Ex-visser Job Schot beleeft biddag op Tholen anders dan vroeger
Het Zeeuwse eiland Tholen heeft zijn eigen biddag, op de laatste woensdag van februari. Job Schot zit vandaag met gemengde gevoelens in de Rehobothkerk van de gereformeerde gemeente. De misschien wel bekendste visser van Nederland gaat niet meer naar zee.
Dat is voor het eerst in 42 jaar, vertelt de 60-jarige Schot vanuit zijn woonkamer met zicht op de Tholense korenmolen De Hoop. Vissen was zijn lust en zijn leven. „Ik moet mezelf opnieuw uitvinden. Het is een soort rouwproces. Maar ik blijf niet in mijn stoel zitten, dan zou ik gek worden.”
Het was een opmerkelijk bericht, vorig jaar augustus: Job Schot had zijn kotter verkocht aan de broers Fokke en Hessel Kramer uit Urk. Die waren op zoek naar een nieuw schip, nadat hun Z 525 in februari bij de zuidwestpunt van Engeland op een rots was gelopen en gezonken.
De kotter van Schot, de Z 201, is evenals het vorige schip van de familie Kramer geregistreerd in België. Vandaar de letter Z: die staat voor Zeebrugge. De Urker collega’s vissen er intussen vijf maanden mee, terwijl Schot sinds kort als zzp’er in opdracht van een fabrikant tandwielkasten op schepen installeert en in bedrijf stelt.
Bekend
Iedere Nederlandse en Belgische visser kent Job Schot. De vriendelijke Zeeuw, die zo gepassioneerd over zijn vak kan praten, is in een paar jaar tijd ook bij het grote publiek een bekende Nederlander geworden. Hij treedt veelvuldig op in de media, van lokale kranten tot landelijke en zelfs internationale tv-zenders. Ambtenaren van het ministerie van Landbouw en Wageningse onderzoekers waarderen hem om zijn kennis van de zee en de visserij, politici in Den Haag en Brussel respecteren hem.
Schot richtte in 2016 Eendracht Maakt Kracht (EMK) op. Deze actiegroep, waar de meeste Nederlandse vissers bij zijn aangesloten, veroverde in korte tijd een eigen plek naast de officiële belangenorganisaties Nederlandse Vissersbond en VisNed (zie kader „Eendracht Maakt Kracht”). Schot bleef tot 2021 voorzitter en is nog steeds voor EMK actief.
Gestopt
„Ik wil de wind door mijn haren voelen, de vis aan dek zien liggen. Visser is het mooiste beroep dat er is”, zei Job enkele jaren geleden in een interview met het Reformatorisch Dagblad. Dat vindt hij nog steeds, verzekert hij. En dan nu toch gestopt. Waarom?
„Toen Fokke Kramer mij vorig jaar belde of ik mijn kotter niet wilde verkopen, had ik daar totaal geen zin in. Maar de maanden daarna ging ik toch aan dat telefoontje terugdenken, om verschillende redenen”, zegt Schot.
Het vinden van bemanningsleden is in het zuidwesten een groot probleem, stelt hij. „Het lijkt wel alsof niemand meer vissen wil. Ik moet al jaren noodgedwongen op Belgen terugvallen.”
Een tweede overweging is het feit dat de overgangsregeling van vijfenhalf jaar die het Verenigd Koninkrijk en de Europese Unie na de brexit overeenkwamen volgend jaar afloopt. „Er is een gerede kans dat ze ons dan uit de Britse 12 mijlszone gooien, terwijl wij met ons schip 80 procent van de tijd onder de Engelse kust vissen. En ook daar worden steeds meer natuurgebieden aangewezen die voor ons gesloten zijn.”
Een derde punt is de inkrimping van het tongquotum, de vissoort waar Schot vooral zijn inkomen uit haalde. „De Belgische vloot had in het oostelijk deel van het Engels Kanaal vroeger een tongquotum van 1100 ton, daar is nu nog 390 ton van over. Zelf mocht ik vorig jaar nog 23 ton in de Noordzee vangen, dit jaar 5 ton. Daar kan ik mijn brood niet meer mee verdienen.”
Zoon
Het aanbod van de Urkers was verleidelijk. Sloop of verkoop aan Britse vissers zou veel minder opleveren. „Ik dacht: zo’n kans krijg ik nooit weer.” Schot sprak er met zijn zoon –ook een Job– over, die zeventien jaar bij hem aan boord was. „Hij zat ook met de vraag wat voor toekomst er in de visserij zit.” De boekhouder sloeg aan het rekenen en uiteindelijk hakte Schot de knoop door.
Gelden de problemen die Schot voorziet dan niet voor de Urkers? „Zij hebben een alternatief”, zegt de Thoolse oud-visser. „Ze vissen een groot deel van het jaar op Noorse kreeftjes, verder naar het noorden op de Noordzee. Voor ons is dat vanwege de afstand geen optie. Dan zouden we tot zaterdagmorgen moeten doorvissen om een rendabele week te maken en daar krijg ik hier helemaal geen bemanning voor.”
De beslissing was moeilijk. „Ik mis mijn schip dat mijn trots was.”
Daar kwam ook een stukje gezichtsverlies bij, geeft hij toe. „Ja, de oud-voorzitter van EMK die het bijltje erbij neergooit. En toen liep ik er ook nog eens tegenaan dat je als je 60 bent heel moeilijk ergens aan de bak komt. Ik dacht dat ik vrij gemakkelijk een maritieme functie zou kunnen krijgen, maar de ene na de andere sollicitatie liep op niets uit. Ik heb zelfs overwogen een paar maanden met Mercy Ships mee te varen, maar daarvoor moet je alle kosten zelf betalen. Nu ben ik zzp’er en Job junior werkt bij Rijkswaterstaat.”
Controleboot
Voorlopig hoopt Schot zich door hand- en spandiensten voor EMK in te blijven zetten voor de visserij. En de liefde voor het vak houdt hij vast. „Er is geen dynamischer beroep dan visserman zijn. Je voelt je vrij, zolang er tenminste geen controleboot in de buurt is, die sturen tegenwoordig zelfs drones op je af.”
In de kerk bidt hij vandaag mee, maar het doet hem pijn dat er nauwelijks nog aandacht is voor de sector die hij liefheeft. „In een gemeenschap als Urk, waar ze ook een eigen biddag hebben, is bidden voor een behouden vaart van de vissers nog heel gewoon. Maar Tholen is geen vissersstad meer.”
Met een citaat uit Ezechiël 47:8-10 verwijst Schot naar een ander soort visserij, een visserij die blijft en die de belofte heeft van een zeer grote vangst. „Maak ik daar straks deel van uit? Dat zal de grote vraag zijn.”