Hoe kunnen we getuigen van de hoop die in ons is?
De meeste christenen ontmoeten dagelijks mensen die van het Evangelie niets weten of niets willen weten. Het doet pijn dat we hen zo moeilijk kunnen bereiken met een woord van hoop over de grenzen van dit tijdelijke leven heen. Hoe vinden we een weg om van hart tot hart met hen te spreken?

Regelmatig verschijnen er in de media overlijdensberichten van bekende Nederlanders, politici, sportmensen, kunstenaars en entertainers. Er wordt dan een terugblik gegeven op hun prestaties. Herinneringen worden opgehaald. Maar geen woord over wat er na de dood zou kunnen zijn. Over een mogelijk voortbestaan van de ziel, laat staan over een toekomstige opstanding van de doden wordt niet gerept. Het leven tussen wieg en graf (of oven) lijkt het een en al te zijn. Mensen zijn in veel gevallen niet bang voor wat er na de dood komt, maar eerder voor lijden en aftakeling die mogelijk aan het sterven voorafgaan. Vandaar ook de roep om euthanasie.
Het lijkt zo opdringerig om over het geloof te beginnen als de ander daar niet naar taalt
Als kerkgangers horen we elke zondag een heel andere boodschap. In de verkondiging wordt de dood niet doodgezwegen maar ontmaskerd. De prediking dringt erop aan de enige troost in leven en sterven te zoeken en te doorleven. Ons wordt met ernst op het hart gebonden dat we als reizigers naar de eeuwigheid dienen te weten waar onze uiteindelijke bestemming zal zijn.
Op maandag komen die twee werelden bij elkaar. Vroeger was het gemakkelijker om je op te sluiten in een christelijke bubbel. In onze tijd hebben we allemaal wel ongelovige of in elk geval onkerkelijke buren in de straat en dito collega’s op het werk. Vaak aardige mensen met wie je goed een praatje over de heg kunt maken of een kopje koffie in de kantine kunt drinken. Gaandeweg bouw je een band met hen op. Maar komt het weleens tot een diepgaand gesprek? Het lijkt zo opdringerig om over het geloof te beginnen wanneer de ander daar niet naar taalt. Toch heb je er geen vrede mee en hoop je dat zich een goede gelegenheid zal voordoen. Ineens hoor je dat die sympathieke collega op sterven ligt of dat de buurvrouw euthanasie heeft laten plegen. En je denkt aan die bekende dichtregel: „Mijn rechterbuurman is vannacht gestorven (...) en ik heb geen woord tot zijn behoud gezegd!”
In 1 Petrus 3:15 klinkt het appel om altijd bereid te zijn tot verantwoording aan ieder die ons rekenschap vraagt van de hoop die in ons is. Hoe kunnen we hier gevolg aan geven? Het begint er volgens Petrus mee dat de Heere in ons hart de plaats krijgt die Hem toekomt („maar heiligt God de Heere in uw harten”). Vervolgens gaat het om oprechte aandacht voor de ander, met hem of haar meeleven, beschikbaar zijn met een luisterend oor en een helpende hand. Verder is het onmisbaar om achter de schermen met de opdracht tot getuigen bezig te zijn. Bidden we om het geestelijk welzijn van onze buurman of collega? Vragen we om de leiding van de Heilige Geest, opdat die ons alert maakt om de gelegenheden tot getuigen tactvol te benutten? Laten we vrijmoediger vertellen hoe kostbaar voor ons de hoop op God is en dat we deze rijkdom ook onze gesprekspartner zo gunnen. Vroeg of laat maken we verrassingen mee. Onverwachts gaan er deuren open en komt het tot een waardevolle ontmoeting.
De auteur is emeritus hoogleraar gereformeerde spiritualiteit.
Wisselende scribenten over ontwikkelingen in kerk en maatschappij