, geen uitoefening van openbare godsdienstoefening.
Toch moeten we zo nuchter zijn om te erkennen dat de overheid zich in heel veel gevallen van haar roeping heeft afgemaakt. Wanneer dan ook in 1795 kerk en staat scheiden, is dat geen echte breuk met de bestaande situatie, maar meer een -weliswaar ingrijpende- formalisering van een bestaand beleid van de overheid in ons land.
Het is dan ook niet verwonderlijk dat in 1848 andere kerken erkenning krijgen van overheidswege. We zien hier een ontwikkeling in die er van meet af aan geweest is. Deze ontwikkeling is in onze tijd zo ver doorgegaan dat we terechtgekomen zijn in een maatschappij waarin de pluraliteit de toon aangeeft. We lopen tegen de grenzen van deze ontwikkeling aan.
Niet neutraal
Wat moeten we in deze situatie aan met artikel 36 van de NGB? Allereerst is het van belang eraan vast te houden dat de overheid Gods dienares is (Romeinen 13). Dat is een geloofswerkelijk: „Wij gelóven dat…” Of de kerk die dit belijdt groot of klein is, maakt niet uit. Dit geloven christenen van hun overheid.
Wat betekent dat? Dat de overheid naar christelijke overtuiging niet neutraal kan zijn en mag zijn. Waarom niet? Omdat ons land en volk dan te gronde gaan. Een neutrale overheid levert zich uit aan duivelse machten die het huis van onze natie overvallen en aansluiten bij wat in ons aller hart leeft: racistische leuzen in voetbalstadions, brandstichtingen in moskeeën, kerken en scholen, terroristische aanslagen, antisemitische propaganda, uitbuiting van de zwakken, materiële verrijking ten koste van anderen enzovoort. Wie daar toch achter zit! De mens der zonde? Een neutrale overheid staat hier weerloos en schuldig tegenover. Er is een (grond)wet nodig, die een afspiegeling is van Gods Wet.
„Dat geloven wij.” Noem het theocratie. Ik hang niet zo aan die naam. Het gaat erom dat de overheid opkomt voor de geboden van God, die het fundament zijn van het welzijn van de onderdanen: de humaniteit. Nu we tegen de grenzen van de eeuwenlange ontwikkeling aanlopen, wordt duidelijk dat deze wet van God onmisbaar is, willen we niet in ons eigen liberale zwaard vallen.
Fronten
Moet artikel 36 letterlijk gehandhaafd worden? Dat is geen reële vraag. Niemand doet dat in een tijd waarin bijvoorbeeld de PKN door andere al als een on-kerk (valse godsdienst) wordt gezien. Het is ook een onjuiste vraag, omdat ”onverkort” en ”letterlijk” handhaven van artikel 36 niet samenvallen. Artikel 36 wil naar zijn diepste intentie beleden worden in de context van vandaag. Een context waarin democratische vrijheid en veiligheid een groot goed is.
Artikel 36 bewaakt de fronten, die vandaag niet primair liggen bij het verschil in godsdienst, maar bij de dodelijke intolerantie. Daar gaat alles aan kapot. En daar waar deze dodelijke intolerantie religieus geladen is, kan de overheid zomaar ineens geroepen zijn om die uitingen van afgoderij als valse godsdienst uit te roeien. Laat daarom artikel 36 staan en laten we geen kuyperiaanse vergissing maken.
Grens
Tolerantie is een groot goed voor ons land. Maar als het om de Naam des Heeren gaat, dan kan geen lastering getolereerd worden. Om die Naam gaat het in de eerste tafel van de wet. Kwetsing van gevoelens is erg, maar dat is nog tot daar aan toe. Maar de Naam des Heeren zal niet gelasterd worden. Dan is de overheid Gods dienares of ze is het niet. Dat is het geloof van de openingszin van artikel 36: „Wij geloven…”
En de kerk? De kerk wordt geroepen om profetisch te getuigen. Maar hoe moet dat vanwege de verregaande verdeeldheid tussen kerken en in kerken zelf? Misschien is dat nog wel het moeilijkste van artikel 36 vandaag. We mogen het wel een wonder noemen dat de NGB niet eindigt met artikel 36, maar met de (eschatologische) keerzijde ervan in artikel 37: het koninkrijk van God zal komen.
De auteur is hoogleraar geschiedenis van het gereformeerd protestantisme aan de Universiteit Leiden en schreef een boek over de theologie van de Nederlandse Geloofsbelijdenis.