Opinie

Artikel 36 is niet contextgebonden

Een commissie van wijze mannen moet zich buigen over hertaling van artikel 36 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis, zo klonk het recent. Nee, zegt drs. P. H. op ’t Hof, want de belijdenis moet niet steeds in de context van de tijd worden geplaatst, bovendien kan alleen de kerk de belijdenis aanpassen.

12 April 2005 08:43Gewijzigd op 14 November 2020 02:26
„Dr. A. Kuyper en de zijnen hebben gemeend artikel 36 wel te kunnen aanpassen. Waar het met het neocalvinisme geëindigd is, kan iedereen weten.” Foto RD, Anton Dommerholt
„Dr. A. Kuyper en de zijnen hebben gemeend artikel 36 wel te kunnen aanpassen. Waar het met het neocalvinisme geëindigd is, kan iedereen weten.” Foto RD, Anton Dommerholt

Uitgaande van de soevereiniteit Gods is het de Reformatie en vooral Calvijn geweest die op grond van Gods Woord gesteld heeft dat ieder mens naar zijn vermogen verplicht is de eer des Heeren te bevorderen op alle terreinen van het leven. Wat betreft de roeping van de overheid is dit beginsel van Gods soevereiniteit in artikel 36 vastgelegd, waarvan de bevordering van Gods eer door de handhaving en bevordering van de ware religie de veel bekritiseerde kern is. Artikel 36 is onder andere door de Synode van Dordrecht (16181619) in Nederland als geloofsbelijdenis bekrachtigd, zoals deze visie op de overheid in de meeste buitenlandse kerken van de Reformatie in de vorm van een geloofsbelijdenis is vastgelegd.

Wanneer er dan nu stemmen opgaan om tot een vertaling naar de actuele politieke situatie te komen, dient men zich er rekenschap van te geven dat het hier om een kerkelijke geloofsbelijdenis gaat.

Gezien de context waarin een en ander ter sprake kwam, is het onmiskenbaar dat het niet om een hertaling in wat vlotter taalgebruik gaat, maar om een herbezinning, waarbij meer ruimte moet komen voor een publieke overheidserkenning van onder andere moskeeën en mohammedaanse scholen. De gereformeerde gezindte zou het zich niet meer kunnen veroorloven aan het oude ’ideaal’ van artikel 36, om alleen de ware religie te bevorderen en alle valse godsdiensten uit het publieke leven te verwijderen, vast te houden, want men zaagt daarmee immers de tak door waarop men zelf zit. Enkele kanttekeningen.

Ideaal
Allereerst de voorstelling dat het bij artikel 36 om een ideaal zou gaan waarbij het ideaal ver achterblijft bij de werkelijkheid, zodat met allerlei omstandigheden rekening zou moeten worden gehouden vanwege de ”zwakheid der tijden”. Laat echter duidelijk zijn dat de Nederlandse Geloofsbelijdenis geen idealen beschrijft die buiten de levenspraktijk staan, maar dat hier naar Gods Woord beschreven wordt wat God als de Oppersoeverein van elke overheid eist. Zo de overheid hierin tekortschiet, staat zij schuldig voor Gods rechterstoel.

Wij mogen van die eis niets afdoen. De opsteller van onze geloofsbelijdenis heeft dat in de heetste vervolgingen tot aan het schavot toe ook niet gedaan. Wars van enige aanpassing heeft hij de overheid de eis van het beginsel voorgehouden en deze met zijn bloed bezegeld.

Natuurlijk, alles blijft hier in deze bedeling ten dele. In dat opzicht kan het spreken over een ideaal nog voor lief genomen worden, maar niet ter legitimatie van de ondermijning van de reikwijdte van de roeping van de overheid. Guido de Brès alsook onze oudvaders hebben bij het weren en uitroeien van valse godsdiensten niet aan inquisitiemethoden gedacht. Zij erkenden de gewetensvrijheid ten volle.

Daarbij moet wel onderscheiden worden tussen de vrijheid van geloofsovertuiging en de vrijheid van godsdienstoefening in het openbaar. Dit laatste verwierpen zij op grond van Gods Woord. Zelfs de zogenaamde schuilkerken. Men leze daartoe maar het recent heruitgegeven boekje van de voetiaan ds. S. Oomius ”TheologicaPolitica Dissertatio”, dat overigens in het Nederlands geschreven is.

