Akkerbouwer Van der Sluijs: Biddag houden is voor iedereen belangrijk
Het voorjaar hangt op deze biddag voor gewas en arbeid in de lucht. Zon en droogte doen het hart van de boeren sneller kloppen. Nog even en het zaaien en poten barst in alle hevigheid los.

Na een zachte winter en een relatief droge februarimaand is het meeste bouwland op Goeree-Overflakkee in prima conditie. Akkerbouwers zijn volop aan de gang met de voorbereidingen voor het nieuwe seizoen. Er wordt gemest, geploegd en geëgd. Pootaardappelen staan te kiemen in de schuur, zaaizaad is besteld of ligt klaar.
Mardik van der Sluijs heeft nauwelijks tijd voor een gesprek met een journalist. Met een vaartje rijdt hij in zijn auto het erf op, na een ritje naar een perceel waar medewerkers tweedejaars plantuien aan het poten zijn. De kleine bolletjes zijn vorig jaar uit zaad gegroeid, de hele winter bewaard en mogen nu doorgroeien. Over een paar maanden liggen ze als eerste uien van de nieuwe oogst in de winkel. Hopelijk voor een mooie prijs.
Op het gecombineerde loonwerk- en akkerbouwbedrijf van de families Van der Sluijs en Van Zielst in Oude-Tonge is Mardik (53) verantwoordelijk voor de teelt. Pakweg 300 hectare heeft hij onder zijn hoede. Het land ligt verspreid over het eiland en in West-Brabant.
Weer
„We zijn gespecialiseerd in plantuien, maar nog meer in witlofpennen en pootaardappelen”, zegt hij. Het zijn gewassen die veel zorg nodig hebben. De groei en ontwikkeling is afhankelijk van het weer en het opspelen van ziekten en plagen, wat ook met het weer samenhangt – alle moderne hulpmiddelen ten spijt.
Van der Sluijs en zijn vrouw Petra (52) zijn lid van de hervormde gemeente van Oude-Tonge. Woensdagavond bidden ze in de kerk om de zegen van de Heere. „Biddag houden is voor iedereen belangrijk. In elk beroep zijn we afhankelijk van Hem”, vindt hij.
Dat neemt niet weg dat de aandacht op de biddag extra naar het gewas op het land uitgaat, zeker in een agrarisch gebied als het Zuid-Hollandse eiland.
Wat het groeiseizoen zal brengen, is niet te voorspellen, ook niet bij de gunstige uitgangssituatie van dit jaar. Van der Sluijs: „Als het na het zaaien droog blijft, kiemt het zaad niet. En als het later in het seizoen nat is, komen er schimmels in de gewassen.”

Soms mislukt de oogst. „In 2010 was het zo nat, dat we de witlofpennen niet van het land konden halen. Petra en ik zijn toen veel bezig geweest met het gebed van Habakuk”, herinnert hij zich. In Habakuk 3 staat: „Alhoewel (…) de velden geen spijze voortbrengen (…), zo zal ik nochtans in de HEERE van vreugde opspringen.” Van der Sluijs mocht er lering uit trekken. „Die extra laag is er, hoe het leven ook verloopt. Het was een goede tijd.”
Kiemen
In een van de schuren staan de kisten pootaardappelen hoog opgestapeld. De akkerbouwer laat een paar knollen zien. „Kijk, de kiemen komen goed los”, zegt hij, terwijl hij op de witte puntjes wijst die uit de schil prikken.
De poters hebben een behandeling met ethyleen ondergaan. Dat gas zorgt ervoor dat de knol niet alle energie in de zogeheten topspruit steekt, zodat er meer kiemen tot ontwikkeling komen. Daardoor vormt de plant straks in de grond meer stengels en dus meer nieuwe knollen.
Een extra uitdaging in 2025 is de bemesting van de gewassen. Een groot deel van Goeree-Overflakkee is aangewezen als ”met nutriënten verontreinigd gebied”. Daar mogen boeren dit jaar 20 procent minder stikstof aan hun gewas geven dan elders, terwijl die voedingsstof belangrijk is voor een goede groei van de gewassen.
„Het wordt heel krap”, zegt Van der Sluijs. „We proberen kleine hoeveelheden kunstmest te geven op momenten dat het gewas er behoefte aan heeft. Dat controleren we aan de hand van grond- en bladmonsters en met sensoren die de ontwikkeling van het bladgroen meten.”
Nadeel is volgens hem dat de teelt afhankelijker wordt van kunstmest. „Ik zou liever sturen met dierlijke mest, want dat stimuleert het bodemleven en daarmee de natuurlijke vruchtbaarheid van de grond.”
Op ongeveer een tiende van het areaal teelt Van der Sluijs sinds een aantal jaren biologisch. Die tak breidt gestaag uit. Hij leert veel van de biologische aanpak, vooral over het belang van het bodemleven. „Ik vind dat een lichtpuntje. Wij zijn medegebruikers van de schepping.”