Hoeveel doden zijn een volksfeest waard?
Twee doden, 1100 gewonden, 245 aanhoudingen, 344 hulpverleners die slachtoffer werden van geweld, 1744 branden/ontploffingen. Waag het niet om dit problematisch te noemen.
Nee, de jaarwisseling is een volksfeest. Kennelijk horen deze dramatische aantallen erbij.
Wie de politiecijfers van afgelopen jaarwisseling op zich laat inwerken, kan niet anders dan verbijsterd raken. Lichtpuntjes zijn er amper te zien. Een kleine daling van het aantal incidenten wordt gretig aangegrepen om te onderstrepen dat niet alles kommer en kwel was.
Maar dat was het wel. Alles was kommer en kwel. De afgelopen twintig jaarwisselingen kwamen in totaal 21 personen om als gevolg van vuurwerk. Dat er doden vallen tijdens een jaarwisseling kan toch niet normaal worden?
Martijntje Bakker, directeur van VeiligheidNL, vroeg zich op 6 januari hardop af: „Is dat het wel waard?” Ze verwees naar de gewonden en de gevallen van ernstig letsel, zoals heftige brandwonden, verlies van zicht en amputaties van vingers of handen. Nu, bijna twee weken later, is haar stem bijna verstomd. We gaan over tot de orde van de dag. Kennelijk hoort het erbij.
Korpschef Janny Knol reageerde bijna gelaten op de cijfers over geweld tegen politieagenten, ambulancepersoneel en brandweerlieden: „Elk jaar weer noemen we geweld tegen hulpverleners onacceptabel. Elk jaar worden verdachten aangehouden en vervolgd. Maar het geweld houdt niet op.” Kennelijk hoort het erbij.
Jaarlijks komt oogarts Tjeerd de Faber aan het woord rond oud en nieuw. In zijn oogziekenhuis in Rotterdam zijn rond afgelopen jaarwisseling 23 mensen met oogletsel binnengekomen. De helft van hen was minderjarig. „Het is weer dezelfde tragedie als vorig jaar”, verzuchtte hij. Maar kennelijk hoort het erbij.
En de politiek? De meeste partijen kijken de andere kant op, want pleiten voor een algeheel vuurwerkverbod is electoraal niet zo handig. Wat het zwaarst is, moet het zwaarst wegen. En dat dat niet altijd de veiligheid van burgers is, hoort er kennelijk ook bij.
En dan hebben we het nog niet eens over de angst voor vuurwerkknallen bij getraumatiseerde kinderen en bij dieren. We hebben het nog niet over de 118 miljoen euro die wordt verbrast, terwijl dat geld aan zo veel zinvoller dingen besteed had kunnen worden. We hebben het niet eens over de afval op straat die nu –drie weken na dato– nog steeds niet overal is opgeruimd. We hebben het niet eens over de schade voor het milieu. We hebben het niet eens over – laat ik maar ophouden. Kennelijk hoort dit er ook allemaal bij.
En misschien denkt deze of gene: lekker makkelijk om in het Reformatorisch Dagblad dit punt te maken en te pleiten voor een vuurwerkverbod. Hij of zij heeft gelijk: waarschijnlijk horen de meeste RD-abonnees bij de –gelukkig groeiende– groep van 57 procent van de Nederlanders die voor een vuurwerkverbod is. Hoewel, ook in de biblebelt wordt er rond oud en nieuw heel wat rotzooi getrapt.
Toch moet het me van het hart. Want het kan ook anders. Afgelopen jaarwisseling verwisselden wij voor het tweede jaar het Nederlandse vuurwerkgeweld voor de rust van een Frans dorpje. Ik kan het iedereen aanraden. Ja, je loopt de oliebollen bij je schoonfamilie mis. En ja, het nieuwjaarwensen moet je een paar dagen uitstellen. Maar dat is het meer dan waard.
In Frankrijk is consumentenvuurwerk verboden. Hier en daar vinden geoganiseerde vuurwerkshows plaats, maar de jaarwisseling verloopt er rustig: geen geluidsoverlast, geen slachtoffers, geen oorlogstaferelen, geen afval op straat. Kennelijk kan het toch anders. Als we maar willen.
De auteur is adjunct-hoofdredacteur van het Reformatorisch Dagblad.