Wethouder Wijnne (Barneveld): Veehouderij in Gelderse Vallei is met stikstof al goed op weg
De Gelderse Vallei moet een proeftuin worden voor de oplossing van het stikstofprobleem. De gemeenten steken met dit voorstel hun nek uit, vindt wethouder Bennie Wijnne (SGP) van Barneveld. „De bal ligt nu bij Den Haag en de provincies.”

De woensdag aan premier Dick Schoof gepresenteerde notitie is de uitkomst van een ”oplosconferentie” die een kleine twee weken geleden plaatsvond op initiatief van Wijnnes collega in Ede, Jan Pieter van der Schans (CDA).
Ede en Barneveld staan op de plekken 2 en 3 in de top drie van gemeenten waar de meeste veehouders zich voor de landelijke beëindigingsregelingen Lbv en Lbv-plus hebben aangemeld. Maar dat is niet genoeg om stikstofgevoelige natuur te herstellen en de vastgelopen vergunningverlening vlot te trekken, die onder meer ook de woningbouwplannen in het gebied bedreigt.
De gemeenten vinden dat alle sectoren, zoals industrie en verkeer, vervoer en de agrarische sector, een „evenwichtige” bijdrage moeten leveren aan verdere verlaging van de stikstofuitstoot. Maar omdat de landbouw de grootste bron is, heeft die branche een sleutelrol.
De doelen voor stikstofemissie moeten worden vertaald naar gebiedsplannen en niet aan individuele boeren worden opgelegd, vinden de gemeenten in het samenwerkingsverband Foodvalley. Wel noemen ze in de notitie „indicatieve” percentages, waar boeren aan kunnen werken: 40 procent vermindering van de uitstoot voor de intensieve veehouderij (varkens, vleeskalveren, pluimvee) en 30 procent voor de melkveehouderij.
Wethouder Bennie Wijnne (SGP) is in Barneveld verantwoordelijk voor onder meer plattelandsontwikkeling. Volgens hem is de sector al goed op weg.

Kunt u een inschatting geven wat er in de regio bereikt is sinds 2018, het referentiejaar voor het stikstofbeleid?
„De WUR, Wageningen Universiteit & Research, heeft onderzocht wat de gebiedsaanpak GEUS oplevert (Garderen, Elspeet, Uddel, Speuld; dorpen in de gemeenten Barneveld, Nunspeet, Apeldoorn en Ermelo, TR). Daar zitten we al op 40 procent. Door de opkoopregelingen zullen de komende tijd nog tientallen veehouders stoppen met hun bedrijf. Het kan best zijn dat we in de hele Foodvalley al naar die 30 tot 40 procent reductie gaan.”
Wat verwacht u van veehouders?
„Het is duidelijk dat ook de uitstoot van de blijvers de komende jaren verder naar beneden moet. Ik weet zeker dat dit kan, als we boeren maar het vertrouwen geven. Zo heeft de veehouderij eerder met een eigen aanpak het gebruik van antibiotica sterk teruggebracht. Bij stikstof moeten we werken met doelsturing per gebied. Dus niet een individuele boer erop afrekenen als een maatregel waarin hij investeert, minder oplevert dan waarop was gerekend.”
In de notitie schrijft Foodvalley dat een ”kritische massa” veehouderijen behouden moet blijven. Over hoeveel bedrijven praat u dan?
„Dat is lastig aan te geven. Dat er voldoende bedrijven overblijven, is belangrijk voor onze economie. Hier in Barneveld hebben we een enorme bedrijvigheid die afhankelijk is van de pluimveehouderij. Ik denk ook aan een kenniscentrum als Wageningen University & Research. Als de primaire sector (boerenbedrijven, TR) kleiner wordt, is het steeds moeilijker om kennisinstituten en de aan de sector gerelateerde industrie te behouden. Wij willen zuinig zijn op onze boeren. In de beeldvorming worden ze als vervuilers gezien, maar het zijn allereerst onze voedselproducenten.”
U wilt de wettelijke regeldruk voor boeren verminderen. Tegelijk verwacht u van elke boer een jaarlijks verslag waarin staat wat hij doet om minder stikstof uit te stoten. Is dat via de achterdeur niet alsnog een verzwaring van de regeldruk?
„Dat denk ik niet. Boeren werken al met managementsystemen, waarin ze allerlei zaken bijhouden. Bijvoorbeeld de Kringloopwijzer voor melkveebedrijven. Het komt erop neer dat die systemen zo worden ingericht, dat ook inzichtelijk is wat de aanpak van de boer voor de stikstofuitstoot betekent. Je kunt het vergelijken met de mestboekhouding van vroeger.”
Regio Foodvalley zou experimenteergebied moeten worden. Hoe ziet u dat voor u?
„Als je een behoorlijke opgave hebt om je stikstofemissie te verminderen, moet je ook ruimte krijgen om dingen uit te proberen. Nu duurt het vaak lang voordat een nieuwe techniek via de WUR gecertificeerd wordt en vervolgens in een vergunningtraject erkend. Daar komt het risico bij dat de rechter de erkenning alsnog onderuit haalt. Boeren moeten innovaties kunnen toepassen en niet gestraft worden als die achteraf minder opleveren dan gedacht. Om iets te bereiken, moet je vaak meer richtingen inslaan om de beste te ontdekken.”
U geeft de landbouw indicatieve stikstofreducties mee. Waarom doet u dit niet voor bijvoorbeeld de uitstoot van stikstofoxiden door de industrie?
„Wij vinden dat iedere sector een bijdrage moet leveren, ook bijvoorbeeld de binnenvaart en andere vormen van mobiliteit. Daarom pleiten we voor een scheiding tussen ammoniak en stikstofoxiden. Maar in onze regio is de landbouw nu eenmaal de grootste uitstoter van stikstof. Wij hebben vrijwel geen zware industrie.”