Natuur heeft vele weersvoorspellers
Met behulp van moderne technieken maken mensen al decennialang redelijk betrouwbare weersvoorspellingen. Dat ging niet altijd zo. Onze voorouders moesten het doen met hun kennis van de natuur. Voor het voorspellen van het weer bestudeerden ze onder andere het gedrag van dieren.

Tot halverwege de 19e eeuw moesten vissers, boeren en andere buitenlui voor de weersverwachting vertrouwen op allerhande voorspellingen uit almanakken. Daarnaast gebruikten ze hun kennis over wolken of het gedrag van dieren om in te schatten wat ze op korte termijn konden verwachten. Ze hadden bijvoorbeeld boomkikkers in glazen potten. Daarin waren een klein beetje water en een kleine ladder naar boven. Als de kikker naar boven klom, zou het zonniger worden. Daalde de kikker, dan kon men op regen rekenen.
Voortschrijdend meteorologisch inzicht maakte een redelijk betrouwbare voorspelling mogelijk. Het eerste officiële weerbericht verscheen op 1 augustus 1861 in de Britse krant The Times. Het werd echter nog niet voetstoots geloofd. Dat is nu anders. Weerberichten zijn er te kust en te keur en ze worden voor waar aangenomen. Maar als we door een stroomstoring of cyberaanval nog eens zonder weerberichten komen te zitten, kunnen we nog steeds terugvallen op signalen uit de natuur zelf.
Het bekendste daarvan is misschien wel het uitbundige gedrag van kinderen als er storm op komst is. Hoewel onderzoekers blijven beweren dat er geen verband tussen beide is aangetoond, zal de gemiddelde docent of ouder daar anders over denken.
Maar ook de dennenappel is redelijk bekend als voorspeller. Hij reageert namelijk heel duidelijk en snel op veranderende luchtvochtigheid. Bij een hoge luchtvochtigheid sluit de dennenappel zijn schubben. Zie je dat gebeuren, reken dan op een drukkende hitte, guur weer of waterkou. Bij weinig vocht in de lucht opent hij zich.
Madeliefjes doen iets soortgelijks: als de luchtdruk daalt –meestal een voorbode van onstuimig weer– lopen de buitenste bloemblaadjes vol vocht zodat de bloem zich sluit. Als het weer mooier wordt, zetten de binnenste bloemblaadjes uit en gaan de bloempjes weer open. Dat gebeurt vrij snel en ook al bij minimale luchtdrukverschillen. Dat maakt madeliefjes tot adequate weersvoorspellers.
Dit ‘voorspellend vermogen’ zie je bij veel planten terug. Guichelheil (Anagallis arvensis) heeft er zelfs zijn Engelse en Franse naam aan te danken. In Engeland wordt hij namelijk de ”Poor man’s Weatherglass” of ”shepherd’s clock” genoemd. In Frankrijk heet hij ”Baromètre des gueux”. De Nederlandse naam wijst meer op de mogelijk genezende kracht tegen zenuwziektes.
Behalve planten reageren ook veel dieren heel sterk op een naderende weersomslag. Maar alle onderzoeken en almanakwijsheden ten spijt, de reacties van koeien, vlinders, mieren en lieveheersbeestjes op naderende stormen, regenbuien en zelfs aardbevingen zullen we nooit goed doorgronden. Job zei het al: „Vraag toch de beesten, en elkeen van die zal het u leren; en het gevogelte des hemels, dat zal het u te kennen geven” (Job 12:7). Maar, wie van ons gaat het ze vragen?
Zacharias Klaasse is docent wiskunde. Behalve van cijfers houdt hij van de natuur. Daarom schrijft hij maandelijks over de schepping.