Alleen wanneer ketters na herhaalde vermaning aanhielden God openlijk te lasteren of godslasterlijke ketterijen te verspreiden, achtten zij de doodsstraf in het uiterste geval gerechtvaardigd. Het gaat daarom niet aan om door overaccentuering van deze uiterste consequentie van de 21 woorden met dr. Kuyper van een schavotzinsnede” te spreken of ze in een Talibansfeer te trekken.

De vaderen verwierpen een revolutionair optreden tegen de overheid en hebben erkend dat het geweten het terrein van God Zelf is. Niemand kan en mag gedwongen worden dingen te geloven die tegen zijn geweten ingaan. Dat hebben zij onder gewetensvrijheid verstaan. Maar vrijheid van godsdienst om in het openbaar afgoden te dienen of vereren, hebben zij radicaal als strijdig met Gods Woord afgewezen. Hier geldt ook voor de overheid: Gij zult geen andere goden voor Mijn aangezicht hebben.”

Gravamen
Artikel 7 van de geloofsbelijdenis leert ons dat wij geen geschriften mogen gelijkstellen met de goddelijke geschriften. De Nederlandse Geloofsbelijdenis is geen goddelijk geschrift. Het is dus niet uit te sluiten dat onze geloofsbelijdenis in artikel 36 enigszins dwaalt, maar laat men dan met Gods Woord aantonen dat dit artikel op onderdelen daarmee strijdt.

Dr. Kuyper en de zijnen hebben gemeend dit te kunnen, maar ze hebben het bewijs nooit kunnen leveren. En waar het met het neocalvinisme geëindigd is, kan iedereen weten.

Laat men daarom ophouden om de gereformeerde belijdenis te relativeren door de religieuze en culturele context van het huidige tijdsgewricht in rekening te willen brengen, zoals Kuyper de belijdenis in rapport met zijn tijd wilde brengen.

Tegen de bestudering van de Nederlandse Geloofsbelijdenis en de bijbelse gegevens waaruit zij opkomt, heb ik niets. Integendeel, ik wil alleen maar daartoe oproepen. Maar als men vervolgens meent gegronde bijbelse bezwaren te hebben, dient men een gravamen in de kerkelijke weg in te dienen.

In de huidige discussie ben ik echter nog geen nieuwe doordachte bijbelse bezwaren tegen het onverkorte artikel 36 tegengekomen. En terecht wees daarom de SGPfractievoorzitter Van der Vlies op voorhand de gedachte om de 21 woorden te schrappen af.

Daarmee acht ik ook de oproep om een commissie van wijze mannen aan het werk te zetten om alleen op grond van de huidige religieuze en culturele context van deze tijd” tot een vertaling van artikel 36 naar deze tijd te komen, een bedenkelijke, ja verwerpelijke aangelegenheid. Bedenkelijk vanwege de drang naar een onbijbelse aanpassing in deze geestelijk donkere tijd en verwerpelijk daar hij tegen de gereformeerde traditie ingaat.

Deze oproep kan mijns inziens alleen maar beschouwd worden als een naar ik hoop onbewuste poging om de oude palen te verzetten (Deuteronomium 19:14).

Ten besluite
Niet de aanpassing aan de tijdsomstandigheden dient uitgangspunt van ons politiek handelen te zijn, maar alleen wat eis van bijbels beginsel is. Daarin zijn ons de SGPvoormannen voorgegaan zoals ook blijkt uit de volgende behartigenswaardige woorden van ds. P. Zandt, geciteerd uit zijn uiteenzetting van het SGPbeginselprogram (deel 2, p. 8 en 9): Met de naam Staatkundig Gereformeerd toch wordt beleden, dat een staatkundig gereformeerde zich onvoorwaardelijk aan de eenmaal uitgesproken belijdenis der Reformatie wenst te houden en deswege de soevereiniteit Gods op elk terrein des levens zonder enig beding of voorwaarde geëerbiedigd wil hebben. Daarbij valt niet te marchanderen, te knoeien en te konkelen, geen koehandel te drijven.”

De auteur is voorzitter van de Landelijke Stichting ter bevordering van de Staatkundig Gereformeerde beginselen.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer